woensdag 31 december 2014

'Zie, Ik kom spoedig en mijn loon is bij Mij' (Opb. 22)


2 Kronieken 36; Openbaring 22; Maleachi 4; Johannes 21

De eerste twee van onze bovenvermelde lezingen [uit het Bijbelleesrooster van M’Cheyne, JL] voor deze laatste dag van het jaar brengen ons hoop.

De eerste, 2 Kronieken 36, schetst de uiteindelijke val van Jeruzalem. De Babyloniërs maken de stad met de grond gelijk en de leidinggevende burgers worden 1000 à 1300 kilometer van huis weggevoerd. Maar de slotverzen vergunnen een glimp van hoop. Babylon heeft niet het laatste woord.

Decennia later neemt het Perzische rijk over en wordt dit de supermacht in de regio, en koning Cyrus staat de terugkeer van de bannelingen naar Jeruzalem toe en de bouw van een nieuwe tempel.

Historisch gezien hanteerden de Perzen dit beleid natuurlijk voor alle volken die de Babyloniërs hadden weggevoerd: allemaal kregen ze toestemming naar huis terug te keren. Maar de kroniekschrijver ziet de toepassing van dit beleid voor Israël terecht als hoogste bewijs van de hand van God, en een nieuwe fase in de heilsgeschiedenis die de vervulling van al Gods beloften zou brengen.

De hoop die wordt geschetst in de tweede lezing, Openbaring 22, is van een hogere orde. De openingsverzen vervolledigen het gezicht van Openbaring 21. De zegen van de eindvervulling draait om zaken als deze: het water van het leven vloeit vrijelijk vanuit de troon van God en van het Lam; alle gevolgen van de vloek worden uitgewist; Gods volk zal voortdurend zijn aangezicht zien, dit betekent dat ze voor altijd in zijn tegenwoordigheid zullen zijn; er zijn geen cycli meer van nacht en dag – opnieuw is de les moreel, niet astronomisch, d.w.z.: er zullen geen cycli meer zijn van goed en kwaad, van licht en duisternis, want ieder zal leven in het licht van God.

Gezien de loutere goedheid en heerlijkheid van dit duurzame gezicht vol symboliek van de vervulling en de triomf van de verlossing, wordt de rest van het hoofdstuk grotendeels gebruikt om de lezer te verzekeren van de volkomen betrouwbaarheid van dit gezicht, en daarom van het absolute belang te horen bij hen ‘die hun gewaden wassen, opdat zij recht mogen hebben op het geboomte des levens en door de poorten ingaan in de stad’ (22:14).

Hierin ligt dus de ultieme hoop, in die zin dat als iemand zich ditmaal afkeert, er geen hoop meer is. Er is alleen een angstig uitzien naar de uiteindelijke toorn. We zijn nog niet zover, zegt de auteur, maar de climax is niet meer veraf, en wanneer die komt zal het te laat zijn.

De opgewekte en verheerlijkte Jezus, de wortel en het geslacht van David, de blinkende morgenster (22:16) verklaart plechtig: ‘Zie, Ik kom spoedig en mijn loon is bij Mij om een ieder te vergelden, naar dat zijn werk is. Ik ben de alfa en de omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde’ (22:12-13).


Eigen vertaling van de overdenking bij 31 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 30 december 2014

Voor altijd in de onafgebroken schittering van zijn tegenwoordigheid (Opb. 21)


2 Kronieken 35; Openbaring 21; Maleachi 3; Johannes 20

Eindelijk bereiken we de climax van de verlossing (Opb. 21). In zijn laatste visioen ziet Johannes ‘een nieuwe hemel en een nieuwe aarde’ (21:1). Enkele opmerkingen:

(1) De afwezigheid van een zee (21:1) is geen beschrijving van de hydrologische principes van de nieuwe hemel en nieuwe aarde. Zoals we al eerder opmerkten is de zee symbolisch voor chaos, de oude orde, dood. En zo is de zee verdwenen.

(2) Johannes ziet ook ‘de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God’ (21:2). We moeten dit nieuwe Jeruzalem niet lokaliseren binnen de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Ze zijn twee behoorlijk onderscheiden beelden van de finale realiteit, twee manieren om de ene waarheid af te beelden – een beetje zoals de Leeuw en het Lam in Openbaring 5, waar er wel twee dieren zijn, maar slechts één Jezus naar wie deze twee dieren verwijzen.

Eén manier om te denken over de finale heerlijkheid is om ze voor te stellen als een nieuw universum, een nieuwe hemel en aarde; een andere manier om ze te zien is als het Nieuwe Jeruzalem – met veel dat aan dit laatste beeld vasthangt.

(3) Maar nog een derde manier om de eindvervulling te zien is om te focussen op het bruiloftsmaal van het Lam (21:2, 9; vgl. 19:9)—en hier is de bruid het Nieuwe Jeruzalem. De metaforen zijn zeer mooi met elkaar gemixt. Maar iedereen begrijpt dat de vervulling volmaakte intimiteit zal met zich mee brengen tussen de Heer Jezus en het volk dat Hij heeft vrijgekocht.

(4) Ongetwijfeld liggen de volmaaktheden van het Nieuwe Jeruzalem zo ver buiten onze ervaring dat het moeilijk is om ze ons voor te stellen. Maar een manier om ze te vatten is door negatie: we moeten verstaan welke lelijke dingen verbonden met zonde en verderf er niet aanwezig zullen zijn: ‘de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan’ (21:4).

(5) De stad is op zichzelf een sociale realiteit. De vervulling is niet een plaats van geestelijkheid op je eentje. Evenmin zijn alle steden zo slecht als ‘Babylon’, de moeder van de hoeren (hoofdstuk 17, zie de overdenking van 26 december).

Deze stad, het Nieuwe Jeruzalem, wordt op veel symbolische manieren beschreven om haar mysterie en heerlijkheid voor te stellen – te veel om hier uiteen te zetten.

Maar merk op dat zij is opgebouwd als een perfecte kubus. Dit weerspiegelt al evenmin zijn architectuur, als de afwezigheid van een zee de ultieme hydrologische organisatie verraadt.

De kubus is symbolisch: er staat slechts één kubus in het Oude Testament, en dat is het Heilige der Heiligen van de tempel, waar alleen de priester één keer per jaar mocht binnengaan, terwijl hij bloed bracht voor zijn eigen zonden en voor de zonden van het volk.

Nu is de volledige stad het Heilige der Heiligen: in de eindvervulling bevindt iedereen van Gods volk zich te allen tijde in de onafgebroken schittering van zijn heerlijke tegenwoordigheid.


Eigen vertaling van de overdenking bij 30 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 29 december 2014

Ik heb het wetboek gevonden in het huis des HEREN (2 Kron. 34)

2 Kronieken 34; Openbaring 20; Maleachi 2; Johannes 19

In de overdenking voor 9 november stond ik kort stil bij de hervormingsijver van Josia, die de laatste poging leidde tot een grootschalige reformatie in Juda (2 Kon. 22). Ongeveer driekwart eeuw was voorbijgegaan sinds de dood van Hizkia, maar een groot deel van die periode lag onder Manassa, wiens regering van meer dan een halve eeuw bijna volledig gewijd was aan heidense zonde. Nu keren we terug naar dezelfde gebeurtenis, dit keer zoals opgeschreven in 2 Kronieken 34.

Hier kunnen we een aantal bijkomende en complementaire lessen oppikken.

(1) De herontdekking van het boek van de Wet (waarschijnlijk Deuteronomium) tussen de rommel van de tempel toont Josia hoe gevaarlijk Juda’s positie is: de toorn van God hangt haar boven het hoofd. Josia scheurt zijn klederen, bekeert zich en beveelt hervorming.

Bovendien draagt hij zijn bedienden op om de profetes Chulda te raadplegen (34:22) met de vraag hoe imminent deze gevaren zijn. Gods antwoord is dat rampspoed en oordeel over Jeruzalem nu onvermijdelijk zijn – ‘al de vervloekingen die geschreven staan in het boek dat men de koning van Juda heeft voorgelezen’ (34:24).

Het patroon van bewuste en herhaalde inbreuken tegen het verbond is dermate aanhoudend en vreselijk geworden dat er wel oordeel moét komen. De Heer voegt er echter aan toe: ‘omdat uw hart week geworden is en gij u verootmoedigd hebt voor het aangezicht van God, toen gij zijn woorden tegen deze plaats en haar inwoners hoordet, ja, u voor mijn aangezicht verootmoedigd hebt en uw klederen gescheurd hebt en voor mijn aangezicht geweend hebt, zo heb ook Ik gehoord, luidt het woord des HEREN’ (34:27) – en Josia krijgt de garantie dat het nakende onheil niet gedurende zijn leven zal plaatsvinden.

Hier liggen twee duidelijke lessen.

Ten eerste wordt ons een glimp geschonken van wat God van ons verwacht wanneer we leven in een tijd van dramatische neergang: niet filosoferen, maar deemoedig, duidelijk berouw, tranen en wroeging.

Ten tweede is God, zoals zo vaak in de Bijbel, zodanig traag tot toornen en zo geduldig, dat Hij sneller bereid is om het oordeel uit te stellen en te vertragen dat het noodzakelijke gevolg is van zijn heiligheid, dan wij dat zijn om hem om genade te smeken.

(2) Het portret van de koning zelf die de oudsten van Juda bijeenroept en hen ernstig uit de Schrift voorleest (34:29-31) is enorm aangrijpend. Er is niets dat onze generatie meer nodig heeft dan het horen van Gods woord – en dit in een tijd waarin de Bijbelse ongeletterdheid verbazingwekkend snel toeneemt.

Bovendien heeft onze generatie nood aan het horen van christelijke leiders die zich persoonlijk onderwerpen aan de Schrift, die persoonlijk de Schrift lezen en onderwijzen – niet op omfloerste manieren die nog nauwelijks een zekere erfenis van christelijk onderwijs laten veronderstellen, terwijl de werkelijke focus bijna altijd ligt op wat voor andere dingen ook - maar op manieren die godvruchtig, voorbeeldig, uitgebreid, indringend en blijvend zijn.

Niets, helemaal niets is nog urgenter.


Eigen vertaling van de overdenking bij 29 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 28 december 2014

'En een stem ging uit van de troon, zeggende: Looft onze God, al zijn knechten' (Opb. 19)


2 Kronieken 33; Openbaring 19; Maleachi 1; Johannes 18

Openbaring 19 is onderverdeeld in twee delen. In het eerste deel hoort Johannes de luide roep van een grote menigte in de hemel die verscheidene zinnen uitroepen van ongeremde lofprijzing, met diverse anderen die zich erbij aansluiten in antiphonale eenheid.

De eerste strofe van bewondering (19:1-3) prijst God omdat Hij de grote hoer heeft geoordeeld (zie de overdenkingen van 26 en 27 december), en op die manier de waarachtigheid en rechtvaardigheid van zijn oordelen heeft aangetoond (19:2).

Deze strofe leidt tot een refrein: ‘Halleluja! En haar rook stijgt op tot in alle eeuwigheden’ (19:3), en de oudsten rond de troon vallen in met bewonderende instemming (19:4).

Een stem klinkt vanuit de troon en roept al Gods dienstknechten op zich aan te sluiten bij de lofprijs – ‘die Hem vreest, gij kleinen en gij groten’ (19:5) – en opnieuw hoort Johannes een enorme menigte in de donderende lofbetuiging. Nu ligt de focus minder op Gods gerechtigheid in het veroordelen van de hoer, en meer op de loutere heerlijkheid van de regering van ‘de Here, onze God’ en op de nakende ‘bruiloft van het Lam’ (19:6-8).

Het tweede deel van het hoofdstuk schildert Jezus in hoogst symbolische bewoordingen. Nog maar eens is het belangrijk onszelf eraan te herinneren hoe de apocalyptiek zijn metaforen kan mengen. Hij die vanaf hoofdstuk 5 het vaakst wordt beschreven als het Lam (een benaming die nog altijd zeer gebruikelijk is in de hoofdstukken 21 en 22) wordt nu voorgesteld als een strijder die op een wit paard rijdt. Die strijder wordt genoemd ‘Getrouw en Waarachtig’ (19:11); zijn naam is ‘Het Woord van God’ (19:13, vergelijk met Joh. 1:1, 14), en zijn titel is ‘Koning der koningen en Here der heren’ (19:16).

Hij leidt de legers van de hemel in de finale aanval tegen de twee beesten (d.w.z. tegen het beest en de valse profeet) en tegen al wie hun teken dragen. Zijn wapen is een scherp zwaard dat uit zijn mond komt: Hij hoeft slechts te spreken om te winnen. Van Hem staat er: Hij ‘treedt de persbak van de wijn der gramschap van de toorn Gods, des Almachtigen’ (19:15), wat ons terugbrengt bij het angstwekkende beeld van 14:19-20.

Aan de ene kant brengt Openbaring 19 de verhaallijn van het boek Openbaring niet verder. Het hoofdstuk poogt dit ook niet. Er is ons al verteld dat God de grote hoer uitschakelt, dat zij die het teken van het beest dragen de toorn van God moeten ondergaan, enzovoort.

Wat dit hoofdstuk toevoegt – en dit is vitaal – is de volkomen nuttige herinnering dat God de absolute controle uitoefent, dat Hij geprezen moet worden voor zijn rechtvaardige oordelen over al wat boos is, en dat vertegenwoordiger die op het einde alle tegenstand vernietigt niemand anders is dan Jezus Christus.
Bovendien wordt dit allemaal niet alleen overgebracht in de spectaculaire taal van de apocalyptiek, maar met de jubelende tong van enthousiaste lofprijzing.

Impliciet worden we als lezers uitgenodigd ons daarbij aan te sluiten, zelfs als we dat op dit moment nog doen door geloof en niet door aanschouwen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 28 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 27 december 2014

Zij is gevallen, zij is gevallen, het grote Babylon (Opb. 18)


2 Kronieken 32; Openbaring 18; Zacharia 14; Johannes 17

Wanneer Openbaring 17 de gruwelen van ‘Babylon’ aan de kaak stelt, dan kondigt Openbaring 18 haar naderende val aan. Veel van de taal is afkomstig uit gedeeltes van het Oude Testament die de val aankondigen van het historische Babylon of bepaalde andere heidense steden die worden gekenmerkt door corruptie, geweld en afgoderij.

Lees het hoofdstuk opnieuw, traag en aandachtig. Het is goed in herinnering te houden dat, hoewel Rome in de daaropvolgende driehonderd jaren te maken kreeg met diverse belangrijke omwentelingen, de stad toch pas in de tijd van Augustinus ernstig geplunderd werd door de barbaren van het noorden. Zo werd veel van de beschrijving uit dit hoofdstuk nogal gewelddadig en letterlijk vervuld.

Maar rond die tijd was het christendom zelf de staatsgodsdienst geworden, en veel christenen vonden daarom de val van de stad moeilijk te aanvaarden, laat staan die te verklaren.

Het was Augustinus die een boek schreef waarin hij de val van Rome in een theologisch kader zette dat christenen hielp de zin van dit alles te vatten. Zijn werk 'De stad van God' herkent twee steden, de stad van God en de stad van de mens. (Zie de overdenking van 9 januari).

Voor hem worden deze categorieën de bepalende typologie, niet alleen voor zijn beknopte overzicht van de Bijbelse geschiedenis, maar ook voor zijn analyse van goed en kwaad binnen de geschiedenis. Het werk is meesterlijk en verdient zelfs vandaag een zorgvuldige lezing.

Bovenal waarschuwt Augustinus tegen een te nauwe verwevenheid van de kerk en van het evangelie met de steden en koninkrijken van deze wereld, steden die allemaal tijdelijk en eindig zijn en tot vernietiging zijn opgeschreven, hopeloos gecompromitteerd als ze zijn.

Christenen zouden zich integendeel moeten identificeren met het nieuwe Jeruzalem, de stad van de grote Koning, het Jeruzalem dat boven is, waarvan God bouwmeester en schepper is.

Deze zaken goed vatten is nooit makkelijk of eenvoudig. ‘Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen’ (18:4).

In de context van het boek Openbaring is dit een dwingende vermaning om met geen van ‘Babylons’ vergankelijke rijkdommen en verdorven waarden te conformeren. Je moet ‘uitgaan’ en deze vervloekte stad ‘verlaten’ die onder het oordeel ligt van de almachtige God.

Maar deze woorden werden al gebruikt om tweede- en derdegraadsafscheiding te rechtvaardigen, alsof dit is wat de Apocalyps ons leert.

Waar sommigen zodanig genieten van Babylon dat ze uiteindelijk met haar ten val komen, verwachten anderen hun eigen centra te kunnen bouwen die volledig afgescheiden zijn van Babylons verwoestende invloed, zonder door te hebben dat het volk van God tot de terugkeer van Jezus voortdurend in verschillende richtingen moet worden getrokken door de stad van God en de stad van Gods opstandige beelddragers.

Onze ultieme hoop ligt in God zelf, die niet alleen het nieuwe Jeruzalem introduceert (Opb. 21-22), maar die in zijn eigen soevereine oordeel ook deze ‘moeder van de hoeren’ ten val brengt.


Eigen vertaling van de overdenking bij 27 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 26 december 2014

'Kom, ik zal u het oordeel over de grote hoer laten zien' (Opb. 17)


2 Kronieken 31; Openbaring 17; Zacharia 13:2-9; Johannes 16

Openbaring 17, met het gezicht van de hoer, staat vol kleurrijke taal die heel wat uitleggers in de war heeft gebracht. Maar de hoofdlijnen zijn wel tamelijk helder, en zelfs de meer betwiste punten zijn niet compleet obscuur. Hier kunnen we bij drie zaken stilstaan:

(1) Geen enkele lezer in de eerste eeuw zou twijfelen aan haar basisidentificatie. De verwijzing naar de zeven heuvels (of bergen) waar de vrouw op zit (17:9), plus de expliciete verklaring dat de vrouw gelijk is aan ‘de grote stad, die het koningschap heeft over de koningen der aarde’ (17:18), zou haar identificeren als Rome.

(2) Formeel wordt ze in nogal onduidelijke bewoordingen geïdentificeerd: ‘Geheimenis, het grote Babylon, de moeder van de hoeren en van de gruwelen van de aarde’ (17:5 [HSV]). Het historische Babylon was op dat moment als plaats een ruïne, een relatief klein en zeker verzwakt centrum zonder invloed van betekenis. Maar Babylon had in Oudtestamentische tijden gestaan voor al wat heidens, krachtig, zelfzuchtig en boosaardig was. Babylon was de stad die Juda en Jeruzalem in ballingschap had gevoerd (hoezeer het volk van God het oordeel ook verdiend had).

Nu wordt de benaming van de oude stad geplakt op Rome, het nieuwe geopolitieke centrum. Het woord ‘hoeren’ verwijst niet in de eerste plaats naar gewone menselijke prostituees, maar naar geestelijke hoererij (nog maar eens ontleend aan het Oude Testament).

‘De moeder van alle X’ is een Semitische manier om iets uit te drukken als ‘het archetype van alle X’. En in die tijd was Rome zeker, in die zin, de moeder van alle geestelijke hoererij, de bron van de gruwelen van de wereld.

De titel was niet alleen verdiend omwille van haar afgoderij, politieke corruptie, eindeloze geweld en perversie, buitengewone rijkdom en vreselijke armoede, maar ook omdat dit het centrum was waar een mens, de toenmalige Caesar, op muntstukken betiteld werd als ‘Onze Heer en God’, en vanwaar de politieke wil voortkwam die in toenemende mate gericht was tegen het volk van God.

(3) Van de zeven hoofden van deze hoer, wordt ons verteld dat ze in twee richtingen wijzen. Aan de ene kant wijzen ze naar de zeven heuvels van Rome. Maar ze wijzen ook naar zeven koningen, waarvan er vijf zijn gevallen, ‘een is er nog en de andere is nog niet gekomen’ (17:10).

Het is buitengewoon moeilijk om deze lijst op één lijn te brengen met de ons bekende Caesars uit de eerste eeuw. Diverse verbanden zijn van daaruit gelegd; ik ben niet zeker over welk het juiste verband is. Maar het beest waarop de vrouw rijdt, met zekerheid geïdentificeerd als het beest uit de zee van hoofdstuk 13, het beest dat dodelijk gewond raakt en daarna herstelt, ‘is zelf ook de achtste’ koning (17:11). Dit wekt voor velen de suggestie (en ik denk ook terecht) van een manifestatie van het kwaad die het Romeinse Rijk overstijgt.


Eigen vertaling van de overdenking bij 26 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 25 december 2014

Zij werden verzengd door de grote hitte … en zij bekeerden zich niet om Hem eer te geven (Opb. 16)


2 Kronieken 30; Openbaring 16; Zacharia 12:1-13:1; Johannes 15

De zeven schalen van Gods toorn [of gramschap] (Opb. 16), met daarin de laatste zeven plagen (zie ook Opb. 15), worden uitgegoten over de aarde. Ongetwijfeld is veel van de taal symbolisch geladen; soms is die duidelijk, soms is die moeilijker te verstaan.

Hier wil ik focussen op één zinsdeel dat wordt herhaald. Wanneer de vierde engel zijn schaal uitgoot, staat er over de slachtoffers dat ze ‘werden verzengd door de grote hitte en zij lasterden de naam van God, die de macht heeft over deze plagen, en zij bekeerden zich niet om Hem eer te geven’ (16:9, cursief toegevoegd).

Hetzelfde na de vijfde schaal: mensen ‘lasterden de God des hemels vanwege hun pijnen en vanwege hun gezwellen, en zij bekeerden zich niet van hun werken’ (16:11, cursief toegevoegd).

We moeten stilstaan bij deze donkere gedeeltes.

(1) Ze komen meteen na de semi-poëtische zinnen van de voorgaande verzen: ‘Rechtvaardig zijt Gij, die zijt en die waart, Gij Heilige, dat Gij dit oordeel hebt geveld. Omdat zij het bloed der heiligen en der profeten vergoten hebben, hebt Gij hun ook bloed te drinken gegeven; zij hebben het verdiend! … Ja, Here God, Almachtige, uw oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig’ (16:5-7). Dit thema kwamen we al eerder tegen. Indien God de aanhoudende aanvallen op zijn verbondsvolk negeert, indien Hij doet alsof de ernstige boosheden die werden begaan in de wereld nooit gebeurden, wordt Hij zelf aangetast: dan is hij hoogstens amoreel, misschien immoreel.

(2) In bepaalde opzichten verklaren de vreselijke woorden van 16:9 iets van de hel zelf. De hel is niet gevuld met mensen die hun lesje hebben geleerd. Ze is vol mensen die nog altijd weigeren zich te bekeren. Zoals degenen die onder deze plagen lijden, lijden ze en vervloeken ze God omwille van hun lijden, maar ze weigeren zich te bekeren van wat ze hebben gedaan. Dit is hoe de hel eruitziet: een voortgaande cyclus van zonde, rebellie, oordeel, zonde, rebellie, oordeel, zonder einde.

(3) Deze Schriftgedeeltes van verschrikkelijk oordeel moeten worden gezien in het kader van het volledige boek Openbaring. Openbaring 5 heeft al de aandacht gevestigd op de Leeuw/het Lam wiens triomfantelijke lijden mannen en vrouwen heeft gered uit elke stam en taal en volk en natie. Openbaring eindigt met een uitnodiging: Geest en Bruid (een ander woord voor de kerk, het volk van God) roepen nog altijd ‘Kom’(22:17). ‘En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En wie het hoort, zegge: Kom! En wie dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet’ (22:17).
Er staat geschreven: ‘Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd’ (22:11).


Eigen vertaling van de overdenking bij 25 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 24 december 2014

Hizkia en heel het volk verblijdden zich over wat God voor het volk tot stand gebracht had (2 Kron. 29)


2 Kronieken 29; Openbaring 15; Zacharia 11; Johannes 14

Met uitzondering van slechts een paar verzen heeft het meeste materiaal in 2 Kronieken 29-31 geen parallel in 2 Koningen. Deze hoofdstukken bieden ons een gedetailleerd verslag van hoe koning Hizkia handelde om de tempeldienst opnieuw in te voeren naar de Wet Gods die Mozes had overgeleverd, en hoe hij toen het verbondsvolk bijeenriep uit Juda en zelfs enkelen uit Israël om het Pascha te vieren zoals het al een tijd niet meer was gebeurd.

We kunnen hier focussen op 2 Kronieken 29. De afgoderij had het volk zodanig in zijn greep dat de tempeldienst in onbruik was geraakt. De tempel was verworden tot een opslagruimte voor rommel; zelfs de deuren moesten worden hersteld. Nog altijd maar vijfentwintig jaar oud, opende koning Hizkia in de eerste maand van zijn regering (29:3) de deuren en liet ze herstellen.

Hij vond een aantal priesters en Levieten en droeg hen op zich te heiligen volgens de rituelen die de Wet voorzag, en zich toe te leggen op het reinigen, herstellen en terug heiligen van de tempel.

Bovendien erkende Hizkia dat de mislukkingen uit het verleden op dit vlak de toorn van God hadden opgeroepen (29:6). Hij was niet zo dwaas te denken dat de mislukkingen slechts een louter rituele kwestie waren: hij zag het grotere plaatje, maar begreep dat de harten van zowel priesters, Levieten, volk als koning volkomen vervreemd waren van God. Zijn openlijke bedoeling was om dit patroon te keren en een verbond te sluiten met de Heer (29:10).

De rest van het hoofdstuk biedt meer details over wat werd gedaan. Meer priesters en Levieten traden in dienst. De muziekinstrumenten die David voorzag werden opnieuw in gebruik genomen. Zelfs kleine afwijkingen van de Wet worden opgetekend, zoals de toelating die de Levieten kregen om de offerdieren te huid te helpen afstropen, te wijten aan het feit dat er op dat moment te weinig priesters waren geheiligd (29:32-34).

‘Aldus werd de dienst van het huis des HEREN hersteld. Jechizkia (of ‘Hizkia’ [HSV]) en het gehele volk verheugden zich over wat God zijn volk bereid had, want onverwacht was deze zaak geschied’ (29:35-36 [of ‘heel snel’ i.p.v. ‘onverwacht’, NBV]).

Zo gaat het wanneer er een diepgaande een aanzienlijke opwekking komt. Het is onvermijdelijk zo dat God een leider doet opstaan wiens profetische aandrang onweerstaanbaar blijkt, eerst voor enkelen, en dan voor een grote massa. En in de beste gevallen duurt het niet lang vooraleer mannen en vrouwen terugkijken en zich verwonderen over hoe snel het aanzien der dingen enorm veranderde.

Terecht concluderen ze dat de enige verklaring kan zijn dat God zelf het gedaan heeft – dit wil zeggen, dat de transformatie uiteindelijk niet kan toegeschreven worden aan ijver om te hervormen of aan organisatietalent, maar aan een God die de harten van mensen veranderd heeft.


Eigen vertaling van de overdenking bij 24 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 23 december 2014

'Zij hebben geen rust, dag en nacht, die het beest en zijn beeld aanbidden' (Opb. 14)


2 Kronieken 27-28; Openbaring 14; Zacharia 10; Johannes 13

In Openbaring 13 ontdekten we dat al wie onder het gezag staan van het onheilig triumviraat een teken op hun voorhoofd hebben. Dit betekent dat ze kunnen deelnemen aan de wereldorde van de draak en zijn beesten en hen de toorn van Satan bespaard blijft.

Hier in Openbaring 14 leren we dat wie behoren tot Gods volk ook iets op hun voorhoofd hebben – de naam van het Lam en van de Vader (14:1). Deze mensen staan op de berg Sion met het Lam en hen blijft alle toorn van het Lam bespaard. Wie het teken van het beest op hun voorhoofd hebben, moeten daarentegen nu de toorn van het Lam ondergaan, en drinken ‘van de wijn van Gods gramschap, die ongemengd is toebereid in de beker van zijn toorn’ (14:10-11).

Deze beelden zijn afkomstig uit een heel ander visioen, namelijk uit Ezechiël 9, waar Ezechiël ziet hoe God een man in linnen kleren opdraagt om een teken aan te brengen op de voorhoofden van alle mensen in Jeruzalem die rouwen over al de zonde die er wordt bedreven. Wanneer de uitvoerende engelen doorheen de stad trekken, vastbesloten tot dood en vernieling, sparen ze allen die Gods teken op het voorhoofd hebben.

Deze beelden worden nu in Openbaring op twee heel verschillende manieren toegepast. Nu heeft iederéén een teken op het voorhoofd. Ofwel draag je het teken van het beest en wordt jou de toorn van het beest bespaard maar moet je Gods woede ondergaan; of je hebt het teken van het Lam, wat betekent dat Gods woede jou bespaard blijft, maar je wel de sancties van het beest moet ondergaan.

Dus onder wiens toorn zou je liefst vallen? Je zult of de ene of de andere ondergaan. Zou je liever te maken krijgen met de toorn van Satan, of met de toorn van God?

De Heer Jezus leerde ons dat de persoon die we moeten vrezen Hem is, die zowel ziel als lichaam kan verderven in de hel (Mt. 10:28). Er zijn maar weinig Schriftgedeelten angstaanjagender wat dit vooruitzicht betreft dan Openbaring 14. Er wordt ons ongezouten verteld over de ‘rook van hun pijniging’ die ‘in alle eeuwigheden’ opstijgt, ‘en zij hebben geen rust, dag en nacht, die het beest en zijn beeld aanbidden, en al wie het merkteken van zijn naam ontvangt’ (14:11).

Weinig Schriftgedeelten zijn nog explicieter over de eeuwige duur van deze straf. Het uiteindelijke grafische portret (14:19-20) is onvoorstelbaar afgrijselijk.

In de antieke wereld werden in grote stenen vaten onderaan gaten geslagen, en de bodem werd gevuld met druiven. Jonge dienstmeisjes sprongen er vervolgens in en vertrappelden de druiven, waarbij ze ondertussen het sap eruit persten dat door de gaten liep en verzameld werd om te gebruiken bij het wijn maken.

Maar nu, in het kielzog van de finale oogst, moet je ervan uitgaan dat het mensen zijn die in dit vat geworpen worden, want wat uit ‘de grote persbak van de gramschap Gods’ (14:19) vloeit, is bloed, en het vloeit ongeveer 300 kilometer ver.

Dus wiens toorn zou jij liever ondergaan?


Eigen vertaling van de overdenking bij 23 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 22 december 2014

Niemand kan kopen of verkopen, dan wie het merkteken heeft (Opb. 13)


2 Kronieken 26; Openbaring 13; Zacharia 9; Johannes 12

Het blijkt dat Satan twee onheilige beesten heeft om hem bij te staan, een die uit de zee komt (Opb. 13:1-10), en de andere die uit de aarde komt (13:11-18). Samen vormen ze een onheilig triumviraat dat in bepaalde opzichten de Drieëenheid naäapt.

Toegegeven, veel van de apocalyptische beelden in dit hoofdstuk zijn door verschillende stromingen op even veel verschillende manieren geïnterpreteerd. Het gaat deze korte meditaties ver te boven om een bepaalde indeling te verdedigen.

Naar mijn mening, echter, staan deze beesten voor weerkerende historische manifestaties van de boze – in het ene geval de boze in de gedaante van regelrechte tegenstand tegen het volk van God, en in het andere geval in zijn gedaante van religieuze misleiding. (Het is niet voor niets dat het beest uit de aarde later wordt beschreven als ‘de valse profeet’: bijv. in 19:20). Satan zet niet alleen vertegenwoordigers in die gelovigen openlijk en boosaardig aanvallen, maar ook vertegenwoordigers wiens opdracht eruit bestaat de uitverkorenen zelf zo mogelijk te verleiden en te misleiden.

Let maar op een van de bijzondere elementen in de beschrijving van het eerste beest. Het heeft een dodelijke slag gekregen, maar de wonde is genezen. Dit lijkt met elkaar in tegenstelling: indien de wonde genezen is, dan was ze natuurlijk niet dodelijk, en als ze dodelijk was, dan kon ze vanzelfsprekend niet worden genezen.

Maar deze symboliek is bedoeld om de herhaalde historische manifestaties van dit monster te beschrijven. Het verschijnt in een Nero, in het Romeinse Rijk, in Innocentius III, in een Hitler. In elk van de gevallen wordt het monster neergehaald. Veel mensen denken dat de boze in zijn ergste vorm eindelijk is uitgeroeid. Het duizend-jaar Rijk [dat de Nazi’s nastreefden, JL] hield anderhalf decennium stand: deze oorlog zou vast een einde maken aan alle oorlogen. Maar dan start de genocide opnieuw – in het Oostblok, in China, in Cambodja, in Rwanda. Het beest krijgt een fatale wonde, maar altijd komt het beest terug tot leven.

Let op sommige beelden die worden gebruikt om de valse profeet te beschrijven. Hij ziet eruit als een lam, maar hij spreekt als een draak (13:11): dit betekent waarschijnlijk niet dat hij brult als een draak en iedereen afschrikt, maar dat hij er onschuldig uitziet, zelfs al spreekt hij zoals de draak spreekt – de ‘grote draak’ van 12:9, niemand anders dan de Satan zelf. Dit ‘lam’ blijkt Satans spreekbuis.

Hij vertoont wondertekenen en misleidt daarmee de bewoners van de aarde (13:14). Er is geen suggestie dat de tekenen gewoon maar trucs zijn; wondermacht getuigt niet noodzakelijk van Goddelijke macht.

Uiteindelijk gebruikt hij de autoriteit die hij krijgt van het eerste beest als een stap naar een exclusieve identiteit voor zijn eigen volgelingen, waarbij hij alle anderen uitsluit met harde economische sancties (13:16-17). Zelfs met weinig historische kennis kun je je manifestaties van dergelijke misleidende onderdrukking herinneren.


Eigen vertaling van de overdenking bij 22 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 21 december 2014

De aanklager van onze broeders is neergeworpen (Opb. 12)


2 Kronieken 25; Openbaring 12; Zacharia 8; Johannes 11

Het gezicht van Openbaring 12 geeft ons de uiteindelijke reden voor de aanhoudende verdrukkingen van het volk van God. Die reden is niets minder dan de razernij van Satan.

De vrouw in dit hoofdstuk is niet Maria, maar een personage dat het volk van God voorstelt. Uit haar komt Jezus voort, de zoon die ‘alle heidenen zal hoeden met een ijzeren staf’ (12:5).

Toch is zij niet gewoon Israël, want nadat Jezus is opgevaren naar God, wordt de vrouw achtergelaten met ‘de overigen van haar nageslacht, die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben’ (12:17). De vrouw stelt dus het collectieve volk van God voor, zowel van het oude als het nieuwe verbond.

Satan faalt in dit hoofdstuk niet alleen in zijn boosaardige poging om Jezus uit te schakelen (12:4-5), maar hij wordt ook verslagen door Michaël en uit de hemel geworpen (12:7-9).

Hij wordt op de aarde geworpen (12:9). In razernij omwille van deze beperking (12:13), en ook in woede ‘omdat hij weet dat hij nog maar weinig tijd heeft’ (12:12) voor zijn totale nederlaag, is hij vervuld met woede tegen de vrouw en haar nageslacht. Veel van de rest van het hoofdstuk beschrijft zijn aanval tegen de vrouw en haar kinderen – tegen ons, christenen! – in symbolisch geladen taal die is afgeleid uit het Oude Testament.

Bij zijn aanvallen vind je beschuldigingen, zowel bedoeld om ons vertrouwen te ondermijnen als om Gods toorn op te wekken tegen zijn volk, zondig als we zijn: Satan is ‘de aanklager van onze broeders’ (12:10). Maar in een cruciaal vers (12:11) vertelt Johannes ons hoe deze gelovigen de duivel overwinnen.

(1) ‘Zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam’. Het voorzetsel vertaald met 'door' zou moeten vertaald worden als ‘op grond van’. Wanneer al zijn beschuldigingen tegen ons naar voren worden gebracht – zoveel ervan volkomen terecht, wanneer we zaken alleen afwegen aan de hand van de kwaliteit van onze trouw – wordt Satan tot zwijgen gebracht wanneer we stellen dat onze aanvaarding voor God niet in onszelf is gegrond, maar in de dood van Jezus Christus.

‘Wie zal veroordelen?’, vraagt Paulus jubelend. ‘Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is, de opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit’ (Rom. 8:34). We hebben geen andere grond voor onze vrijspraak, en hebben die ook niet nodig.

(2) ‘Zij hebben hem overwonnen … door het woord van hun getuigenis’. Dit betekent niet dat ze regelmatig hun getuigenis gaven. Eerder betekent het dat ze voortdurend getuigenis aflegden van Jezus Christus; kortom, ze verkondigden voortdurend het evangelie. Dit is wat Satans nederlaag duidelijk stelt. Blijf zwijgen, en Satan wint.

(3) ‘Zij hebben hun leven niet liefgehad, tot in de dood’. Je kunt geen vijand verslaan die niet alleen bereid is te sterven, maar voor wie de dood zelfs winst betekent (Fil. 1:21).


Eigen vertaling van de overdenking bij 21 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 20 december 2014

Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalfde (Opb. 11)


2 Kronieken 24; Openbaring 11; Zacharia 7; Johannes 10

Doorheen het boek Openbaring vind je regelmatig gezichten van het einde of van de troonzaal van God die vooruitgrijpen naar de laatste twee hoofdstukken. De manier waarop de verhaallijn zich ontwikkelt is met andere woorden niet altijd lineair. De verwachting van overwinning, heerlijkheid en het perspectief van de Almachtige worden soms in de context geplaatst van de meest donkere scènes van oordeel: zo bijvoorbeeld Openbaring 14:1-5, in de context van de hoofdstukken 12-14.

Wanneer de zevende bazuin klinkt (Opb. 11:15-19) wordt de sluier een beetje weggeschoven om ons een glimp te schenken van precies zo’n scène – in dit geval niet van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, maar van de regering van God over deze taferelen van verschrikkelijk oordeel.

Ik wil de aandacht vestigen op twee elementen.

Ten eerste is het begrip ‘koningschap van God’ een dynamisch begrip dat van precieze betekenis verandert naargelang de context. Hier verkondigen luide stemmen in de hemel: ‘Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalfde, en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden’ (11:15). Dit suggereert dat er daarvoor een tijd was waarin dit goddelijke ‘koningschap’ over deze gevallen wereld nog niet was begonnen.

Waar het hier dus om gaat is zeker niet het universele koningschap van Gods voorzienige regering. Ook is het niet het begin van Jezus’ regering, zoals ingeluid door zijn opstanding en verheerlijking. Het is waar, op dat moment kreeg hij alle gezag in hemel en aarde (Matt. 28:18). Niettemin wordt die regering zo uitgeoefend dat ze nog steeds gecontesteerd is.

Hetgeen de volgende verzen suggereren is dat God nu zijn grote kracht zo aanwendt om hen te verderven die voorheen zijn volk hebben verdorven. De tijd is gekomen ‘voor de doden om geoordeeld te worden en om het loon te geven aan uw knechten, profeten, en aan de heiligen en aan hen, die uw naam vrezen, aan de kleinen en de groten en om te verderven wie de aarde verderven’ (11:18).

Dit kondigt de dreiging aan van de finale uitoefening van het gezag dat alle resterende oppositie wegveegt en allen volkomen rechtvaardig oordeelt.

Ten tweede hebben we al gezien dat gemengde metaforen kenmerkend zijn voor apocalyptische literatuur. Hier in 11:19 is Gods tempel in de hemel geopend, en binnen in de tempel zien we de ark van het verbond, gekoppeld aan een geweldige storm.

Vreselijke stormen die Gods grote daden van zelfopenbaring vergezellen stammen uit hetgeen plaatsvond bij Sinaï; iets vergelijkbaars vinden we in het gezicht van 4:5. Het punt van tempel, ark en storm in dit vers is dat God zelf aanwezig is en regeert.

In het gezicht van de hoofdstukken 21-22 is er daarentegen geen tempel in de hemel nodig, want de Heer God Almachtig en het Lam zijn de tempel (21:22). Alleen kniesoren zullen hier een contradictie zien.


Eigen vertaling van de overdenking bij 20 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Basketballer Jesse Sanders van Limburg United: "Met dank aan god"

Vandaag gelezen op Sporza:

Revelatie Limburg United ontvangt vanavond leider Oostende. Een van de sterkhouders bij Limburg United is Jesse Sanders. De Amerikaan is per wedstrijd goed voor 11,9 punten, 5 assists en 5 rebounds. Sanders is ook heel gelovig, zo kwam Fans of Flanders te weten.

Bekijk het filmpje op de Sporza website: Jesse Sanders van Limburg United: "Met dank aan god"

vrijdag 19 december 2014

'Neem het boek en eet het op, en het zal uw buik bitter maken…' (Opb. 10)

2 Kronieken 22-23; Openbaring 10; Zacharia 6; Johannes 9

Veel beelden uit het boek Openbaring zijn afkomstig uit het Oude Testament. Het tegenbeeld voor de boekrol die Johannes eet (Opb. 10:8-11) is een vergelijkbaar beeld in Jeremia 15:16 en Ezechiël 2:8-3:3.

Elk van deze 3 Schriftgedeeltes werkt het begrip van het eten van Gods woorden een klein beetje anders uit.

Jeremia contrasteert zichzelf met zijn vervolgers en treiteraars, met een ‘kring van lachers’ (Jer. 15:17) met wie hij nooit gemene zaak maakte. Hoe zou hij ook kunnen? Hij zat alleen omdat de hand van God op hem was. Hij nam de zonde in het land waar en het dreigende oordeel, en hij was vol verontwaardiging. Wat was het dat hem tot dit standpunt bracht? ‘Telkens als ik uw woorden hoorde, nam ik ze als voedsel tot mij. Uw woorden gaven mij een diepe vreugde, want ik behoor u toe, o HEER, God van de hemelse machten’ (Jer. 15:16 [NBV]).

In zijn visioen krijgt Ezechiël een boekrol te zien die aan beide zijden beschreven is met ‘klaagliederen, zuchten en weeklachten’ (Ez. 2:10 [HSV]). God draagt hem op zijn mond te openen en de boekrol te eten, en dan heen te gaan en tot het huis van Israël te spreken (Ez. 3:1). ‘Toen at ik die op, en zij was in mijn mond zoet als honig’ (Ez. 3:3).

Het verband maakt de betekenis duidelijk. Zelfs al was de boodschap die Ezechiël overbracht vol oordeel en geklaag, zelfs al legde hij de zonden van Jeruzalem uit aan de ballingengemeenschap en voorspelde hij de catastrofale val van zowel stad als tempel, toch moest Ezechiël dermate op één lijn staan met Gods standpunt dat hij Gods woorden zoet vond. Hoe hard de boodschap ook, Ezechiël zal Gods woorden van oordeel, als ze echt Gods woorden zijn, zoeter vinden dan alle woorden van de algemene opinie onder zichzelf rechtvaardigende zondaars.

In zijn visioen krijgt Johannes de ziener de opdracht een boekrol te nemen en die te eten. Er wordt hem verteld dat het zoet als honing zal smaken, maar dat het in zijn buik bitter zal worden (Opb. 10:9-10). De inhoud is opnieuw oordeel: Johannes ‘moet wederom profeteren over vele natiën en volken en talen en koningen’ (10:11). Maar hier ontwikkelt de symboliek zich lichtelijk anders.

Het is nog altijd belangrijk voor deze boekrol dat ze zoet smaakt in Johannes’ mond, d.w.z. dat hij zichzelf zodanig vereenzelvigt met God en diens waarheid dat hij Gods wegen en woorden zoet vindt.

Maar nu komt er een extra laag bij: hoe belangrijk en goed het ook is om aan de kant te staan van Gods standpunt, hoe vitaal het ook is ‘Amen!’ te zeggen op Gods goede en noodzakelijke oordeel, toch is oordeel nog steeds oordeel.

Er kan uiteindelijk geen genoegen bestaan bij het vooruitzicht van de toorn van God, hoe volkomen gerechtvaardigd die toorn ook is, want de zonde die eraan ten grondslag ligt is buitengewoon tragisch, zowel door de feiten op zich als door de gevolgen die ze veroorzaakt.


Eigen vertaling van de overdenking bij 19 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 18 december 2014

'Zij hadden over zich als koning de engel des afgronds' (Opb. 9)


2 Kronieken 21; Openbaring 9; Zacharia 5; Johannes 8

Wat ook de achterliggende verwijzingen mogen zijn bij de vreselijke beelden uit Openbaring 9, de gezichten van dood en verderf laten niets aan de verbeelding over. In oorlog en plagen worden talloze miljoenen mensen afgeslacht, een derde van de mensheid, sommigen met een grote doodsstrijd.

Vandaag wil ik focussen op de slotverzen van het hoofdstuk, terwijl we deze massale vernietiging in een bepaald kader plaatsen.

(1) Aan de ene kant is deze vernietiging het werk van de hel – meer precies van ‘de engel des afgronds; zijn naam is in het Hebreeuws Abaddon en in het Grieks heeft hij tot naam Apollyon’ (9:11), de Vernietiger. Er bestaat geen twijfel over dat dit ook Satan is, de duivel zelf (vgl. 12:7-9; 20:10). Met al zijn inspanningen om mensen weg te lokken van de God die hen gemaakt heeft en wiens beelddragers ze zijn, zijn Satans langetermijndoelstellingen met mensen nooit onschuldig. Hij kan dan tijdelijk macht of voordeel brengen voor wie zichzelf verkoopt aan de zonde of wie met hem een Faustiaans pact aangaat, maar zijn uiteindelijke doel is de vernietiging van alle mensen, of toch zoveel mogelijk ervan kwaad doen, zo meedogenloos en zo pijnlijk mogelijk.

(2) Hoezeer Satan zelf achter deze vernietiging zit, in het grotere verhaal van het boek heeft God zelf de vernietiging veroorzaakt als onderdeel van zijn rechtvaardige oordeel. Satan is zondig en machtig, maar hij is niet almachtig. Zelfs op zijn boosaardigst kan hij niet ontsnappen aan Gods controlerende macht – en God is in staat om zelfs Satans zondigheid te gebruiken om zijn plannen van rechtvaardig oordeel te brengen over degenen die volharden in hun rebellie tegen God.

(3) Zozeer verdorven zijn mensen dat zelfs het meest vernietigende oordeel vaak onvoldoende is om hun aandacht te trekken of hen tot berouw aan te zetten. ‘En wie van de mensen overgebleven waren, die niet gedood waren door deze plagen, bekeerden zich toch niet van de werken hunner handen, om de boze geesten niet (meer) te aanbidden en de gouden, zilveren, koperen, stenen en houten afgoden, die niet kunnen zien, noch horen of gaan; en zij bekeerden zich niet van hun moorden, noch van hun toverijen, noch van hun hoererij, noch van hun dieverijen’ (9:20-21).

Slechts weinig mededelingen zijn meer ontmoedigend. Wat moet God doen? Wanneer Hij orde en stabiliteit geeft, drijven zijn beelddragers van Hem af, onverschillig voor zijn zegeningen.

Wanneer God daarentegen antwoordt in oordeel, komen zijn beelddragers met de beschuldiging dat God oneerlijk is of schrijven ze deze dingen toe aan blind toeval, of uitsluitend aan de duivel, of aan vreemde goden die moeten worden gesust.

Los van de tussenkomst van het overtuigende werk van de Geest, denken maar weinigen dieper na over hoe deze rampen in profetische termen een appel aan ons doen.

Welke rampen zijn het ras van Gods beelddragers niet allemaal overkomen in de twintigste eeuw? Wat is hun boodschap? Hoe hebben de meeste mensen gereageerd?


Eigen vertaling van de overdenking bij 18 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 17 december 2014

'Omdat gij u verbonden hebt met Achazja, verbreekt de HERE uw werken' (2 Kron. 19-20)

2 Kronieken 19-20; Openbaring 8; Zacharia 4; Johannes 7

Eerder waren we getuige van een koning die goed begon en slecht eindigde (Asa; zie 13 en 14 december); nog vroeger waren we getuige van een halfhartige hervormer (Rechabeam; zie 11 december). Nu komen we bij iemand anders, koning Josafat, die niet helemaal ontaardt en ook niet naar een grijze zone afglijdt tussen goed en kwaad, maar eerder bewijst dat hij zeer goed is op bepaalde terreinen en niet zeer onderscheidend en zelfs dwaas in andere – zijn leven lang (2 Kron. 19-20).

De twee voorafgaande hoofdstukken (2 Kron. 17-18) kunnen in twee worden opgedeeld. Hoofdstuk 17 toont ons de sterktes van Josafat – de man die toegewijd de Heer zoekt en het volledige zuidelijke koninkrijk versterkt. Hoofdstuk 18 daarentegen schetst ons de dwaze Josafat, verstrikt in een nodeloze en compromitterende alliantie met de zondige koning Achab van Israël, waarbij hij bijna zijn leven laat in een strijd die de zijne niet was.

In de hoofdstukken die we nu voor ons hebben, komt de profeet Jehu. Deze zoon van de profeet Chanani, die nog op oudere leeftijd door Asa in de gevangenis werd gezet , confronteert Josafat: ‘Moogt gij de goddeloze helpen en bevriend zijn met hen die de HERE haten? Hierom rust er toorn op u van de zijde des HEREN. Toch is er wel iets goeds bij u gevonden, want gij hebt de gewijde palen uit het land weggedaan en uw hart erop gezet God te zoeken’ (19:2-3).

Dan herhaalt het patroon zich. Josafat werkt nauwgezet om de rechtspraak te zuiveren van corruptie (19:4-11). Wanneer hij te maken krijgt met nog een militaire crisis - dit keer zijn het de volken van Moab en Ammon die tegen hem samenspannen - keert hij zich tot God voor hulp. Het hoogtepunt van zijn gebed is heel aangrijpend: ‘Onze God, zult Gij over hen niet gericht houden? Wij immers zijn niet opgewassen tegen deze grote menigte die tegen ons is opgerukt, en wij weten niet, wat wij doen moeten, maar op U zijn onze ogen gevestigd’ (20:12).

In zijn genade zendt God zijn Geest op Jachaziël, de zoon van Zekarja, die een profetisch woord krijgt om Josafat en het volk van Juda en Jeruzalem te versterken en bemoedigen (20:15 e.v.).

De overwinning die ze behalen is klinkend, en de Heer laat genadig ‘de schrik Gods’ op de omringende koninkrijken vallen, en geeft daarmee Josafat en Juda rust.

Dus wat doet Josafat? Hij gaat opnieuw een dwaze en onnodige alliantie aan, deze keer met Achazja, de nieuwe koning van Israël, en hij wordt stevig terechtgewezen door een ander profetisch woord (20:35-37). Zal de man het dan nooit leren?

Vandaag zouden we waarschijnlijk dergelijke zeer verontrustende herhalingen bestempelen als ‘karaktergebreken’. Ze kunnen voorkomen bij mensen van wie het leven op zoveel terreinen volkomen prijzenswaardig is. Aan de ene kant is het volkomen terecht dat we God danken voor het goede dat deze mensen doen. Maar ware het niet veel beter geweest indien Josafat had geleerd uit zijn eerste fouten?

Zou het ongepast zijn te vragen of jij en ik leren uit onze fouten?


Eigen vertaling van de overdenking bij 17 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 16 december 2014

'Daarna zag ik, en zie, een grote schare, die niemand tellen kon' (Opb. 7)


2 Kronieken 18; Openbaring 7; Zacharia 3; Johannes 6

Er zijn veel geschilpunten als het gaat om de uitleg van Openbaring 7. Wie zijn bijvoorbeeld de 144.000 (7:4)? Zijn ze dezelfde mensen als de grote menigte die niemand kon tellen (7:9), zoals in hoofdstuk 5 de Leeuw ook het Lam is? Wat of wanneer is de ‘grote verdrukking’ (7:14)? Is het een korte periode? En indien dit het geval is – in het jaar 70 n.C., of tegen het einde der tijden? Of is het een manier om te verwijzen naar de volledige periode tussen Jezus’ eerste en zijn tweede komst?

Maar hier zal ik mijn aandacht moeten beperken tot drie elementen in Johannes’ beschrijving van de ‘grote schare die niemand tellen kon’.

Ten eerste komen zij voort ‘uit alle volk en stammen en natiën en talen’ (7:9). Er is zelfs geen vleugje van racisme hier. Dit thema blijft bovendien opduiken in het boek. Bijvoorbeeld al in Openbaring 5:9 zingen de oudsten een nieuw lied voor het Lam: ‘Gij zijt waardig de boekrol te nemen en haar zegels te openen; want Gij zijt geslacht en Gij hebt (hen) voor God gekocht met uw bloed, uit elke stam en taal en volk en natie’.

Gods uiteindelijke gemeenschap is transnationaal, transtribaal, transraciaal en translinguïstisch [of overstijgt volken, stammen, rassen en talen]. In die zin grijpt Los Angeles beter vooruit op de hemel dan Tulsa, Oklahoma [omdat de bevolking er demografisch veel meer varieert. Je kunt het in België vergelijken met bijvoorbeeld Antwerpen of Brussel, tegenover een stad als Brugge, JL]. Laat de kerk, gesterkt door Gods genade, nu al zo ruimhartig mogelijk uitleven wat ze op een dag zal zijn.

Ten tweede draait alles wat aan deze mensen belangrijk is om het werk van God, verwezenlijkt door het Lam – het draait kortom om het evangelie van God. Zo staan ze ‘voor de troon en voor het Lam’ (7:9); ze roepen ‘met luider stem en zeiden: De zaligheid is van onze God, die op de troon gezeten is, en van het Lam!’ (7:10).

Terwijl de engelen God aanbidden (7:11-12), wordt aan Johannes over deze mensen verteld: ‘zij hebben hun gewaden gewassen en die wit gemaakt in het bloed des Lams’ (7:14). Kortom, wat er ook nog allemaal aan andere zaken gevonden wordt in Openbaring, dit boek vloeit over van het evangelie.

Ten derde ligt het ultieme vooruitzicht voor de grote schare niet in dit leven. Zij bevinden zich ‘voor de troon van God en zij vereren Hem dag en nacht in zijn tempel’ (7:15). Niets slechts zal hen ooit nog overkomen (7:16). ‘Want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen’ (7:17).

Het boek Openbaring wakkert de vlam aan van moed en trouw in dit leven, zelfs in de klauwen van de meest venijnige tegenstand, door de meest heerlijke vooruitzichten voor te houden met betrekking tot het leven dat nog komt.


Eigen vertaling van de overdenking bij 16 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 15 december 2014

Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet (Opb. 6)

2 Kronieken 17; Openbaring 6; Zacharia 2; Johannes 5

Openbaring hoofdstuk 4 en 5, waar we hier niet uitgebreider hebben bij stil gestaan, vormen een belangrijk gezicht dat ons voorbereidt voor veel van de rest van het boek – inclusief Openbaring 6. Hoofdstuk 4 is voor hoofdstuk 5 wat een decor is voor een theaterstuk.

Openbaring 4 schildert ons de troonzaal van de almachtige God in apocalyptische symbolen. De nadruk ligt op het ontzagwekkende van God, zijn heiligheid, zijn transcendentie en indrukwekkende heerlijkheid.

Zelfs de engelen met de hoogste rang bedekken hun gezicht wanneer ze buigen in aanbidding en God verheerlijken voor zijn heiligheid. In Openbaring 5 begint dan het drama. In de rechterhand van God rust een boekrol, die al zijn raadsbesluiten voor verlossing en oordeel blijkt te bevatten.

De boekrol is verzegeld met zeven zegels. In de symboliek van dit boek betekent het openen van de zegels hetzelfde als alle raadsbesluiten van God voor verlossing en oordeel tot stand brengen. Indien het boek ongeopend blijft, dan zullen Gods besluiten onvervuld blijven.

Een machtige engel houdt het hele universum een uitdaging voor: is iemand waardig om die geweldige en ronduit angstaanjagende God te benaderen, de boekrol te nemen, en de zegels te openen – met andere woorden, om te dienen als Gods afgezant die zijn besluiten ten uitvoer zal brengen? Niemand wordt waardig bevonden, en Johannes weent wanhopig.

Dan zegt een van de oudsten hem op te houden met wenen. De leeuw van de stam van Juda heeft overwonnen. Johannes kijkt op doorheen zijn tranen, en ziet – een Lam.

Dit is geen dier bijkomend bij de Leeuw. Getrouw aan de gemengde aard van apocalyptische metaforen, is de Leeuw het Lam – en Hij daagt op uit het midden van de troon. Vanaf dan wordt in het boek Openbaring lof gebracht aan Hem die zit op de troon, en aan het Lam.

In Openbaring 6 zien we het Lam de zegels openen. Na verloop van tijd introduceert het zevende zegel zeven bazuinen (Opb. 8), die op hun beurt worden gevolgd door de zeven schalen van Gods toorn (Opb. 16). Zo wordt het volledige drama van het boek Openbaring ingeleid door het gezicht van Openbaring 4-5.

Wat Openbaring 6 betreft zal ik op slechts twee punten focussen.

(1) De martelaren die ‘onder het altaar’ zijn riepen met luide stem ‘Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen?’ (6:9-10). Het is een grote troost te weten dat gerechtigheid zal worden bewerkt, en dat erop zal worden toegezien dat dit gebeurt; het is zelfs een nog grotere troost te weten dat God nog meer geduld heeft dan christenen.

(2) Maar wanneer dat oordeel dan wel komt, is er geen ontkomen aan, is er geen uitstel. Al wie opstandig waren tegen hun Schepper en nooit verzoend zijn met Hem, of het nu gaat om slaven of om machtigen en sterken, roepen tot de bergen en de rotsen dat ze hen zouden verbergen ‘voor het aangezicht van Hem, die gezeten is op de troon, en voor de toorn van het Lam’ (6:16). Maar wie kan zich verbergen voor de troon van God?


Eigen vertaling van de overdenking bij 15 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 14 december 2014

Wie is de nummer één: jij of God? (2 Kron. 16)


2 Kronieken 16; Openbaring 5; Zacharia 1; Johannes 4

Goed beginnen betekent niet hetzelfde als goed eindigen. Judas Iskariot begon als een apostel; Demas begon als apostolische helper. We weten hoe het met hen afliep. Asa begon als hervormend koning die ijverig was voor God, een man die geweldig geloof en moed vertoonde toen de Kusieten aanvielen (zie de overdenking van gisteren) – maar het is ronduit verontrustend hoe hij eindigt in 2 Kronieken 16.

De crisis kwam in een stroomversnelling toen Basa, de koning van Israël, een aantal van Juda’s afgelegen dorpen en steden aanviel. In plaats van hetzelfde vaste geloof te vertonen als vijfentwintig jaar eerder, toen hij te maken kreeg met de meer indrukwekkende Kusieten, opteert Asa voor een dure politieke schikking.

Hij haalt zowel de rijkdom van de tempel als van zijn eigen paleis, en zendt die naar Benhadad, die regeert over de opkomende regionale macht Aram, met centrum in Damascus. Asa wil dat Benhadad Israël van aan de noordkant aanvalt, waardoor hij Basa zou dwingen zijn troepen terug te trekken uit de aanval in het zuiden en zichzelf te beschermen in het noorden. De list werkt.

Dit linkte Juda op een gevaarlijke manier met Aram. Nog belangrijker: de profeet Chanani legt de vinger op het slechtste element in deze strategie: Asa vertrouwt op politiek en geld, en niet op de Here God. ‘Waren de Kusieten en de Libiërs niet een groot leger met zeer veel wagens en ruiters? Toch heeft de HERE hen in uw macht gegeven, omdat gij op Hem gesteund hebt. Want des HEREN ogen gaan over de gehele aarde, om krachtig bij te staan hen, wier hart volkomen naar Hem uitgaat. Gij hebt hierin dwaas gehandeld, want van nu af zult gij oorlogen hebben’ (16:8-9).

Zelfs dan had de situatie kunnen gekeerd worden: God luistert zo regelmatig naar wie waarlijk berouw vertoont. Maar Asa wordt alleen maar boos, zo verontwaardigd dat hij Chanani in de gevangenis zet. Zijn dictatoriale driften worden talrijker, en Asa begint wreedheden te begaan tegen zijn volk (16:10).

Vier jaar later loopt hij een ernstige ziekte op, maar in plaats van de Here om hulp te vragen (om nog te zwijgen over vergeving), wentelt hij zich in bitterheid en zoekt hij alleen maar hulp bij de heelmeesters. Twee jaren van ziekte later sterft hij.

Wat dan met al die jaren van godvruchtige hervormingen?We zijn natuurlijk niet in de positie om een finaal oordeel te vellen: dit komt alleen God toe. Maar mensen kunnen om allerlei andere redenen dan de liefde van God kiezen voor goedheid of hervorming; fenomenologisch gezien kunnen mensen een lange tijd een hart voor God hebben (15:17), maar wegkwijnen nog vooraleer ze definitieve volharding vertonen.

Bij een gedisciplineerd mens kan het een tijd duren vooraleer de waarheid uitkomt. Maar wanneer dit gebeurt, is de test - zoals altijd - fundamenteel: ben ik nummer één, of God?


Eigen vertaling van de overdenking bij 14 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 13 december 2014

'Indien gij Hem zoekt, zal Hij Zich door u laten vinden; maar indien gij Hem verlaat …' (2 Kron. 14-15)


2 Kronieken 14-15; Openbaring 4; Haggai 2; Johannes 3
De regering van koning Asa van Juda is op verschillende vlakken leerzaam en krijgt zowel vandaag (2 Kron. 14-15) als morgen onze aandacht.

Asa’s lange regeerperiode begon met tien jaren rust (14:1), ‘daar de HERE hem vrede gegeven had’ (14:6). Gedurende die tijd beval Asa ‘de Judeeërs, de HERE, de God hunner vaderen, te zoeken en de wet en het gebod te volbrengen’ (14:4). Het volk zocht de Here, ‘en Hij heeft ons aan alle kanten vrede gegeven. En zij bouwden voorspoedig’ (14:7).

Aan het eind van de tien jaren kreeg Asa te maken met de verwoestende macht van de troepen van de Kusieten (van de boven-Nijl). Asa kon onmogelijk vergeten zijn hoe zijn grootvader Rechabeam geknecht werd door Sisak van Egypte (2 Kron. 12).

Asa’s eigen gedrag is voorbeeldig, een voorproef van hoe zijn nakomeling Hizkia eeuwen later zou handelen wanneer hij tegenover de Babyloniërs zou staan: hij riep de Heer aan, terwijl hij ronduit zijn eigen volkomen machteloosheid tegenover dergelijke machten erkende. ‘Help ons, HERE, onze God, want op U steunen wij en in uw naam zijn wij opgetrokken tegen deze menigte. HERE, Gij zijt onze God, laat toch tegen U geen sterveling iets vermogen’ (14:11).

Op welke manier dan ook (de tekst specificeert het niet), de Heer antwoordt, en Asa’s relatief nietige leger verplettert de menigte Kusieten.

Dan verschijnt Azarja, de zoon van Oded, op het toneel, een profeet met een boodschap van bemoediging voor Asa en voor geheel Juda en Benjamin (15:1-2).

Terwijl hij herinnert aan de vreselijke jaren van anarchie in de eindjaren van de richteren en in de beginjaren van de monarchie, toen het gevaarlijk was om te reizen en handel te drijven en toen de Levieten onvoldoende discipline en organisatie bezaten om het volk te onderwijzen, bemoedigt Azarja de koning en mensen als hij om de Heer te zoeken, want dan ‘zal Hij Zich door u laten vinden; maar indien gij Hem verlaat, zal Hij u verlaten’ (15:2).

Een dergelijke boodschap versterkt Asa’s vastberadenheid. Hij treedt verder op tegen de overblijvende afgoderij in het land en voorziet middelen voor het onderhoud van de tempel. Dit is de verbondsgemeenschap, en onder Asa begint die te handelen naar zijn status.

‘Met geheel hun wil hadden zij de HERE gezocht en Hij had Zich door hen laten vinden; Hij gaf hun vrede aan alle kanten’ (15:15) voor de volgende kwarteeuw, tot in het vijfendertigste jaar van Asa’s regering (15:19).

De ‘offerhoogten’ werden niet verwijderd (15:17) – een restant van concurrentie met de tempel – maar voor het grootste deel was Asa rechtlijnig.

We zouden niet in verlegenheid mogen worden gebracht door de zegen van God over oprechtheid en gerechtigheid. Gerechtigheid verheft een volk: ze tilt het op en versterkt haar handen. Dit is niet louter een sociologische gevolgtrekking: het is de manier waarop God de dingen heeft georganiseerd, de manier waarop hij voorzienig regeert. Onrecht daarentegen roept Gods toorn op, en vroeg of laat zal het een volk te gronde richten.


Eigen vertaling van de overdenking bij 13 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 12 december 2014

Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop (Opb. 3)


2 Kronieken 13; Openbaring 3; Haggai 1; Johannes 2

De zeven gemeenten van Klein-Azië (in grote lijnen het westerse derde deel van het actuele Turkije) verschillen nogal wat van elkaar (Opb. 2-3). In de meeste gevallen weerspiegelen ze iets van de steden waarin ze gesitueerd zijn, ofwel door het vertonen van de gebreken ervan, of door het standhouden onder hun verdrukking. Twee van de zeven gemeenten, in Smyrna en Filadelfia, zijn klein en worden aangevallen, en zij krijgen geen kritiek. De andere vijf zijn in verschillende mate in gevaar.

De gemeente die het minst bemoediging ontvangt en de meeste veroordeling, is de gemeente in Laodicea (Opb. 3:14-22), een gemeente die zijn omgeving maar al te zeer weerspiegelt. Laodicea was een bankencentrum. Wie naar het Oosten trok wisselde hier zijn geld, zoals ook Cicero deed, de beroemde Romeinse redenaar, toen hij over de grenzen van het Rijk naar het Oosten trok. De geldbusiness maakte de stad rijk.

Hij stond ook bekend als een centrum voor oogheelkunde. Ooginfecties waren niet ongewoon, en in Laodicea hadden dokters een zalf ontwikkeld die velen doeltreffend vonden. De schapen in dit gebied produceerden een bijzonder sterke, zwarte wol – de ‘jeans’-stof van de antieke wereld.

Het enige echte minpunt aan de stad was zijn systeem voor waterbevoorrading. Het nabijgelegen Kolosse had de enige koudwaterbron in de Lycusvallei; bij Hiërapolis ontsprongen heetwaterbronnen, en de plaats stond bekend als ‘kuuroord’. Laodicea moest van kilometers ver zijn water invoeren via stenen buizen, en dit water was vuil. Het liet in de buizen dikke resten achter van calciumcarbonaat en in de antieke wereld was het berucht voor zijn walgelijke smaak.

Johannes pikt in op deze punten. De gemeente denkt dat ze rijk is, maar realiseert zich haar geestelijke bankroet niet. Ze gelooft dat ze kan ‘zien’, d.w.z. dat ze inzicht heeft, terwijl ze in feite blind is. Ze denkt van zichzelf dat ze goed gekleed is, volkomen presentabel, terwijl God ze aanziet als naakt. Deze gemeente is zelfvoldaan en trots geworden, op alle manieren waarop de stad zelfvoldaan en trots is geworden.

De verheerlijkte Jezus dringt er bij deze gemeente op aan ‘goud te kopen’, dat alleen Hij hen kan geven, de ogenzalf die Hij alleen kan leveren, en klederen, witte klederen (die spreken van zuiverheid) die alleen Hij hun kan geven (3:18).

Want naar zijn beleving zijn ze in hun huidige toestand voor Hem als het water van Laodicea: noch koel en verfrissend (zoals het water uit Kolosse), noch heet en medicinaal (zoals het water uit Hiërapolis), het is ronduit misselijkmakend. Ze zijn noch koud en nuttig, noch heet en nuttig; ze zijn louter walgelijk en doen Hem kokhalzen.

Heel wat gemeenten in het Westen bevinden zich in een vergelijkbare positie. Luister naar het Woord van de Heer: ‘Allen, die Ik liefheb, bestraf Ik en tuchtig Ik; wees dan ijverig en bekeer u. Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij’ (3:19-20).


Eigen vertaling van de overdenking bij 12 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 11 december 2014

'Zo zegt de HERE: gij hebt Mij verlaten, nu heb Ik ook u verlaten' (2 Kron. 11-12)


2 Kronieken 11-12; Openbaring 2; Zefanja 3; Johannes 1

De kroniekschrijver biedt ons een aantal fascinerende inzichten in de regering van Rechabeam, de eerste koning van Juda na het einde van de verenigde monarchie (2 Kron. 11-12). We stippen er twee aan.

(1) Het was te voorspellen, veel Levieten die in het noorden woonden trokken naar het zuiden (11:11-17). Hun hele leven was op de tempel gericht en dit was de verbinding die Jerobeam, koning over de tien noordelijke stammen, wilde verbreken. Niet alleen voerde hij daarom zijn eigen afgoden in, maar hij ontsloeg ook alle Levieten. Het gevolg, althans toch aanvankelijk, was dat Rechabeam versterkt werd (11:17). Soms wordt het principe van de ‘niet-bedoelde gevolgen’ stilletjes door Gods voorzienigheid gebruikt om zegen voort te brengen uit wat eerst een volslagen ramp schijnt. Het meest uitnemende voorbeeld hiervan is natuurlijk het kruis.

(2) Rechabeam blijkt maar een middelmatige koning wiens uiteindelijke effect slecht is. Bepaalde vroege elementen in Rechabeams regering waren goed. Hij koos de juist zoon, Abia, ‘tot een vorst over zijn broeders’ (11:22), waarmee hij hem wilde voorbereiden op de troon.

Rechabeam had geleerd uit de dwaasheid van de vroegere beslissing die hem het verenigde koninkrijk had gekost (10:8; zie 1 Koningen 12:8), en hij werkte hard aan het onderhouden van de contacten met het volk, door zijn vele zonen te verspreiden over de landstreken en versterkte steden van Juda. Helaas, eenmaal hij wat geruster wordt en zijn koninkrijk min of meer veilig weet, wijkt hij af van de Wet des Heren, en zijn volk met hem (12:1).

God antwoordt door koning Sisak van Egypte los te laten op deze kleine natie. De profeet Semaja buldert ‘Zo zegt de HERE: gij hebt Mij verlaten, nu heb Ik ook u verlaten en gegeven in de macht van Sisak’ (12:5).

Koning Rechabeam en de leiders van Israël verootmoedigen zich (12:6, 12). Het resultaat is dat God de Egyptenaren niet toestaat dat ze Juda te gronde richten. Niettemin zegt God van zijn volk: ‘Zij zullen hem echter tot knechten zijn, zodat zij mijn dienst en de dienst van de koninkrijken der landen leren kennen’ (12:8).

Deze ontwikkeling herinnert ons aan Gods reactie toen het volk Israël het beloofde land binnentrok en meteen haar trouw compromitteerde. Het resultaat was dat ze in plaats van met een schone lei te kunnen staan, ze generaties lang in smoezelige schermutselingen verwikkeld waren.

Er is een soort kwaad dat niet zeer slecht en niet zeer goed is, niet al te vreselijk opstandig maar ook niet hongerig naar gerechtigheid, een standpunt dat naar afgoderij neigt en haastig terugtrekt bij de dreiging met oordeel. Wat ontbreekt is het hart van David, het hart van een man die, ondanks falen, zich ertoe zet God te zoeken met passie en vreugde.

Het finale verdict over Rechabeams regering legt uit wat het probleem is: ‘Hij deed wat kwaad is, want hij had er zijn hart niet op gezet de HERE te zoeken’ (12:14).


Eigen vertaling van de overdenking bij 11 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 10 december 2014

Mp3 lezing 'De blijdschap van God' - door Jos Vanlede

Zaterdag kon je in de reeks 'God leren kennen' al naar de derde lezing. Deze keer sprak Jos Vanlede in CC De Steiger in Menen over 'De blijdschap van God'.

Kon je er niet bij zijn? Beluister of download dan meteen de audiofile van de lezing 'De blijdschap van God'.

Dit is de ppt-voorstelling die bij de lezing hoort:




Hij heeft ons gemaakt tot koningen en priesters voor God, zijn Vader (Opb. 1)


2 Kronieken 10; Openbaring 1; Zefanja 2; Lukas 24

Voor het openingsvisioen van Openbaring 1, dat ons de verheerlijkte Jezus toont in apocalyptische symbolen die herinneren aan de beeldtaal van de Oude van Dagen uit Daniël 7 (Opb. 1:12-16), geeft Johannes ons een korte lofzang: ‘Hem, die ons liefheeft en ons uit onze zonden verlost heeft door zijn bloed – en Hij heeft ons tot een koninkrijk, tot priesters voor zijn God en Vader gemaakt – Hem zij de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden! Amen’ (1:5-6).

(1) Nog voor alle verrassende en zelfs angstaanjagende beelden van God en van het Lam in dit boek, nemen we een opstap met een verklaring van Jezus’ liefde, zijn bijzondere liefde voor het volk van God: ‘Hem, die ons liefheeft … Hem zij de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden!’ Er is niets dat onze dankbaarheid en ons ontzag meer inspireert dan de liefde die ons werd betoond door de eeuwige Zoon van God aan het kruis.

Ik geloof dat het T. T. Shields was die de volgende zinnen neerpende: ‘Was ever a heart so hardened, / And can such ingratitude be, / That one for whom Jesus suffered / Should say, ‘It is nothing to me’?’ (Vrij vertaald: ‘Was ooit een hart zo verhard, / En hoe is dergelijke ondankbaarheid mogelijk, / Dat iemand voor wie Jezus leed / Zou zeggen, ‘het zegt me helemaal niets’?).

(2) Jezus Christus heeft ‘ons uit onze zonden verlost … door zijn bloed’ [of ‘bevrijd’ i.p.v. ‘verlost’, zie NBV]. Andere vertalingen hebben ‘van onze zonden gewassen’ [zie HSV]. Het verschil tussen ‘verlost’ en ‘gewassen’ is in het Grieks maar één letter; de NBG is bijna zeker juist. Door zijn bloed, d.w.z. door zijn offerdood en verzoenend sterven, heeft Jezus onze zonden verzoend en ons daardoor verlost (of bevrijd) van hun vloek.

En dit niet alleen, maar alle zegeningen die we ontvangen – de gave van de Heilige Geest, de beloften van Gods blijvende bescherming, eeuwig leven, de finale opstanding – zijn verzekerd door Jezus’ dood, en ze werken allemaal samen om ons te verlossen van onze zonden – hun schuld, hun kracht, hun gevolgen.

(3) Christus ‘heeft ons tot een koninkrijk, tot priesters voor zijn God en Vader gemaakt’. In een bepaald opzicht zijn wij in het koninkrijk – de invloedssfeer van zijn reddende regering. Er is een ander opzicht waarin Christus nu over alles regeert in onvoorwaardelijke soevereiniteit (Matt. 28:18; 1 Kor. 15:25), en in die betekenis is dan iedereen en alles in zijn koninkrijk. Maar voor zover christenen de specifieke kern vormen van de verloste gemeenschap en de voorsmaak van de aanstaande verlossing die het hele universum zal transformeren, kunnen we ook onszelf beschouwen als zijn koninkrijk.

Bovendien heeft hij ons tot priesters gemaakt. Christenen hebben geen andere priesters dan Jezus, hun grote hogepriester: er is slechts één middelaar tussen God en mensen (1 Tim. 2:5). Maar in een ander opzicht, zijn we wel priesters: alle christenen zijn tussenpersonen tussen God en deze gebroken, zondige wereld.

We vertegenwoordigen God tegenover mede-zondaars door trouw het evangelie te verkondigen en uit te leven, en we brengen hun noden bij onze hemelse Vader in onze voorbede.

Jezus Christus heeft ons gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters om zijn God en Vader te dienen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 10 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.