zaterdag 30 mei 2015

Bekeert u tot Hem, van wie de kinderen Israëls diep zijn afgevallen (Jes. 31)

Deuteronomium 3; Psalm 85; Jesaja 31; Openbaring 1

Hoewel Jesaja 31 historisch begint, houdt de tekst zoals zo vaak in deze profetie ook een verder gelegen horizon en verstrekkender hoop in het vizier.

Aan de ene kant spreekt Jesaja nog altijd weeën van Godswege uit over hen ‘die naar Egypte trekken om hulp, die steunen op paarden en vertrouwen op wagens (…) maar de blik niet richten op de Heilige Israëls en naar de HERE niet vragen’ (31:1).

Jesaja neemt zijn toevlucht tot sarcasme: ook God ‘is wijs, Hij doet het kwaad komen’ (31:2). Hij maakt gebruik van een metafoor: God kan vergeleken worden met een leeuw die heel goed in staat is te vechten (31:4), of met vogels die perfect in staat zijn om hun nest te beschermen (31:5).

Dit brengt de lezer bij de verzen die een keerpunt vormen in dit hoofdstuk, de enige die in proza zijn geschreven: ‘Bekeert u tot Hem, van wie de kinderen Israëls diep zijn afgevallen. Want te dien dage zal ieder van u de zilveren en gouden afgoden versmaden, die uw handen hebben vervaardigd, u tot zonde’ (31:6-7).

Er is geen alternatief voor berouw, geen andere manier om de zegen van de Heer te ervaren. De aard van berouw in de Schrift sluit de onzin van gedeeltelijk berouw of voorwaardelijk berouw uit.

Oprecht berouw keert zich niet af van de ene zonde terwijl je andere zonden verbergt; gedeeltelijk berouw is al even incongruent als gedeeltelijke zwangerschap. Loyaliteit aan God op slechts een bepaald aantal terreinen is niet langer loyaliteit, maar bedrog.

Berouw tonen over ontrouw op sommige terreinen terwijl je wel ontrouw verkiest op andere vlakken, is helemaal geen berouw. God vraagt ons niet om deze of gene afgod op te geven terwijl Hij ons zou toestaan diverse andere afgoden te voeden. Eerder eist Hij dat we de afgoderij zelf verlaten en terugkeren tot de God van wie we zo ‘diep zijn afgevallen’.

Want God is maar al te goed in staat om zijn volk te beschermen tegen de macht van Assyrië, om met een zwaard te verslinden dat ‘niet van een mens’ komt (31:8, NBV). De letterlijke vervulling van deze belofte is 37:36 (zie de overdenking van 5 juni).

Maar de heenwijzingen naar een nog grotere verlossing in een verdere toekomst zijn niet moeilijk te vinden. Nog maar eens voorzegt Jesaja wat zal gebeuren ‘te dien dage’ (31:7), die veelzeggende uitdrukking die zo vaak profetische voorzegging aanduidt.

Hoewel het verlies van bijna tweehonderdduizend Assyrische soldaten, waarnaar wordt verwezen in 37:38, gebeurt in 701 v.C., zou de finale instorting van Assyrië en zijn hoofdstad Nineve, beschreven in de slotverzen van dit hoofdstuk, nog een eeuw op zich laten wachten (612).

Bovendien herinneren verwijzingen met betrekking tot het vuur van God in Sion (31:9) ons aan 4:2-6 en 29:5-8 – gezichten van de vernietiging van Sions vijanden en van de toekomstige regering van de Heer.


Eigen vertaling van de overdenking bij 30 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten