woensdag 6 juni 2012

Vrees God en heb Hem lief (Deut. 10)


Deuteronomium 10, Psalm 94, Jesaja 38, Openbaring 8

Uitbarstingen met vermaningen zijn vervlochten met de historische terugblik die overheerst in de vroegere hoofdstukken van Deuteronomium. Een van de meest treffende van die vermaningen wordt gevonden in Deuteronomium 10:12-22. Zijn schitterende thema’s omvatten:

(1) Een zuivere Godgerichtheid die zowel de vreze Gods als het liefhebben van God omvat (10:12-13). In onze verwarde en verblinde wereld zal het vrezen van God zonder Hem lief te hebben veranderen in angst, en vervolgens in taboes, tovenarij, bezweringen, riten.
God liefhebben zonder Hem te gehoorzamen vervaagt op zijn beurt tot sentimentalisme zonder sterke genegenheid, een schijn van godsvrucht zonder morele kracht, ongebreidelde begeerte naar macht zonder enig besef van onbetamelijkheid, nostalgisch smachten naar relaties zonder passie voor heiligheid. Geen van beide patronen strookt met wat de Bijbel zegt: ‘Nu dan, Israël, wat vraagt de HERE, uw God, van u dan de HERE, uw God, te vrezen door in al zijn wegen te wandelen; Hem lief te hebben … ?’ (10:12).

(2) Een zuivere Godgerichtheid die uitverkiezing schetst als een daad van genade. God is eigenaar van het hele veld – ‘de hemel, ja, de hemel der hemelen, de aarde en alles wat daarop is’ (10:14). Hij kan ermee doen wat Hij maar wenst. Wat Hij in feite gedaan heeft is ‘zich verbinden’ met de vaderen, hen liefhebben en telkens weer verkiezen van hun nakroost (10:15; vgl. 4:37).

(3) Een zuivere Godgerichtheid die nooit tevreden is met de loutere rites en het uiterlijk vertoon van religie: het hart moet erbij betrokken zijn (10:16). Dit is waarom fysieke besnijdenis nooit als een doel op zich kan gezien worden, zelfs niet in het Oude Testament. Het stond symbool voor iets diepers: besnijdenis van het hart. Wat God wil is niet louter een uiterlijk teken dat bepaalde mensen Hem toebehoren, maar een innerlijke staat van het hart en het verstand die ons voortdurend op God richten.

(4) Een zuivere Godgerichtheid die Gods onpartijdigheid en daarom zijn gerechtigheid erkent – en daar ook naar handelt (10:17-20). Hij is ‘de God der goden en de Here der heren, de grote, sterke en vreselijke God’ (10:17). Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat Hij geen geschenken aanneemt en geen partijdigheid kent. (Verwar uitverkiezing nooit met partijdigheid. Partijdigheid is favoritisme dat aangetast is door een bereidheid om gerechtigheid tekort te doen ten gunste van gepriviligeerde enkelingen; uitverkiezing kiest bepaalde mensen uit Gods vrije beslissing en niets anders, en zelfs dan wordt gerechtigheid niet met voeten getreden: vandaar het kruis.) En Hij verwacht van zijn volk dat ze zich er naar gedragen.

(5) Een zuivere Godgerichtheid die vertoond wordt in de lof van zijn volk (10:20-22). ‘Hij is uw lof en Hij is uw God’ (10:21). Zij die veel op God focussen hebben veel om Hem voor te loven. Zij van wie de blik vooral aards of zelfgericht is drogen vanbinnen op als verdord snoeisel. God is uw lof!


Eigen vertaling van de overdenking bij 6 juni uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org

Geen opmerkingen:

Een reactie posten