dinsdag 5 juni 2012

De HEER, uw God, verdrijft die volken voor u omdat ze zo slecht zijn (Deut. 9)


Deuteronomium 9, Psalmen 92-93, Jesaja 37, Openbaring 7

Als Deuteronomium 8 de Israëlieten eraan herinnert dat God degene is die hen al hun materiële zegeningen schonk, niet in het minst het vermogen om te werken en rijkdom te verwerven, dan benadrukt Deuteronomium 9 dat Hij ook degene is die hen in staat zal stellen om het Beloofde Land in te nemen en hun tegenstanders te overwinnen. Voor aanvang van de strijd vechten de Israëlieten nog steeds met hun angsten. Genadig stelt de Here hen gerust: ‘Weet dan heden, dat de HERE, uw God, zelf voor u uit gaat als een verterend vuur; Hij zal hen verdelgen en voor uw ogen onderwerpen’ (9:3).

Maar na de strijd zal de verleiding voor de Israëlieten helemaal anders zijn. Dan zullen ze verleid worden te denken dat, hoe groot hun vrees voorafgaand aan de gebeurtenissen ook was, het hun eigen intrinsieke superioriteit was die hen in staat stelde om de overwinning te behalen. Daarom waarschuwt Mozes hen: ‘Zeg niet bij uzelf, wanneer de HERE, uw God, hen voor u uit gejaagd heeft: wegens mijn gerechtigheid heeft de HERE mij dit land in bezit doen nemen’. ‘want wegens hun goddeloosheid drijft de HERE deze volken voor u weg. Niet wegens uw gerechtigheid noch wegens de oprechtheid van uw hart gaat gij hun land in bezit nemen, maar wegens hun goddeloosheid (…) om het woord gestand te doen, dat de HERE uw vaderen, Abraham, Isaak en Jakob, gezworen heeft. Weet dus dat de HERE, uw God, u dit goede land niet in bezit geeft wegens uw gerechtigheid; gij zijt immers een hardnekkig volk (9:4-6).

En het bewijs voor dit laatste punt? Mozes herinnert hen aan hun droevige opstanden gedurende de woestijnjaren, startend met het trieste incident met het gouden kalf (9:4-29).

Wat moeten we hieruit leren?

(1) Hoewel de vernietiging van de Kanaänieten ons met beschaamde afschuw vervult, is er toch een bepaalde manier waarop we (durf ik het zeggen?) er beter gewoon waren aan geworden. Het is in lijn met de zondvloed, met de vernietiging van diverse koninkrijken, met de hel zelf. Het gepaste antwoord is Lukas 13:1-5: ‘als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen’.

(2) Het kan dan juist zijn te zeggen dat de Israëlieten wonnen omdat de Kanaänieten zo zondig waren, maar daaruit volgt nog niet dat de Kanaänieten verloren omdat de Israëlieten zo goed waren. God werkte aan het verbeteren van de Israëlieten omwille van zijn eigen verbondstrouw. Maar zij waren buitengewoon dwaas als ze na deze gebeurtenis dachten dat ze hun triomf verdiend hadden.

(3) Onze verleidingen, zoals die van Israël, variëren met onze omstandigheden: ongelovige vrees in de ene omstandigheid, arrogante trots in de andere. Alleen de meest dichte wandel met God voorziet ons van voldoende zelfkritiek om van beide een afschuw te hebben.


Eigen vertaling van de overdenking bij 5 juni uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org

Geen opmerkingen:

Een reactie posten