woensdag 19 december 2012

'Neem het boek en eet het op, en het zal uw buik bitter maken …' (Opb. 10)


2 Kronieken 22-23, Openbaring 10, Zacharia 6, Johannes 9
Veel beelden uit het boek Openbaring zijn afkomstig uit het Oude Testament. Het tegenbeeld voor de boekrol die Johannes eet (Opb. 10:8-11) bestaat uit een gelijkaardig beeld in Jeremia 15:16 en Ezechiël 2:8-3:3.

Elk van deze 3 schriftgedeeltes ontwikkelt het begrip van het eten van Gods woorden een klein beetje anders.

Jeremia contrasteert zichzelf met zijn vervolgers en treiteraars, met een ‘kring van lachers’ (Jer. 15:17) met wie hij nooit gemene zaak maakte. Hoe zou hij ook kunnen? Hij zat alleen omdat de hand van God op hem was. Hij nam de zonde in het land en het dreigende oordeel waar, en hij was vol verontwaardiging. Wat was het dat hem tot dit standpunt bracht? ‘Telkens als ik uw woorden hoorde, nam ik ze als voedsel tot mij. Uw woorden gaven mij een diepe vreugde, want ik behoor u toe, o HEER, God van de hemelse machten’ (Jer. 15:16, NBV).

In zijn visioen krijgt Ezechiël een boekrol te zien die aan beide zijden beschreven is met ‘klaagliederen, zuchten en weeklachten’ (Ez. 2:10, HSV). God draagt hem op zijn mond te openen en de boekrol te eten, en dan heen te gaan en tot het huis van Israël te spreken (Ez. 3:1). ‘Toen at ik die op, en zij was in mijn mond zoet als honig’ (Ez. 3:3).

Het verband maakt de betekenis duidelijk. Zelfs al was de boodschap die Ezechiël overbracht vol oordeel en geklaag, zelfs al legde hij de zonden van Jeruzalem uit aan de ballingengemeenschap en voorspelde hij de catastrofale val van zowel stad als tempel, toch moest Ezechiël dermate op één lijn staan met Gods perspectief dat hij Gods woorden zoet vond. Hoe hard de boodschap ook, Ezechiël zal Gods woorden van oordeel, als ze echt Gods woorden zijn, zoeter vinden dan alle woorden van de algemene opinie onder zichzelf rechtvaardigende zondaars.

In zijn visioen krijgt Johannes de ziener de opdracht een boekrol te nemen en die te eten. Er wordt hem verteld dat het zoet als honing zal smaken, maar dat het in zijn buik bitter zal worden (Opb. 10:9-10). De inhoud is opnieuw oordeel: Johannes ‘moet wederom profeteren over vele natiën en volken en talen en koningen’ (10:11). Maar hier ontwikkelt de symboliek zich lichtelijk anders.

Het is nog altijd belangrijk voor deze boekrol dat ze zoet smaakt in Johannes’ mond, d.w.z. dat hij zichzelf zodanig vereenzelvigt met God en diens waarheid dat hij Gods wegen en woorden zoet vindt. Maar nu wordt een extra laag toegevoegd: hoe belangrijk en goed het ook is om aan de kant te staan van Gods perspectief, hoe vitaal het ook is ‘Amen!’ te zeggen op Gods goede en noodzakelijke oordeel, toch is oordeel nog steeds oordeel. Er kan uiteindelijk geen genoegen bestaan bij het vooruitzicht van de toorn van God, hoe volkomen gerechtvaardigd die toorn ook is, want de zonde die eraan ten grondslag ligt is buitengewoon tragisch, zowel wat betreft de feiten op zich als wat betreft de gevolgen die eruit voortvloeien.


Eigen vertaling van de overdenking bij 19 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten