maandag 20 april 2015

De dag waarop je sterft is beter dan de dag waarop je wordt geboren (Pred.7)

Leviticus 24; Psalm 31; Prediker 7; 2 Timoteüs 3

In Prediker 7 verandert de vorm van het boek en neemt die een meer typische structuur van de Wijsheidsliteratuur aan: een aaneenschakeling van spreuken.

Maar deze spreuken nemen globaal gezien niet het standpunt in van de persoon die ervan uitgaat dat de vreze des Heren het begin is van de wijsheid (vgl. Spr. 9:10). Qohelet zet veeleer zijn zoektocht voort, terwijl hij speurt naar de zin van de dingen wanneer je ze ‘van beneden’ onderzoekt. Die ‘gezond verstand’-spreuken hebben een cynisch randje dat brutaal eerlijk is maar niet doortrokken van goddelijk geloof.

De eerste zes spreuken zijn prikkelend somber. Niets in de eerste zin bereidt de lezer voor op de plotse klap van de tweede zin: bijvoorbeeld, ‘de dag des doods is beter dan de dag van iemands geboorte’ (7:1b). Dit is niet de uiting van geloof zoals in Filippenzen 1:21, 23.

Het meest positieve dat over deze spreuk kan gezegd worden is dat ze ronduit realistisch is, en we zouden er allemaal baat bij hebben te leven in het licht van het feit dat ook wij moeten sterven – zoals het tweede deel van vers 2 expliciet zegt: ‘dat is het einde van ieder mens en de levende neme het ter harte’ (vgl. Ps. 90:12).

De gedachtegang tot het einde van vers 6 is op een vergelijkbare manier donker, maar zijn brute openhartigheid heeft afschrikwekkende waarde.

De spreuken in 7:7-22 zijn moeilijker in te delen. Er is een soort praktische poging om zin te geven aan de wereld, maar het is de poging van de wereldlijke persoon. De verzen 8 en 9 zijn ongetwijfeld goede raad in het leven van de gelovige, maar in deze context hebben ze een louter pragmatische toon.

‘Zeg niet: Hoe komt het, dat de vroegere tijden beter waren dan deze? Want niet uit wijsheid zoudt gij aldus vragen’ (7:10). Dit legt zelfgenoegzame nostalgie het zwijgen op, want het is onwaarschijnlijk dat de Leraar onder de indruk raakt van de wazige gloed die rond het verleden hangt: hij heeft al kleur bekend op dit punt (zie 1:9).

Het is waar, Qohelet prijst wijsheid (7:11-12), maar met een koele bevestiging van zijn utilitaire waarde – het heeft zijn voordelen, net als geld. In die sfeer kan Qohelet slingeren tussen vrome berusting (7:12) en buitensporig cynisme (7:13-18) – F. Derek Kidner spreekt over ‘de verachtelijke en zelfingenomen zijde van het gezond verstand’. Zo is ook vers 18 morele lafheid verpakt in stoïcisme.

Het ultieme falen van dergelijke wijsheid, die niet begint met de vreze des Heren, wordt erkend in de slotverzen van het hoofdstuk (7:23-29). De Leraar is vastbesloten wijs te zijn, maar zijn variant van wijsheid ‘van beneden gezien’ laat hem zo achter dat hij niet in staat is een glimp op te vangen van de werkelijke zin van het leven; ware wijsheid is voor hem nog altijd onbereikbaar (7:23-25), en zijn eigen wijsheid is bekleed met een cynisme met betrekking tot menselijke relaties dat meer zegt over hem dan over de mensen die hij beschrijft (7:27-28).

Alleen wanneer hij terugkeert tot het patroon van de schepping en de zondeval (7:29) begint hij dichter bij een meer stabiel antwoord te komen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 20 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten