donderdag 9 april 2015

Oprecht gemeend zijn de wonden door een vriend geslagen (Spr. 27)


Leviticus 13; Psalmen 15-16; Spreuken 27; 2 Thessalonicenzen 1

Terwijl we nadenken over Spreuken 27 zal ik de aandacht vestigen op vijf losse spreuken:

(1) ‘Oprecht gemeend zijn de wonden door een vriend geslagen, maar overvloedig zijn de kussen van een vijand’ (27:6). Dit is maar een van een groot aantal spreuken die doorheen het boek verspreid staan, waarin vleierij wordt verworpen en waarin wordt beklemtoond dat wijze mensen vermaning niet alleen op een vriendelijke en bedachtzame manier overbrengen, maar ook bereid zijn ze te aanvaarden en er uit te leren.

Bijvoorbeeld: ‘Bestraf de spotter niet, opdat hij u niet hate, bestraf de wijze, dan zal hij u liefhebben, geef aan de wijze, en hij zal nog wijzer worden, onderwijs de rechtvaardige, en hij zal aan inzicht winnen’ (9:8-9). ‘Het oor, dat luistert naar de terechtwijzing die ten leven is, zal vertoeven te midden der wijzen’ (15:31). Dit is een heel andere wereld dan een cultuur waarin mensen alleen aangemoedigd worden om zichzelf te vinden of zichzelf te uiten.

(2) Een aantal spreuken, waarvan een in dit hoofdstuk, prijst loyaliteit: ‘Laat uw vriend en de vriend van uw vader niet in de steek’ (27:10). Dit soort lof is sociaal; ze overstijgt de ‘ik eerst’-mentaliteit van het op hol geslagen individualisme, en past dus goed bij de Nieuwtestamentische nadruk op de gezamenlijke heelheid van de kerk.

(3) ‘Zoals men ijzer met ijzer scherpt, zo scherpt de ene mens de ander’ (27:17) – wat ook weer onmogelijk is waar het losgeslagen individualisme regeert. Voorgangers en uitleggers weten dat hun denken scherper is wanneer ze tijd nemen voor eerlijke interactie met hun collega’s.

(4) ‘Dodenrijk en verderf zijn onverzadelijk; even onverzadelijk zijn de ogen des mensen’ (27:20). Weinig zinnen vatten zo beknopt en zo sprekend de ongebreidelde hebzucht samen van gevallen mensen, hun begeerte naar dingen en naar macht, de hang naar bezit, controle en nieuwigheden. Sta er een moment bij stil en dodenrijk en verderf worden niet alleen de standaard van wat het betekent nooit tevreden te zijn, maar ook wat ‘de ogen des mensen’ kenmerkt.

(5) ‘De smeltkroes is voor het zilver en de oven voor het goud, en de mens (wordt beoordeeld) naar zijn faam’ (27:21). Dit kan eenvoudig betekenen dat, nadat iemand door een smeltkroes van lijden ging, de mate van bijval bij wijze van spreken bepaald wordt door wat zijn of haar tijdgenoten aan de andere kant vinden.

Maar het is waarschijnlijker dat de faam zelf in bepaalde opzichten de ultieme test is voor je karakter. Je kunt al evenveel over mensen zeggen (en misschien wel meer) door hoe ze lof beantwoorden, als je over ze kunt zeggen door hoe ze omgaan met tegenslag. Vraag het maar aan voetbalvedetten, filmsterren, en mensen in de kerk die te snel zijn opgeklommen. Misschien is dit de uiteindelijke smeltkroes. Het maakt ons niet kapot; het brengt aan het licht wat er daar zit, en heel vaak is het niet veel.


Eigen vertaling van de overdenking bij 9 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten