zaterdag 20 februari 2016

Hoor, iemand roept: Bereidt in de woestijn de weg des Heren


"Een stem van iemand die roept
in de woestijn:
Bereid de weg van de HEERE,
maak recht in de wildernis
een gebaande weg voor onze God." (Jes. 40:3)
In tegenstelling tot wat de betekenis van onze Nederlandse uitdrukking 'prediken in de woestijn' kan doen vermoeden, waren er veel oudtestamentische profeten die het woestijntijdperk van Israël idealiseerden. Zij keken er met weemoed naar terug, omdat het in de woestijn was dat de Heere Israël als natie had verwekt.
Ze zagen uit naar een tijd waarin de Heere zijn volk zou herstellen in de woestijn. Hij zou hen een nieuwe start schenken en hen redden zoals Hij hen eens had verlost uit Egypte (Jes. 40:3; Hos. 2:14-15).

In het licht van die profetische hoop is de bediening van Johannes de Doper in de woestijn (Mk. 1:4) bijzonder betekenisvol. Zijn woorden vormden het begin van het ware herstel van Israël. Dit was het nieuwe tijdperk van zegen waarnaar de profeten uitzagen.

Maar wat blijkt: het ware Israël wordt gevormd door berouwvolle zondaars die de Heer liefhebben met alles wat in hen is (Deut. 10:16; zie Rom. 2:28-29).
Onze Schepper redt mensen niet op basis van hun fysieke afkomst. Hij verlost degenen die zich bekeren en in Zijn beloften vertrouwen. In Johannes' dagen had het Joodse volk een nieuwe start nodig, een nieuw begin als berouwvol volk, omdat het koninkrijk van God op het punt stond aan te breken. Zij waren zondaars - net als de heidenen - die moesten terugkeren tot de Heer.

"Daarom, zie, Ikzelf ga haar lokken,
haar de woestijn in leiden,
en naar haar hart spreken.
Ik zal haar daarvandaan haar wijngaarden geven,
en het Dal van Achor tot een deur van hoop.
Daar zal zij zingen als in de dagen van haar jeugd,
als op de dag dat zij wegtrok uit het land Egypte.
Op die dag zal het gebeuren,
spreekt de HEERE,
dat u Mij zult noemen: mijn Man,
en Mij niet meer zult noemen: mijn Baäl!"
(Hos. 2:13-15)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten