zaterdag 22 juni 2013

'Een kort ogenblik heb Ik u verlaten, maar met groot erbarmen zal Ik u tot Mij nemen' (Jes. 54)


Deuteronomium 27:1-28:19; Psalm 119:1-24; Jesaja 54; Matteüs 2
Herhaaldelijk heeft Jesaja’s profetie vooruitgegrepen naar ‘vrede’, het totale welbevinden dat volgt uit een goede relatie met de levende soevereine Heer. Al vroeg vertelt hij ons dat de Messias een ‘vredevorst’ zal zijn (9:5). Uiteindelijk is het de Heer die vrede beschikt (26:12).

Maar terwijl dit goed nieuws is (52:7), is dergelijke vrede voorbehouden voor hen die op Hem vertrouwen (26:3). ‘De goddelozen (…) hebben geen vrede’ (48:22). Wie op God vertrouwen worden getuigen die volkomen en blij erkennen dat hun verzoening met God tot stand gebracht werd door de Knecht: ‘de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden’ (53:5).

Het resultaat, in Jesaja 54-55, is grote vrede voor Sions kinderen (54:13), een ‘vredesverbond’ dat nooit zal wankelen (54:10), een grote optocht van Gods volk dat ‘in vreugde … [zal] uittrekken en in vrede geleid worden’ (55:12).

In Jesaja 54 wordt dit heerlijke vooruitzicht aangekondigd als een ‘vredesverbond’ (54:10) dat op een aantal manieren drie andere grote verbonden vervult:

Ten eerste komt het verbond met Abraham in beeld (54:1-3). Verwijzingen naar de ‘onvruchtbare’, een ‘tent’ en een beloofd ‘nageslacht’ doen hieraan denken. God zal Sions uitzichtloze omstandigheden gedurende de ballingschap al even vlot overwinnen als hij Sara’s onvruchtbaarheid overwon.

Abrahams nageslacht verdreef uiteindelijk de volkeren in het land Kanaän; de terugkerende ballingen zullen hetzelfde doen – of is er een hint dat de kinderen van dit nieuw vredesverbond de volkeren uiteindelijk op een meer volkomen manier zullen overwinnen, terwijl ze ‘naar rechts en links (…) uitbreiden’ (54:3)?

Ten tweede komt het verbond van de Sinaï in beeld, met de herinneringen aan de schande van Israëls jeugd (de slavernij in Egypte, 54:4), van Israëls ‘Maker’ als haar ‘man’ (54:5), en van haar weduwschap in ballingschap (54:5-8).

Nu openbaart God zich wel nog altijd als hun Verlosser, echter nu in het licht van de grote verlossing die bewerkt wordt in 52:13-53:12: ‘met eeuwige goedertierenheid ontferm Ik Mij over u’ (54:8), verklaart Hij, terwijl Hij de richting uitzet van de voortzetting van het Sinaïverbond.

Ten derde wordt het verbond met Noach gepeild (54:9-17), tijdelijk uit beeld maar volkomen terecht, aangezien het een verbond was dat niet met Israël maar met het volledige mensdom opgericht was.

De ballingschap wordt vergeleken met de zondvloed en Sions kinderen met Noachs afstammelingen. Ze zullen niet uitgeroeid worden; de ‘knechten des HEREN’ (54:17) zullen zelfs het patroon van de Knecht van de Heer volgen in lijden en uiteindelijke rechtvaardiging.


Eigen vertaling van de overdenking bij 22 juni uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten