donderdag 12 december 2013

De tijd is nog niet gekomen, de tijd, dat des HEREN huis herbouwd worde (Hag. 1)

2 Kronieken 13; Openbaring 3; Haggai 1; Johannes 2
De profeet Haggai is een van de diverse ‘post-ballingschap profeten’, d.w.z. profeten die het verbondsvolk van God aanspraken dat terugkeerde naar het beloofde land na de ballingschap.

Haggai 1 kan worden gedateerd rond augustus 520 v.C., bijna twintig jaar nadat de eerste groepen Joden naar huis terugkeerden. Alhoewel initieel gericht tot Zerubbabel en Jozua (1:1), is het bijna onmiddellijk duidelijk dat de boodschap voor iedereen is bedoeld (1:3-4), voor ‘al het overblijfsel des volks’ (1:14).

Zerubbabel was een kleinzoon van koning Jojachin, die in ballingschap werd gevoerd in 597. Hij was dus blijkbaar de erfgenaam voor de troon van David. Zerubbabel was de zoon van Pedaja, Jojachins derde zoon (1 Kron. 3:19); blijkbaar was de eerste zoon, Sealtiël, kinderloos. Misschien adopteerde Sealtiël zijn oudste neef, die daarna zijn naam zou krijgen (zoals in 1:1).

In elk geval was Zerubbabel ‘landvoogd van Juda’ (of: gouverneur, NBV). Dit zou hem heel weinig vrijheid laten, aangezien de relatie van zijn gezag tegenover dat van de gouverneur van Samaria, het provinciale centrum, en de grenzen van hun respectievelijke territoria, slecht waren gedefinieerd.

Jozua was zoon van Josadak de priester, die werd gevangen genomen in 587 (1 Kron. 6:15). Hij was verantwoordelijk voor de religieuze zaken van de gemeenschap.
De last van dit eerste hoofdstuk, uiteengezet in de uitdaging van de boodschap van de profeet (1:1-11) en het antwoord van Zerubbabel en het volk (1:12-15), is dat ze veel te veel vertraging hebben in het bouwen van de nieuwe tempel. Ze hebben genoeg tijd en energie gehad om hun eigen weldoortimmerde huizen te bouwen (1:4), maar niet genoeg om verder te werken aan de tempel.

Dit is de reden, zegt God, waarom de voorgaande twintig jaren zo hard waren als nu het geval was. Hij weigert grote zegeningen op hen te laten neerdalen wanneer ze zo kortzichtig waren met betrekking tot hetgeen echt centraal had moeten staan in hun onderneming: de vreugdevolle en toegewijde aanbidding van de almachtige God.

‘Bedenkt wat u wedervaren is’, zo herhaalt de profeet (1:5,7), en ze zullen hun beoordeling van het recente verleden volkomen realistisch vinden. ‘Gij hebt op veel gerekend, maar zie, het liep op weinig uit, en toen gij het binnengehaald hadt, blies Ik erin. Waarom dat? (…) Om mijn huis, dat verwoest ligt, terwijl gij draaft, ieder voor zijn eigen huis’ (1:9).

De fundamentele kwestie is er geen van gebouwen, maar van prioriteiten. Onze generatie staat voor dezelfde uitdaging, net als elke andere generatie. Waarom zouden we moeite doen om God te vragen ons te zegenen, tenzij onze prioriteiten nauwgezet op één lijn werden gebracht met de zijne? Dit zal gevolgen hebben voor onze wandel en ons spreken, onze pocketboeken en onze verbeeldingen, onze roeping en ons pensioen (VUT), waar we leven en wat we doen en hoe.


Eigen vertaling van de overdenking bij 12 december uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten