donderdag 22 januari 2009

Het lijden en Gods voorzienigheid


Op de site van CV-Koers staat een voorpublicatie van het boek van Aad Kamsteeg 'De leeuw is gevaarlijk maar goed'. Enkele fragmenten.



"Het lijden en Gods voorzienigheid Is het zo dat in het leven van oprechte christenen alle dingen meewerken ten goede? Die uitspraak van Paulus zorgt meestal voor opgetrokken wenkbrauwen. De apostel is aan de ene kant realist. Hij ziet zoveel lijden en gebrokenheid om zich heen dat hij wel moet concluderen dat ‘de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt’. Wie ervaart die barre realiteit niet voortdurend? (...) De mensheid lijkt zich op een doodlopende weg te bevinden: vooruitgang in wetenschap en technologie blijken niet tot morele vooruitgang te hebben geleid.

Zoals iemand schreef: ‘Eerst vertrouwden we op onze politici. Toen kwam de Holocaust. Vervolgens vertrouwden we op onze militairen. Toen kwam Vietnam. We vertrouwden op onze wetenschappers. Toen kwam Tsjernobyl. Wie zullen we nu nog vertrouwen?’ Alle torens van Babel werden de mens uit handen geslagen. We halen wereldoorlogen over ons heen, religieus en etnisch geweld, internationaal terrorisme, met op de achtergrond kernwapens waarmee wij onszelf kunnen vernietigen."

(...)

Maar Paulus is niet alleen realist, hij is ook idealist. Want na zijn woorden over een zuchtende schepping volgt zijn maar moeilijk te accepteren uitspraak dat ‘wij weten dat voor wie God liefhebben, voor wie volgens zijn voornemen geroepen zijn, alles bijdraagt ten goede’ (Rom. 8:28). Beter vertaald lijkt overigens: ‘alle dingen doet samenwerken ten goede’, of zoals er in het Engels staat: ‘We know that in all things God works for the good.’
Paulus bedoelt niet dat alle afzonderlijke dingen uiteindelijk toch iets goeds opleveren. Zoals iemand opmerkte: ‘Niet iedereen die in het ziekenhuis komt met een gebroken been trouwt daar met een knappe arts of verpleegster.’ Paulus zegt evenmin dat als men alles maar in gelovig perspectief ziet, alle dingen uiteindelijk ‘goed’ zijn. Als een kind door een dronken chauffeur wordt doodgereden, is dat allesbehalve ‘goed’.
Paulus wil hier iets anders benadrukken. Hij zegt dat zelfs zoiets slechts als lijden en pijn door God kan worden gebruikt ten behoeve van het ‘goede’. De apostel wijst erop dat God in alle dingen bezig is zijn plan uit te voeren om zijn kinderen het evenbeeld van zijn Zoon te laten worden (vers 29) en te laten delen in zijn heerlijkheid (vers 30).


Geloof in plaats van fatalisme

Deze belijdenis heeft enorme consequenties, althans voor hen die Jezus willen volgen. Want nu weten we dat er in ons leven geen toeval bestaat. Het is zoals de Spreukendichter zegt: ‘Men werpt het lot in een mantel, de Heer bepaalt hoe het valt.’
Dit geloof staat haaks op een fatalistische houding in de zin van: ‘De dingen lopen nu eenmaal zoals ze lopen, zo zal het nu eenmaal moeten zijn.’ Want hoe onverklaarbaar sommige gebeurtenissen ook zijn, we geloven niet dat ze het resultaat zijn van toevallige omstandigheden. Ze passen in het bestuur van God over het universum.

Inmiddels geldt hier wel een uitspraak van de puriteinse schrijver John Flavel (1628-1691): ‘Bij de voorzienigheid van God is het net als bij als Hebreeuwse pagina’s – ze kunnen alleen maar van achteren naar voren gelezen worden.’ Pas achteraf is soms – inderdaad: maar heel soms – te zien wat Gods bedoeling was. Het leven van een Bijbelse figuur als Jozef vormt daarvan een treffende illustratie. Jozefs leven lijkt aanvankelijk van de ‘waaroms’ aan elkaar te hangen. Waarom houdt Jakob méér van Jozef dan van zijn andere kinderen? Waarom komt zijn oudste broer Ruben net te laat om te voorkomen dat hij aan Midjanitische kooplui wordt verkocht? Waarom belandt Jozef bij een vooraanstaand Egyptenaar? Waarom…? Pas veel later horen we het antwoord. Als Jozef in het verre Egypte zijn broers weer onder ogen krijgt, zegt hij: ‘God heeft mij voor jullie uitgestuurd om jullie leven (van een hongersnood) te redden’ (Gen. 45:5).


In het leven John Newton (1725-1807) stormt het. In zijn jonge jaren ligt de als Brits matroos begonnen Newton in de goot, moreel en spiritueel.
(...) Maar zoals water altijd naar het diepste punt omlaag stroomt, zo doet genade dat ook. Tijdens een zware storm en acute doodsbedreiging schreeuwt Newton het uit: ‘God heb medelijden met ons.’ Die kreet – Newton is dan overigens nog maar drieëntwintig jaar – vormt het begin van een proces dat hem binnen en buiten de Engelse staatskerk in de evangelische beweging tot een geestelijke reus maakt. Newton wordt een prediker die hoorders tot ver buiten zijn eigen regio aantrekt. Hij maakt naam als schrijver en dichter. Zijn invloed reikt tot in de politiek, vooral omdat hij het pastorale geweten wordt van parlementariër William Wilberforce, die een beslissende rol speelt bij de afschaffing van de slavernij. Newton weet waarover Paulus het heeft: ‘God werkt in alle dingen ten goede…’ Daaruit leidt hij af dat ‘alles wat God ons stuurt nodig is en dat niets dat hij ons onthoudt nodig is’.
En het mooiste over Newton komt nog. Want anderen constateren dat de man door alle stormen in zijn leven heen toegroeit naar het beeld van de Here Jezus. De bekendste biograaf van Newton, Jonathan
Aitken (John Newton – from disgrace to amazing grace), schrijft dat de vrucht van de Geest bij hem nog opvallender was dan de gaven van de Geest. Aitken schetst Newton als een man van geloof, nederigheid en dankbaarheid. Zijn aantrekkingskracht was dat hij vrede en zachtmoedigheid uitstraalde. En zoals Christus bewogen was met mensen die naar de rand van de samenleving waren geduwd, zo maakte Newton zijn woning tot een thuis voor verschopte medemensen.


Laten we nog even teruggaan naar St. James Church in Kenilworth bij Kaapstad (waar de gemeente op zomaar een zondagavond door terroristen werd overvallen: elf doden, vijftig gewonden). Als iemand die gemeente begin 1993 gevraagd had naar de beste methode om de Zuid-Afrikaanse natie met het evangelie te bereiken, zou zij misschien gevraagd hebben iemand als Billy Graham een tournee door het land te laten maken. Maar met de bloedige aanslag gebeurde er totaal iets anders.
Het verschrikkelijke nieuws beheerste dagenlang alle televisiezenders, net als de christelijke getuigenissen van gemeenteleden dat deden. Toenmalig president Nelson Mandela en Zoeloeleider Mangasuthu Buthelezi kwamen op bezoek. De paus en de aartsbisschop van Canterbury betuigden hun medeleven. Voormannen uit de joodse en islamitische wereld reisden naar de zwaar getroffen kerkgemeenschap.
Het gevolg? Meer dan 350 nieuwkomers bezochten de begrafenisdiensten. Bij dominee Frank Retief kwamen duizenden berichten binnen van christenen die vertelden dat zij vanwege het gebeuren in Kenilworth de kans hadden gekregen te getuigen van de hoop die in hen leeft . Zoekers klopten aan op kerkdeuren en bekeerden zich soms van hun materialistische bestaan. Daarmee waren alle tranen en waaroms niet als sneeuw voor de zon verdwenen. Maar er brak toch iets van een antwoord door: zelfs wat intens slecht is, kan door God voor iets goeds worden gebruikt.


Exegeten van Paulus’ brief aan de Romeinen zijn het erover eens dat onder ‘alle dingen’ die meewerken ten goede niet het zondigen valt. Maar toch. Zonde is door en door slecht. Maar Petrus krijgt wel een leidersrol toebedeeld vlak nadat Christus hem herinnerd heeft aan zijn gevloek en verloochening. Paulus wordt een onverschrokken apostel onder heidense volken, maar niet nadat hij eerst jonge gelovigen voor de leeuwen heeft gegooid.
Bestaat er een relatie tussen het een en het ander? Ik denk van wel. Want alleen mensen die ervan doordrongen zijn dat zij tegenover de heilige God geen been hebben om op te staan, veranderen van binnenuit door wat zij – als Newton – als amazing grace, verbazingwekkende genade, beschouwen."


(Fragmenten uit het dertiende hoofdstuk van ‘De Leeuw is gevaarlijk maar goed - Waarom pijn en lijden niet het laatste woord hebben’, door Aad Kamsteeg, Uitgeverij Van Wijnen 2008.)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten