zondag 23 december 2012

'Zij hebben geen rust, dag en nacht, die het beest en zijn beeld aanbidden' (Opb. 14)



2 Kronieken 27-28, Openbaring 14, Zacharia 10, Johannes 13
In Openbaring 13 ontdekten we dat al wie onder het gezag staat van het onheilig triumviraat een teken op het voorhoofd heeft. Dit betekent dat ze kunnen deelnemen aan de wereldorde van de draak en zijn beesten en dat ze gespaard blijven voor de toorn van Satan.

Hier in Openbaring 14 leren we dat wie behoren tot Gods volk ook iets op hun voorhoofd hebben – de naam van het Lam en van de Vader (14:1). Deze mensen staan op de berg Sion met het Lam en hen blijft alle toorn van het Lam bespaard. Wie het teken van het beest op hun voorhoofd hebben, moeten daarentegen nu de toorn van het Lam ondergaan, en drinken ‘van de wijn van Gods gramschap, die ongemengd is toebereid in de beker van zijn toorn’ (14:10-11).

Deze beelden zijn afkomstig uit een nogal verschillend visioen, namelijk uit Ezechiël 9, waar Ezechiël ziet hoe God een man in linnen kleren opdraagt om een teken aan te brengen op de voorhoofden van alle mensen in Jeruzalem die rouwen over al de zonde die er bedreven wordt. Wanneer de uitvoerende engelen doorheen de stad trekken, vastbesloten tot dood en vernieling, sparen ze allen die Gods teken op het voorhoofd hebben.

Deze beelden worden nu in Openbaring op twee nogal verschillende manieren toegepast. Nu heeft iederéén een teken op het voorhoofd. Ofwel heb je het teken van het beest en wordt jou de toorn van het beest bespaard maar moet je Gods woede ondergaan; of je hebt het teken van het Lam, wat betekent dat Gods woede jou bespaard blijft, maar je wel onder de sancties valt van het beest.

Dus onder wiens toorn zou je liefst vallen? Je zult of de ene of de andere ondergaan. Zou je liever te maken krijgen met de toorn van Satan, of met de toorn van God?
De Heer Jezus leerde ons dat de persoon die we moeten vrezen Hem is, die zowel ziel als lichaam kan verderven in de hel (Mt. 10:28). Er zijn maar weinig schriftgedeelten die angstaanjagender zijn dan Openbaring 14 wat dit vooruitzicht betreft. Er wordt ons ongezouten verteld over de ‘rook van hun pijniging’ die ‘in alle eeuwigheden’ opstijgt, ‘en zij hebben geen rust, dag en nacht, die het beest en zijn beeld aanbidden, en al wie het merkteken van zijn naam ontvangt’ (14:11).

Weinig schriftgedeelten zijn nog explicieter over de eeuwige duur van deze straf. Het uiteindelijke grafische portret (14:19-20) is onvoorstelbaar afgrijselijk. In de antieke wereld werden in grote stenen vaten onderaan gaten geslagen, en de bodem werd gevuld met druiven. Jonge dienstmeisjes sprongen er vervolgens in en vertrappelden de druiven, waarbij ze ondertussen het sap eruit persten dat door de gaten liep en verzameld werd om te gebruiken bij het wijn maken.

Maar nu, in de nasleep van de finale oogst, moet je ervan uitgaan dat het mensen zijn die in dit vat geworpen worden, want wat uit ‘de grote persbak van de gramschap Gods’ (14:19) vloeit, is bloed, en het vloeit ongeveer 300 kilometer ver.

Dus wiens toorn zou je liever ondergaan?


Eigen vertaling van de overdenking bij 23 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten