Tijdens zijn lezing van vorige week vermeldde Geert Soete kort de intense betrokkenheid van de Here God bij alle details van ons leven. Geert had daarover een stuk gelezen dat het leven van Jozef gebruikte ter illustratie van deze bijbelse waarheid, op de website van Desiring God.
Ik heb dit artikel (van Jon Bloom) opgezocht en gedeeltelijk vertaald. Ik heb me beperkt tot de voorbeelden uit het leven van Jozef. Dit is het tweede en meteen ook laatste deel.
Lees ook deel 1.
• De Egyptische rechtsgang die de schenker vrijsprak en de bakker veroordeelde waren deel van Gods plan (Genesis 40:20–22).Vertaald van Jon Bloom op de website van Desiring God.
• Dat de schenker gedurende twee jaar niet meer aan Jozef dacht was deel van Gods plan (Genesis 41:23–42:1).
• De timing van Farao’s dromen was deel van Gods plan (Genesis 41:1–7).
• Het onvermogen van Farao’s raadslieden om zijn dromen uit te leggen was deel van Gods plan (Genesis 41:8).
• De schenker die terugdacht aan Jozef en de moed had om Farao te herinneren aan een potentieel verdachte gebeurtenis was deel van Gods plan (Genesis 41:9–13).
• Dat Farao wanhopig genoeg was om te luisteren naar een Hebreeuwse gevangene was deel van Gods plan (Genesis 41:14–15).
• Dat Jozef het inzicht had om Farao’s dromen uit te leggen was deel van Gods plan (Genesis 41:25–36).
• De wonderbaarlijke grootte van Farao’s onmiddellijke vertrouwen in Jozefs verklaring en raad was deel van Gods plan (Genesis 41:37–40).
• Dat Jozef Asnath (een Egyptische) als vrouw kreeg was deel van Gods plan (Genesis 41:45).
• De twee zonen van Jozef bij Asnath, Manasse en Efraïm, waren deel van Gods plan (Genesis 41:50–52, 48:5).
• De complexe samenloop van natuurlijke fenomenen die de buitengewoon vruchtbare jaren lieten volgen door buitengewoon armoedige jaren, met de daaropvolgende menselijke voorspoed en daarna het menselijke lijden, en de voortzetting van de Egyptische rijkdom en macht in Farao’s handen, waren deel van Gods plan (Genesis 41:53–57; 47:13–26).
• De dreiging van hongersnood die geweldige angst veroorzaakten en Jakob ertoe aanzetten om zijn zonen naar Egypte te sturen voor graan waren deel van Gods plan (Genesis 42:1–2).
• De veilige reis van de broers naar Egypte en het niet deelnemen van Benjamin waren deel van Gods plan (Genesis 42:3–4).
• De broers die buigen voor Jozef en daarmee onbewust de dromen vervullen die ze zo haatten was deel van Gods plan (Genesis 42:6).
• Jozefs hele plan om zijn broers te testen was deel van Gods plan (Genesis 42:9–44:34).
• Simeon die wordt gekozen om in Egypte achter te blijven was deel van Gods plan (Genesis 42:24). Jakobs weigering om Benjamin toe te staan om naar Egypte terug te keren en daarmee de broers hun terugreis vertraagt en Simeons verwarrende ervaring in gevangenschap was s deel van Gods plan (Genesis 42:38).
• De aanhoudende dreiging van de hongerdood die Juda ertoe aanzette om zich persoonlijk garant te stellen voor Benjamins veilige terugkeer en Jakob er uiteindelijk toe dwongen om Benjamin toe te staan naar Egypte te gaan, was deel van Gods plan (Genesis 43:8–14).
• Het succes waarmee Jozef in staat was om zijn identiteit te blijven verbergen voor zijn familie en de diefstal van Benjamin in scène te kunnen zetten en alle leed bij de broers dat daarop volgde, waren deel van Gods plan (Genesis 43:15–44:17).
• Juda’s bereidheid om zijn leven te geven voor dit van Benjamin uit liefde voor zijn vader, waarmee hij de aanzet gaf om zelf als slaaf verkocht te worden zoals hij dit deed bij zijn broer, was deel van Gods plan (Genesis 44:18–34).
• Jozefs timing in het zich bekendmaken bij zijn broers was deel van Gods plan (Genesis 45:1–14).
• Jakob die van zijn zoons te horen krijgt dat Jozef nog leeft en welke positie hij bekleedt in Egypte (en het aan licht komen van de meer dan 20 jaar van bedrog door zijn zoons met alle daarmee gepaard gaande pijn) was deel van Gods plan (Genesis 45:25–28).
• God die Jakob ertoe leidt om naar Egypte te verhuizen was (natuurlijk) deel van Gods plan (Genesis 46:2–4).
• De verhuis van de volledige familie van Israël naar Egypte, waar ze zich zouden vestigen en gedurende 430 jaar talrijker zouden worden en uiteindelijk in vreselijke slavernij zouden terechtkomen, waarmee ze Gods belofte vervulden aan Abraham uit Genesis 15:13–14, was deel van Gods plan (Genesis 46:5–47:12).