donderdag 30 oktober 2014

'Wees afkerig van de dwaze en onverstandige strijdvragen' (2 Tim. 2)

2 Koningen 12; 2 Timotheüs 2; Hosea 3-4; Psalm 119:121-144

Een van de vele praktische beslissingen die een drukbezette voorganger voor de voeten krijgt is of hij bepaalde dwalingen die de kop opsteken al dan niet moet aanpakken.

De factoren die tot dergelijke beslissing leiden zijn talrijk. Hoeveel mensen worden er werkelijk door aangetast? Dreigt het de kerk te verscheuren, of is het slechts het stokpaardje van een of twee mensen? Gaat het over randzaken of gaat het recht naar het hart van het evangelie? Gaat het om iets waarover de Bijbel zich werkelijk duidelijk uitspreekt, of betreft het iets waar de Bijbel geen zeer substantiële zaken over vermeldt?

Bovendien moet je, zelfs wanneer de zaak duidelijk belangrijk is, nuchter afwegen hoeveel tijd en energie je er aan wilt wijden. Te weinig, en velen van je kudde kunnen negatief worden aangestoken; teveel en je wordt afgetrokken van wat de primaire focus van je dienst zou moeten zijn; je zult steeds meer meegesleurd worden in een dermate uitgestrekte oceaan dat je nooit nog de kust zult zien.

In de loop der jaren is mij gevraagd om elk mogelijk ‘probleem’ of elke mogelijke ‘uitlegging’ aan te pakken die langer dan een paar maanden of een paar jaren duurde. Het kan zinvol zijn om het studiewerk te doen dat nodig is om op een aantal van die ‘problemen’ of ‘uitleggingen’ in te gaan; alles wat meer is is tijdverlies.

Slechts een maand of zo voor de massa-zelfmoord van ‘Heaven’s Gate’, zond deze sekte mij (en ongetwijfeld vele anderen) een van hun video’s en heel wat lectuur.
Ik wijdde tien minuten aan het scannen van de literatuur om te zien welke richting die uitging. Het was zodanig klinkklare onzin dat ik het klasseerde, hopend dat ik nooit zou moeten ingaan op dit specifieke soort nonsens. Een aantal weken later waren de meeste aanhangers dood.

Twee jaar geleden werd ik opgebeld door een voorganger die me verweet dat ik nog niet met een substantieel antwoord gekomen was op Michael Drosnins boek, ‘De Bijbelcode’ [The Bible Code].
Uit interesse had ik een behoorlijk uitgebreid dossier samengesteld, maar dat was niet genoeg voor die voorganger: hij voelde dat de mensen in zijn kerk ontzettend kwetsbaar waren en hij stond erop dat ik er een bepaalde tijd zou op werken. Ik weigerde. Twee maanden later ontdekte ik dat de persoon die in zijn kerk het meest op dit probleem geconcentreerd was, de voorganger zelf was, die het onderwerp maar niet kon laten rusten.

Wat een welgekomen tegenstelling dan om Paulus te horen vertellen aan Timotheüs wat hij moet zeggen aan nieuwe generaties voorgangers: ‘betuig in de tegenwoordigheid van God, dat men geen woordenstrijd moet voeren, die tot niets nut is, (ja) verderf brengt aan wie ernaar horen’ (2 Tim. 2:14). Of ook: ‘Maar wees afkerig van de dwaze en onverstandige strijdvragen; gij weet immers, dat zij twisten teweegbrengen’ (2:23).

Antwoord wanneer je moet; fixeer je nooit op randzaken; verlies de focus niet op wat primordiaal is; word niet meegelokt in dwaze twisten. De kwesties waar het echt om gaat zijn gewoonweg te belangrijk.


Eigen vertaling van de overdenking bij 30 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 29 oktober 2014

Wat laat je de volgende generatie na? (2 Kon. 10-11 en 2 Tim. 1)

2 Koningen 10-11; 2 Timotheüs 1; Hosea 2; Psalm 119:97-120

In de twee voor vandaag aangewezen passages [uit het bijbelleesrooster], vinden we een studie van grootmoeders. De eerste is Atalja (2 Koningen 11). Zij is de uiterst gemene moeder van Achazja, de koning van Juda die gedood werd door Jehu (zoals we gisteren zagen) in de chaos die werd veroorzaakt door de opstand in het noordelijke koninkrijk van Israël.

Je kunt je heel wat verschillende acties voorstellen die een koningin-moeder kan ondernemen wanneer ze de moord op haar zoon verneemt.

Atalja’s reactie is dat ze haar hele familie vermoordt. Zo beveelt ze de paleiswacht dat de kinderen en kleinkinderen van haar dode zoon worden omgebracht, behalve haar zuigeling-kleinzoon Joas, die gered wordt door een tante (die zelf gevaar liep te worden gedood), die hem verbergt met zijn voedster. Op die manier verzekert Atalja zich van de macht.

Een aantal jaren later, wanneer Joas nog altijd maar een knaap van een jaar of zeven is, regelt Jojada dat het kind wordt naar buiten gebracht en tot rechtmatige koning wordt uitgeroepen, beschermd door legereenheden die trouw zijn aan Jojada en zijn vastberadenheid de Davidische lijn in stand te houden.

Wanneer Atalja de samenzwering ontdekt, klinken haar kreten ‘Verraad, verraad!’ (11:14) een beetje hol. Omwille van de macht was deze zondige vrouw bereid om niet alleen te moorden (niet zo zeldzaam), maar zelfs haar kinderen en kleinkinderen om te brengen – een zoveel zeldzamer zaak en nog zoveel meedogenlozer – en nu beschuldigt ze degenen die haar ter verantwoording roepen van verraad.

Vergelijk daarmee de moeder en grootmoeder die kort worden vermeld in 2 Timotheüs 1:5. Timotheüs’ grootmoeder Loïs en zijn moeder Eunice zijn volgens Paulus vrouwen met een ‘ongeveinsd geloof’, en ze hebben deze erfenis doorgegeven aan hun zoon en kleinzoon Timotheüs. Hoe ze dit deden wordt niet uitgediept. Maar te oordelen naar patronen die elders in de Schrift worden uitgelegd, was het minste wat ze deden hun persoonlijk voorbeeld tonen en concreet onderricht geven.

Ze gaven zowel de leer van de Schrift door als het patroon van hun eigen ‘ongeveinsd geloof’ – niet alleen het patroon van hun wandel met God, maar de integriteit die als resultaat van dit geloof hun levens kenmerkte.

Verborgen in dit gedeelte ligt hoop voor mannen of vrouwen in gemengde huwelijken. Volgens Handelingen 16:1 was de moeder van Timotheüs, Eunice, zowel Joodse als een christen gelovige; zijn vader was een Griek, klaarblijkelijk een heiden. De christelijke invloed haalde het.

Niet alle vrouwen zijn zo zondig als Atalja; niet allen zijn zo trouw als Loïs en Eunice. Je vindt echter zowel onder mannen als vrouwen niet weinigen die veel meer interesse betonen in macht dan in iets anders, als het nu thuis, op het werk of zelfs in de kerk is.

Ze verlagen zich misschien niet tot moord, maar ze zullen liegen, bedriegen en lasteren om meer gezag te verwerven. Ze zullen onder Gods oordeel vallen. Maar gezegend zijn zij van wie het ongeveinsd geloof zijn stempel drukt op de volgende generatie.


Eigen vertaling van de overdenking bij 29 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 28 oktober 2014

Jehu vs. David: het doel wettigt de middelen niet (2 Koningen 9)


2 Koningen 9; 1 Timotheüs 6; Hosea 1; Psalm 119:73-96

Het loont de moeite de zalving van David (1 Sam. 16) te vergelijken met de zalving van Jehu (2 Koningen 9) – of, meer precies, loont het de moeite niet alleen de twee zalvingen te vergelijken, maar ook wat volgt uit de twee zalvingen.

Het verhaal van David is het bekendste van de twee (1 Sam.). Toen Samuel hem tot koning zalfde, was David nog altijd een jonge man, een jeugdige herder. De zalving veranderde niets aan zijn onmiddellijke situatie. Na verloop van tijd kreeg hij een heldenstatus door Goliath te verslaan en daarna uit te groeien tot een efficiënte en trouwe dienaar van Koning Saul.

Toen Saul verbitterd en krankzinnig werd waardoor hij David dwong zich te verbergen in het heuvelland van Judea, leek David ver van de troon af. Voorzienigheid bood hem twee verrassende gelegenheden om Saul te doden, maar David beheerste zich; hij hield zelfs een aantal van zijn eigen mannen tegen die maar al te zeer bereid waren om de daad te stellen waar David niet aan wilde raken. Zijn redenering was eenvoudig. Hoewel hij wist dat hij koning zou worden, wist hij ook dat Saul op dat ogenblik koning was. Dezelfde God die David had gezalfd, had eerst Saul aangesteld.

Saul doden stond daarom gelijk met het doden van de gezalfde van de Heer. Hij was niet bereid om het erfdeel te grijpen dat de Heer zelf hem had beloofd, indien de prijs daarvoor bestond uit een immorele daad. God had hem de troon beloofd; God zou die eerst moeten vrijmaken van zijn huidige plaatsbekleder, want David zou niet buigen voor intrige en moord. Dit was een van Davids beste periodes.

Hoe anders is Jehu! Wanneer hij gezalfd is, krijgt hij de taak het zondige huis van Achab te straffen en uit te roeien. Maar hij wacht niet op een teken van God: wat hem betreft is zijn zalving voldoende aansporing om meteen tot een bloederige opstand over te gaan. Bovendien mag hij dan vroom praten over het uitroeien van de afgoderij van het zondige huis van Achab (bijv. 9:22), twee boze feiten verraden zijn eigen hart.

Ten eerste vermoordt hij niet alleen de huidige bezetter van de troon in Israël, maar wanneer hij de kans krijgt doodt hij ook Achazja, de koning van Juda (9:27-29), echter zonder dat de profeet dit gebood. Koesterde Jehu misschien denkbeelden van een hersteld en verenigd koninkrijk, bijeengebracht door moord en militaire macht?

Ten tweede maakte Jehu weliswaar een einde aan de macht van de Baälsdienst, maar hij onderhield andere vormen van afgoderij die niet minder afstotelijk waren voor God (10:28-31). In tegenstelling tot David was hij geen ‘man naar Gods hart’ (vgl. 1 Sam. 13:14). Verre van: ‘hij week niet af van de zonden die Jerobeam, de zoon van Nebat, Israël had doen bedrijven’ (10:31).

De les is belangrijk. Zelfs goddelijke profetie ontslaat een mens niet van de verplichtingen tot moraliteit, integriteit en trouw en gehoorzaam geloof in God. Het doel wettigt de middelen niet.


Eigen vertaling van de overdenking bij 28 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 27 oktober 2014

Wie niet voor zijn familie zorgt heeft het geloof verloochend en is slechter dan een ongelovige (1 Tim. 5)

2 Koningen 8; 1 Timotheüs 5; Daniël 12; Psalm 119:49-72

Hoewel ik er niets van wist, legden mijn ouders een stille gelofte af tegenover de Heer terwijl ik in mijn laatste jaar middelbaar onderwijs zat. Omwille van redenen die te ingewikkeld zijn om er hier dieper op in te gaan, beslisten ze dat tenzij bepaalde dingen gebeurden, mijn vader zijn taak als voorganger zou neerleggen, die hij vijftien jaar lang vervuld had. Ik werkte mijn school af, verliet het huis en trok naar de universiteit.

Na zowat een maand ontving ik een brief van mijn ouders: papa had ontslag genomen als voorganger van die kerk. Mijn ouders hadden heel weinig geld. Er was geen andere Franssprekende kerk waar hij eventueel aan de slag kon. Op dat kritieke punt voelde papa zich te oud om een andere gemeente op te starten in een andere plaats. Hij weigerde voorgangersfuncties te overwegen in Engelstalig Canada: zowel zijn roeping als zijn hart waren verbonden met Quebec. Zo ontdekte ik wat mijn ouders hadden beslist: ze verhuisden naar Hull, aan de Franse kant van de rivier tegenover Ottawa, de hoofdstad van het land, waar papa voor zijn gezin zou zorgen als vertaler bij de overheid, en waar hij zoveel mogelijk tijd zou geven aan de Franssprekende kerk in Hull.

Ik kon niet eerder naar ‘huis’ dan met Kerstmis. Op een gegeven moment peilde ik mijn vader in een poging zijn redenering te begrijpen. Gezien zijn overtuiging dat hij in het Franstalige deel van Canada moest blijven, rees snel de vraag hoe hij voor zijn gezin zou zorgen. ‘Want de Schrift zegt’, zo legde papa uit, ‘dat als een man niet voor zijn eigen gezin zorgt, hij slechter is dan een ongelovige. Hij gebruikte zijn oude King James-vertaling voor de woorden van 1 Timotheüs 5:8: ‘Maar als iemand de zijnen en vooral zijn huisgenoten niet verzorgt, heeft hij het geloof verloochend en is hij erger dan een ongelovige’.

Er zijn duidelijk een aantal uitzonderingen op deze tekst. Als een man te ziek is om te werken, bijvoorbeeld, is hij vrijgesteld – en te oordelen naar de toon van het hele hoofdstuk, zou de gemeente zelf moeten tussenkomen met wat voor steun ook maar nodig is, in het geval de familie niet rondkomt.

Maar wat je als lezer treft bij veel van de richtlijnen in dit hoofdstuk, is de manier waarop de voorziening van de kerk voor de sociale noden van haar mensen wordt voorgeschreven met buitengewone gevoeligheid voor de gevaren.

Met het risico de zaken te eenvoudig voor te stellen, kan het patroon dat Paulus uitlegt op deze manier worden samengevat: de kerk zorgt voor hen die in ware nood zitten, maar wie de mogelijkheid bezitten om hun weg te vinden en voor zichzelf te zorgen moeten dit doen – zowel om geen last te vormen voor de kerk, als voor hun eigen goed – of ze moeten worden aangeklaagd omdat ze het geloof hebben verlaten.

Luiheid gaat niet samen met godsvrucht. Ik kan me niet veel gelegenheden herinneren waarin ik nog groter respect had voor papa’s gehoorzame geloof.


Eigen vertaling van de overdenking bij 27 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 26 oktober 2014

'Laat niemand je minachten om je jeugdige leeftijd' (1 Tim. 4)


2 Koningen 7; 1 Timotheüs 4; Daniël 11; Psalm 119:25-48

Toen ik nog een heel jonge man was, werd ik voorganger van een tamelijk kleine gemeente in Canada. De mensen waren zeer vriendelijk voor me, en sprongen met veel meer geduld met mijn fouten en vergissingen om dan ik verdiende.

Er was een vrouw in die gemeente die ik soms bijzonder vervelend vond. Ze dankte me bijna elke zondagmorgen uitvoerig voor de preek, en voegde er dan aan toe, ‘Maar je bent zo jong’. Dit ging zo verschillende weken door, tot het nog weinig meer was dan een formule.

Uiteindelijk won mijn ijver het van mijn verstand. Nadat ik nog maar eens naar haar uitbarsting met de formule ‘Maar je bent zo jong’ had geluisterd, glimlachte ik fijn en merkte op (met een citaat uit een oude vertaling van die tijd [King James Version]), ‘Ja, maar de Schrift zegt “Niemand verachte uw jonkheid” – niemand’. Hoe onstuimig mijn uitspraak ook, toch leek ze te zorgen voor de klik, want daarna zei ze nooit nog iets dergelijks tegen me.

Toen ik er echter over nadacht, begon ik me te realiseren dat ik het eerste deel van 1 Timotheüs 4:12 had geciteerd, maar niet het laatste deel. Het eerste deel luidt ‘Sta niemand toe dat hij vanwege je jeugdige leeftijd op je neerkijkt’ [NBV]. Ik veronderstel dat als deze zin op zichzelf stond, een van de manieren om anderen niet op je te laten neerkijken wanneer je jong bent, er dan uit zou bestaan dat je hen neerknuppelt met deze tekst.

Maar Paulus schrijft ‘Sta niemand toe dat hij vanwege je jeugdige leeftijd op je neerkijkt, maar wees voor de gelovigen een voorbeeld in wat je zegt, in je levenswijze, in liefde, geloof en zuiverheid’.

Wanneer je met andere woorden een jonge gelovige bent, zeker een jonge gelovige in een leiderschapspositie zoals Timotheüs, dan is dé manier om te zorgen dat anderen niet op je neerkijken, een zodanig voorbeeld zijn – ‘in wat je zegt, in je levenswijze, in liefde, geloof en zuiverheid’ – dat je duidelijke godsvrucht hen het zwijgen oplegt.

Als je ijverig bent met de talenten en gaven die God je schonk, voegt Paulus eraan toe, dan zal iedereen je vooruitgang opmerken (4:15).
Je ijver moet volledig zijn, en de terreinen waarop anderen je vooruitgang opmerken zullen ook uitgebreid zijn: ‘Zie toe op uzelf en op de leer’ (4:16).

Het resultaat zal niet alleen jouw volharding omvatten die leidt tot de redding bij de eindvervulling, maar ook de behoudenis van velen onder hen die je horen (4:16).

Ingebed in dit advies aan een jonge man zit een heel pakket aan christelijk moreel onderwijs. Daden spreken soms krachtiger dan woorden. Christen leiders moet niet alleen leiden door woorden maar ook door daden die volledig aansluiten bij die woorden. Het gezag dat een christen leider ten deel valt komt niet zozeer voort uit het ambt zelf, maar veeleer wordt het in de loop van de tijd verdiend door de kwaliteit van het christelijke leven.

Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat een groot deel van het volgende hoofdstuk gewijd is aan het specifieke onderricht hoe je broers en zusters in Christus behandelt in de verschillende levensstadia. Hoe je mensen moet behandelen ligt altijd dicht bij het hart van het christelijk discipelschap.


Eigen vertaling van de overdenking bij 26 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 25 oktober 2014

Opziener worden, een eerzaam streven (1 Tim. 3)


2 Koningen 6; 1 Timotheüs 3; Daniël 10; Psalm 119:1-24

In het Nieuwe Testament vind je twee uitgesproken ambten in gemeenten. Aan de ene kant zijn er de pastors [of voorgangers, JL] (het woord komt van de Latijnse uitdrukking voor ‘herders’), die ook oudsten of opzieners worden genoemd (het woord werd in oudere vertalingen weergegeven als ‘bisschoppen’ [Eng.: bishops]).

Aan de andere kant zijn er de diakenen. Het was pas in de tweede eeuw dat bisschoppen een soort van derde trap werden in het kerkelijke gezag, waarbij ze diverse voorgangers/oudsten superviseerden die onder hen stonden.

Dus wanneer Paulus kort de criteria uiteenzet om een ‘opziener’ te worden (1 Tim. 3:1-7), dan reikt hij eigenlijk de criteria aan voor het voorgangersambt. Het kan helpen als we kort een aantal punten overdenken:

(1) Enerzijds zijn de criteria die Paulus ons verschaft niet bijzonder verheven of moeilijk. Er staat niets over een elite-opvoeding, een bepaalde persoonlijkheid, tot een aristocratische groep in de maatschappij horen of een bepaalde leiderschapsbekwaamheid. De lijst bevat dingen als niet dronken worden, niet opvliegend zijn en dergelijke.

(2) Met uitzondering van slechts twee kwalificaties, wordt al het andere in deze lijst ook opgedragen aan alle christenen. Als de opziener bijvoorbeeld ‘gastvrij’ moet zijn (3:2), dan wordt hetzelfde ook aan alle christenen opgedragen in Hebreeën 13:2. Als christen voorgangers ‘niet verslaafd aan wijn’ mogen zijn (3:3), dan geldt dit ook voor gelijk welke andere christen.

Met andere woorden: wat de christen voorganger in de eerste plaats moet karakteriseren, is dat hij die kenmerken en tekenen van volwassenheid tentoonspreidt die ook zonder uitzondering opgelegd worden aan alle gelovigen. Dus zou de christen oudste een voorbeeld moeten zijn van hoe het christenleven er moet uitzien. In die zin liggen de eisen in hun geheel dus inderdaad wel hoog.

(3) De twee kwalificaties die anders zijn, zijn de volgende:

(a) Van de christen voorganger wordt verwacht dat hij ‘bekwaam’ is ‘om te onderwijzen’ (3:2). Dit veronderstelt kennis en de vaardigheid om die kennis ook te communiceren. Dit is de onderscheidende eigenschap van dit ambt.

(b) Christen voorgangers mogen niet ‘pas bekeerd’ zijn (3:6). Dit sluit duidelijk sommige christenen uit. Wat ‘pas bekeerde’ betekent zal ongetwijfeld variëren afhankelijk van de leeftijd en maturiteit van de kerk, aangezien het criterium noodzakelijkerwijs verbonden is met hoe recent anderen tot bekering gekomen zijn.

(4) Het nauwe verband tussen het gezin en de kerk (3:4-5) is nogal verbazingwekkend. Niet elke christen vader komt in aanmerking om een oudste te zijn in de kerk; van elke christen vader wordt niettemin verwacht dat hij oudstenkenmerken vertoont in zijn eigen gezin.

(5) Diverse kwalificaties zijn verbonden met de specifieke verantwoordelijkheid van dit ambt. Als hij moet onderwijzen, moet de oudste gastvrij zijn, een goede reputatie genieten bij buitenstaanders, geen ruziemaker blijken, en onaangetast door geldelijke verleidingen. Een louter schoolse theoloog zonder liefde voor mensen zal niet volstaan.


Eigen vertaling van de overdenking bij 25 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 24 oktober 2014

God, onze redder, wil dat alle mensen worden gered (1 Tim. 2)

2 Koningen 5; 1 Timotheüs 2; Daniël 9; Psalmen 117-118

Het lijkt er vandaag op dat wanneer er in discussies wordt verwezen naar 1 Timotheüs, de focus dan vooral ligt op 2:11-15. Daarom zullen wij nadenken over 1 Timotheüs 2:1-7.

(1) Paulus spoort christenen duidelijk aan om te bidden voor al wie een gezagspositie bekleedt (2:1-2). De eerste bedoeling van dergelijk gebed is ‘opdat wij een stil en rustig leven mogen leiden in alle godsvrucht en waardigheid’ (2:2). Gods soevereiniteit overstijgt de kerk, tot alle zaken van de mens. Paulus weet goed dat een georganiseerde en veilige maatschappij bijdraagt tot een geregeld, gedisciplineerd leven, en daarom tot ‘godsvrucht en waardigheid’.

(2) Wanneer Paulus zegt ‘Dit is goed’, is het niet meteen duidelijk of dit verwijst naar het godsvruchtige leven dat hij onder gelovigen wil zien, of naar de gebeden die ze verondersteld worden tot de Almachtige God op te zenden voor hen die gezag bekleden.

Indien het eerste, dan moet het verband met wat volgt ongeveer als volgt zijn: als we godsvruchtige levens leiden, dan zullen precies die levens een getuigenis van het evangelie zijn voor de mensen rondom ons van wie God wil dat ze ‘behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen’ (2:4).

Indien ‘dit is goed’ echter verwijst naar ons bidden, dan is het verband met wat volgt een beetje anders: Paulus zegt dat we moeten bidden voor hen die gezag uitoefenen, niet alleen opdat de maatschappij stabiel zou zijn, maar opdat ze gered mogen worden – aangezien God wil dat alle mensen tot kennis van de waarheid komen.

(3) Hoe het ook zij, het uitgangspunt is dat God vitale belangstelling heeft voor de bekering van mensen van overal. Dit is helemaal niet in strijd met wat de Bijbel op andere plaatsen zegt over uitverkiezing. Ongetwijfeld betoont God een speciale liefde voor zijn uitverkorenen. Niettemin schetst de Bijbel constant het beeld van God die eigenlijk uitroept: ‘Bekeer je! Bekeer je! Want God schept geen behagen in de dood van de goddeloze’ [vgl. Jes. 33:11, JL]. Zijn standpunt tegenover deze gevallen beelddragers, hoezeer het ook wordt gekenmerkt door gerechtigheid en oordeel, omvat dit element van verlangen naar hun redding.

(4) In dit verband zegt 1 Timotheüs 2:5 eigenlijk dat de leer van het monotheïsme ook gevolgen heeft: als er maar één God is, dan moet Hij de God van allen zijn, of Hij nu als zodanig erkend wordt of niet. Als er slechts één middelaar tussen God en gevallen mensen is, dan is die ene Middelaar de enige hoop voor gelijk welk mens.

(5) Het is dan potentieel mogelijk dat Hij de losprijs voor elke man en vrouw wordt van overal (2:6). Er is geen andere Middelaar. Hij is niet de Middelaar van de Joden alleen. ‘Te juister tijd’ (2:6 [of in de NSV: ‘op de door God bestemde tijd’] is deze waarheid duidelijk gemaakt – en ze vormt de kern van het apostolische evangelie dat Paulus moest prediken, vooral ook onder de heidenen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 24 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 23 oktober 2014

Zij willen leraars der wet zijn, zonder ook maar te beseffen wat zij zeggen (1 Tim. 1)


2 Koningen 4; 1 Timotheüs 1; Daniël 8; Psalm 116

Een paar jaar geleden ontving ik een brief van iemand die me vertelde dat hij een van mijn boeken gelezen had en van streek was omdat ik vaak naar de Heer Jezus Christus verwees als ‘Jezus’. Hij citeerde verschillende passages over het belijden van Jezus als Heer (bijv. Rom. 10:9), en hoe een dergelijke belijdenis het teken is dat je de Geest bezit (1 Kor. 12:3).

Ik schreef terug en legde uit dat wanneer ik verwijs naar de Heer Jezus Christus als Jezus, ik daarbij zijn ‘Heer-zijn’ niet ontken. Eerder is het zo dat ik het op dat moment niet weergeef.

Verder handelde het boek dat hij had gelezen over een van de synoptische evangeliën. In de evangeliën wordt het vaakst gewoon naar de Heer Jezus verwezen als ‘Jezus’. Dus aangezien ik een commentaar schreef over een van de evangeliën, was ik geneigd te verwijzen naar Jezus op dezelfde manier als de Schrift dit doet. Wanneer ik een passage van pakweg Paulus uitleg, ben ik geneigd overwegend de manieren te gebruiken die ook de apostel gebruikt om Jezus aan te spreken of naar Hem te verwijzen.

Ik kreeg van hem een veel bladzijden tellend document terug met daarin de meeste passages die verwijzen naar Jezus als Heer, waarbij veel redenen gegeven werden voor het belang van een dergelijke belijdenis, en nog veel meer van hetzelfde. Hij beantwoordde geen enkel punt uit mijn brief: ik was louter kanonnenvoer voor zijn tirade.

Het was het antwoorden niet waard. Vanuit zijn gezichtspunt leefde hij de Schrift na. Voor mij leek hij meer dan een beetje op de mensen naar wie Paulus verwijst: ‘zij willen leraars der wet zijn, zonder ook maar te beseffen wat zij zeggen of waarover zij zo stellig spreken’ (1 Tim. 1:7).

Natuurlijk heeft Paulus specifieke tegenstanders in gedachten, en hun profiel stemt niet exact overeen met dat van mijn briefschrijver. Niettemin zijn er in elke generatie mensen die in en rond de kerk frequenteren die ‘een andere leer’ brengen (1:3 [NBV spreekt over een ‘afwijkende leer’, in het Engels is er sprake van ‘false doctrines’, dus eerder een valse leer, JL]) en die zich wijden aan randzaken.

Een kerel die ik had onderwezen in een avondschool raakte ervan overtuigd dat hij de sleutel tot de Schrift bezat via een bepaalde omslachtige typologie van de besnijdenis.

Iemand anders schreef me vanuit Australië en kwam met een enorme synthese die opmerkelijk onzinnig is, terwijl hij alle uitgevers veroordeelt omdat ze zo enggeestig en heterodox zijn dat ze zijn inzichten niet het podium bieden dat hij vindt dat ze verdienen.

Nog weer een ander schreef herhaaldelijk volumineuze brieven en drong erop aan dat ik zijn manuscript zou uitgeven omdat de hele wereld het nodig moest lezen.

Wat deze mensen gemeen hebben is valse leer, een klemtoon op randzaken (zelfs al gaat het dan niet om geslachtsregisters, 1:4) die verdraait wat centraal staat, en een arrogantie die zichzelf verraadt door eindeloos ‘ijdel gepraat’ (1:6). Wat hen ontbreekt is het doel van het evangeliegebod, en dat is liefde en ongeveinsd geloof, tot bevordering van Gods werk (1:4-5).


Eigen vertaling van de overdenking bij 23 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 22 oktober 2014

'Wil iemand niet werken, dan zal hij ook niet eten' (2 Thess. 3)

2 Koningen 3; 2 Thessalonicenzen 3; Daniël 7; Psalmen 114-115

Het gedeelte in 2 Thessalonicenzen 3:6-13 is uniek in het Nieuwe Testament. Op geen enkele andere plaats vinden we zoveel zinnen gewijd aan de zonde van luiheid.

Het is zeker mogelijk om werk zelf of de beloningen die eruit voortkomen tot afgoden te maken. Dit is vaak waar mensen aan denken als ze neerbuigend spreken over de ‘Protestantse werkethiek’.

Maar je moet nog altijd stellen dat het passende antwoord op de zonde van werk een afgod te maken niet rust is: dit zou gewoon weer van rust en genot een afgod kunnen maken. Maar het passende antwoord is bekering, en geloof in en gehoorzaamheid aan God. Dan moet werk zijn juiste plaats krijgen in een wereld die door God en zijn Woord wordt gekaderd.

Het kan niet anders of lezers van de Bijbel merken op dat God heel wat meer zegt over werk dan over rust. De zo vaak bekritiseerde ‘Protestantse werkethiek’ begon eerder eenvoudig: toegewijde christenen dachten dat ze al hun werk aan God moesten offeren. Dit garandeerde dat ze in het algemeen toch wat harder werkten en ook heel wat eerlijker dan veel anderen. Het onvermijdelijke gebeurde: velen van hen ging het voor de wind.

Twee of drie generaties verder begonnen velen natuurlijk de nadruk te leggen op het werk zelf, ofwel als het essentiële kenmerk van godsvrucht, of als een middel om rijkdom te vergaren, of allebei – en soms werd God naar de rand verdrongen.

Maar terwijl we werk terecht als afgoderij willen veroordelen, moeten we opletten niet naar de andere kant over te slaan, en werk te beschouwen als iets dat louter moet gedaan worden, zodat we kunnen verdergaan met wat we werkelijk belangrijk vinden: plezier hebben en onszelf dienen. Bijbels gesproken is het moeilijk om te zien in welk opzicht dit standpunt ook maar een verbetering is.

We weten niet precies wat een aantal van de gelovigen uit Thessalonika ertoe aanzette om lui te zijn. Misschien dat sommigen gewoon probeerden te profiteren van de vrijgevigheid van christenen. Er waren er zeker die minder zin hadden om aan de slag te gaan dan om zich onledig te houden met nutteloze dingen (3:11). Maar Paulus wil er niets van weten.

Dit is geen zaak van christenen die erbarming moeten tonen voor hen die werkelijk in nood zijn. Het is veeleer een kwestie van christenen die duchtig de zweep moeten hanteren tegen hen die wel beweren christen te zijn, maar die de duidelijke richtlijnen van de apostel (3:12) niet gehoorzamen en zijn opmerkelijke persoonlijke wandel negeren (3:7-9). Hij werkte (d.w.z. voor zijn beroep) precies om dit punt te onderwijzen: ‘Wil iemand niet werken, dan zal hij ook niet eten’ (3:10).

Nu gaat Paulus nog een stap verder: betrouwbare christenen moeten uit de buurt blijven van deze bedriegers, zelfs helemaal van hen weg blijven (3:6). Op die manier kunnen ze de kerk niet verontreinigen. En nog belangrijker: zij die buiten staan zullen de wandel van dergelijke mensen niet verwarren met de wandel van christenen die blijmoedig de apostolische instructies navolgen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 22 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 21 oktober 2014

Wij worden weggevoerd, de Here tegemoet in de lucht (2 Thess. 2)

2 Koningen 2; 2 Thessalonicenzen 2; Daniël 6; Psalmen 112-113

Het was altijd al makkelijk om zaken verkeerd te begrijpen rond de wederkomst van Jezus. Soms komt dit voort uit onwetendheid, soms uit een verkeerd gelegde nadruk. Te oordelen naar 2 Thessalonicenzen 2:1-12 waren dergelijke gevaren al sinds de vroege kerk aanwezig.

Vandaag houden we nog veel van onze verwrongen interpretaties met betrekking tot deze zaken over. Bijvoorbeeld omdat Paulus in 1 Thessalonicenzen 4:17 schrijft ‘daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht’, denken veel hedendaagse uitleggers dat Paulus dacht dat de wederkomst van de Heer zou plaatsvinden tijdens zijn leven, en natuurlijk had hij het dan in dit geval verkeerd.

In werkelijkheid bewijst 1 Thessalonicenzen 4:17 niet méér dat Paulus geloofde dat Christus zou terugkeren tijdens zijn leven, dan 1 Korinthiërs 6:14 bewijst dat hij dacht dat Christus niét tijdens zijn leven zou terugkeren. Daar schrijft Paulus: ‘God heeft niet alleen de Here opgewekt, maar zal ook ons opwekken door zijn kracht’. Alhoewel hij op beide plaatsen de eerste persoon gebruikt, vereenzelvigt Paulus zich gewoon met de christenen die deze ervaringen zullen meemaken – of het nu gaat om ontmoeten van de Heer en zo ontkomen aan de dood, of om sterven en uiteindelijk opstaan uit de dood. Toch is de hedendaagse misvatting op dit punt wijdverbreid.

De misvatting achter 2 Thessalonicenzen 2:1-12 is niet volkomen helder, maar blijkbaar hadden de Thessalonicenzen een brief ontvangen die valselijk beweerde van Paulus te komen maar waar zijn welbekende handschrift en handtekening op het einde ontbrak (de reden waarom Paulus de aandacht van zijn lezers vestigt op die kenmerken in 3:17).

Op een of andere manier overtuigde die misleidende brief sommige Thessalonicenzen dat ‘de dag des Heren’ al aangebroken was (2:1-2); ofwel waren ze op een bepaalde manier achtergelaten, of anders werd hen een soort ‘over-verwerkelijkte’ eschatologie onderwezen die probeerde al de zegeningen van het heil voor het heden te reserveren. Mogelijk is er onsterfelijkheid na de dood, maar bij deze visie is er geen behoefte aan een persoonlijke wederkomst van Jezus Christus, of een oordeelscrisis en triomfantelijke regering.

Dus geeft Paulus een aantal redenen om te staven dat de dag des Heren nog niet gekomen was. Daarin volgt hij het voorbeeld van de Heer Jezus, die ook een beetje onderricht gaf over hen die ten onrechte iemand voor de Christus zouden aanzien (Mt. 24:23-27). Er moeten bepaalde dingen plaatsvinden vooraleer de Heer Jezus terugkomt, en dan zal Hij op een definitieve en ondubbelzinnige manier de tegenstand verteren ‘met de adem van zijn mond’ en ‘door de aanblik van zijn komst’ (2:8 [NBV]).

De leugens kunnen zelfs gepaard gaan en ondersteund worden door ‘allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen’ (2:9); maar mensen komen in de kern echter om, omdat ze weigeren de waarheid lief te hebben (2:10). Vroeg of laat spreekt God oordeel uit door hen de dwaling te zenden die ze zozeer verkiezen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 21 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 20 oktober 2014

Zonder Christus ware de hemel een hel (2 Th. 1)

2 Koningen 1; 2 Thessalonicenzen 1; Daniël 5; Psalmen 110-111

Ik hoorde eens een voorganger door 2 Thessalonicenzen 1 prediken met de volgende indeling:

1. Een goede gemeente gaat door een moeilijke tijd (1:3-4)

2. Een goede God wacht op de juiste tijd (1:5-10)

3. Een goed man bidt in de tussenliggende tijd (1:11-12)

Vandaag wil ik wat verder nadenken over het tweede punt.

(1) Paulus kan spreken over de Thessalonicenzen die het koninkrijk van God ‘waardig’ worden geacht, dat met verterende kracht zal komen wanneer Jezus terugkomt (1:5-11). Het verband toont ons dat Paulus niet veronderstelt dat ze op een of andere manier helemaal waardig genoeg worden om te worden aangenomen door God. De idee is eerder dat ze, nu ze christen geworden zijn, christelijk geloof en liefde aan de dag leggen (1:3-4) en dat ze op de christelijke weg volharden, ondanks lijden en beproevingen (1:4-5).

Dit aanhoudend aan de dag leggen van genade terwijl ze onder vuur liggen, deze vasthoudendheid, is een bewijs van wat er gebeurt in hun levens, en het resulteert erin dat ze het koninkrijk worden ‘waardig’ geacht. Met andere woorden: waarachtige christenen volharden door Gods genade in het evangelie, en dit toont aan dat ze geschikt zijn voor de voleinding. In die zin tonen ze zich ‘waardig’.

(2) ‘God is inderdaad rechtvaardig’ (1:6 [NBV]). Daarom zal er een tijd zijn van vergelding voor hen die zijn volk wreed verdrukten (1:7) en zijn woord veronachtzaamden (1:8). Wanneer Christus terugkomt zal Hij straf oefenen ‘over hen, die God niet kennen en het evangelie van onze Here Jezus niet gehoorzamen’ (1:8). Hier wordt verondersteld dat de volkomenheid van Gods rechtvaardigheid niet wordt gezien vooraleer Jezus terugkeert.

Een bepaalde uitwerking van gerechtigheid wordt gezien in deze gebroken wereld, maar laten we wel wezen: in deze wereld lijken veel zondige mensen met heel veel weg te komen, en veel mensen die buitengewone goedheid vertonen lijden heel wat.

Wijze ouders zeggen vaak tegen hun kinderen ‘Het leven is niet eerlijk. Verwacht dat dus ook niet’. Maar tegelijk is God ‘eerlijk’; Hij is volmaakt rechtvaardig. Maar verwacht niet dat zijn rechtvaardigheid wordt aangetoond via onmiddellijke beloning en vergelding. Zijn tijdrekening is niet de onze. Het leven is niet eerlijk op onze tijdrekening. Wanneer Jezus echter terugkomt, zal niet alleen recht geschieden, we zullen ook zien dat het geschiedt.

(3) Op dat moment is Christus zelf het centrum van alles, en niemand van ons, individuen. Omwille van de centrale rol van Christus wordt straf zowat gedefinieerd in termen van verstoten worden ‘ver van het aangezicht des Heren en van de heerlijkheid zijner sterkte’, terwijl ze ‘boeten met een eeuwig verderf’ (1:9).

Onder ‘zijn heiligen’ daarentegen, zijn ‘heilig volk’, zal diezelfde Heer Jezus ‘verheerlijkt’ worden, ‘en met verbazing aanschouwd’ worden ‘in allen, die tot geloof gekomen zijn’ (1:10). Laat Christus niet in de hemel zijn, en de hemel zou een hel zijn.


Eigen vertaling van de overdenking bij 20 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 19 oktober 2014

'De HERE heeft een leugengeest gegeven in de mond van al deze profeten van u' (1 Kon. 22)


1 Koningen 22; 1 Thessalonicenzen 5; Daniël 4; Psalmen 108-109

Veel gelovigen vinden het laatste hoofdstuk van 1 Koningen, 1 Koningen 22, verontrustend. Want hier wordt van God getoond dat Hij zelf een ‘leugengeest’ (22:22) uitstuurt die koning Achab zal verleiden en hem naar zijn ondergang zal leiden. Stemt God dan in met leugenaars?

De scene kan ons veel leren. De koninkrijken van Juda en Israël trekken voor een keer samen op tegen de koning van Aram, in plaats van elkaar naar de keel te vliegen. Josafat, de koning van Juda, komt over als een goed man die in grote lijnen verlangt om zich te houden aan het verbond en trouw te zijn aan God, maar hij is nogal een watje.

Hij behandelt de militaire verkenningsexpeditie alsof het een avontuur is, maar hij wil wel dat Achab, koning van Israël, ‘naar het woord van de HEERE’ vraagt (22:5).

Nadat de valse profeten klaar zijn, is Josafat clever genoeg om te vragen of er misschien nog een andere profeet van de Heer is, en Micha verschijnt op het toneel. Maar ondanks de waarschuwingen van Micha trekt hij er toch op uit met Achab en stemt er zelfs mee in om zijn koninklijke gewaad aan te houden terwijl Achabs identiteit gemaskeerd wordt.

Maar de kern van de zaak draait om Micha. Merk op:

(1) Impliciet blijkt dat Achab zich omringd heeft met religieuze ja-knikkers die hem zullen vertellen wat hij wil horen. De reden dat hij Micha haat, is dat hetgeen Micha over hem zegt slecht is. Zoals alle leiders die zich omringen met ja-knikkers, zorgt hij er zelf voor dat hij wordt misleid.

(2) Wanneer Micha begint met een sarcastische positieve prognose (22:15), ziet Achab meteen dat hij niet de waarheid spreekt (22:16). Dit wijst op een geweten dat meer dan een klein beetje bezwaard is. Uiteindelijk had God Achab voorheen al gezegd dat, omwille van zijn schuld in de zaak van Naboth, honden op een dag zijn bloed zouden oplikken (21:19). Hij verwachtte dus wel een bepaalde dag slecht nieuws te horen, en ten diepste kon hij nooit echt de blijde vooruitzichten van zijn onderdanige ‘profeten’ vertrouwen.

(3) Wanneer Micha hem vertelt over het aanstaande onheil, geeft hij ons ook een dramatische reden voor de samenhang en unanimiteit van de valse profeten: God zelf had een leugengeest gezonden. Achabs tijd is gekomen: hij zal uitgeschakeld worden. Gods soevereiniteit strekt zich zelfs uit tot de instrumenten om Achabs tamme profeten een ‘krachtige dwaling’ te sturen (vergelijk met 2 Thess. 2:11-12).

Maar het feit dat Achab dit allemaal te horen krijgt toont aan dat God nog steeds genadig toegang biedt tot de waarheid. Maar Achab is zo ver afgedwaald dat hij de waarheid niet kan verwerken. In een dwaze reactie gelooft hij genoeg van de waarheid om zijn eigen identiteit te verbergen in de rangen van zijn gewone soldaten, maar onvoldoende om weg te blijven uit Ramot in Gilead. Dus sterft hij: Gods soevereine oordeel wordt uitgevoerd, zeker omdat Achab de leugen verkoos, terwijl hij zowel de waarheid als de leugen te horen kreeg.


Eigen vertaling van de overdenking bij 20 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 18 oktober 2014

Leef zo dat het God behaagt (1 Thess. 4)


1 Koningen 21; 1 Thessalonicenzen 4; Daniël 3; Psalm 107

In 1 Thessalonicenzen 4 komt Paulus nog maar eens met expliciete instructies voor zijn bekeerlingen met betrekking tot hoe ze moeten leven (zie de overdenking van 4 oktober). Hoewel zijn tijd met de Thessalonicenzen kort was, kan Paulus terugkijken op die paar weken en becommentariëren met ‘Broeders en zusters, in naam van de Heer Jezus vragen we u met klem te leven zoals wij het u hebben geleerd, dus zo dat het God behaagt. U doet dat al, maar wij sporen u aan het nog veel meer te doen’ (4:1 [NBV]).

In wat volgt in dit hoofdstuk, zijn er vier terreinen voor dergelijke instructie (en nog meer in het volgende hoofdstuk, hoewel we er hier niet dieper op ingaan). De eerste drie van deze ‘hoe te leven’-paragrafen zijn doorweven met theologische terminologie en motieven; de vierde paragraaf is in de eerste plaats theologisch in zijn betoog, maar de reden om te schrijven is volledig praktisch.

(1) Paulus stelt dat Gods wil voor de Thessalonicenzen bestaat uit ‘heiliging’ (4:3). Hoewel heiliging bij Paulus vaak definiërend of positioneel is (d.w.z. hij denkt dan aan de manier waarop gelovigen geheiligd werden in Christus op het tijdstip van hun bekering, met andere woorden apart gezet zijn voor God en voor zijn gebruik; zie de overdenking van 27 augustus), hier denkt hij aan de gevolgen die bekering heeft voor de manier waarop gelovigen leven.

Hij is hier in het bijzonder bekommerd over het terrein van het seksuele. De Griekse tekst van vers 4 kan betekenen ‘je eigen lichaam leren onder controle houden’ (op seksueel vlak), of ‘leren hoe je met je eigen vrouw moet leven’ (in eerbare seksuele harmonie, niet met seksuele uitbuiting of manipulatie), of zelfs ‘leren om een vrouw te verwerven’ (op een eerbare manier, niet in een relatie die op niets meer gebaseerd is dan begeerte). ‘God heeft ons niet geroepen tot onreinheid, maar in heiliging’, en dat feit heeft onmiddellijke invloed op onze seksuele wandel.

(2) Liefde in de christelijke gemeenschap is een teken dat een kerk ‘zelf door God onderwezen’ is. Hoe uitstekend de reputatie van de Thessalonicenzen op dit vlak ook is, Paulus roept op tot verbetering (4:9-10).

(3) Christelijke ambitie moet zich richten op rustige trouw, je met je eigen zaken bemoeien en hard werken opdat je geen last vormt voor anderen. Te oordelen naar de frequentie waarmee Paulus terugkeert op dit thema, zou je denken dat er meer dan een paar ledige mensen de gemeenterangen in Thessalonika bevolkten (5:14; 2 Thess. 3:11-13).

(4) De laatste paragraaf (4:13-18) betreft ‘hen, die ontslapen’, waarvan het verband toont dat het om christenen gaat die gestorven zijn. Wat zal er met hen gebeuren? Blijkbaar had Paulus niet de tijd om gedetailleerd op dergelijke zaken in te gaan toen hij nog bij hen was. Aangezien hij niet wil dat ze onwetend zijn (4:13) schetst hij wat er gebeurt. Maar de les die we moeten in gedachten houden is dat deze leer er kwam om elk verdriet te verlichten dat nabestaande gelovigen treft: we rouwen, maar niet ‘zoals de andere (mensen), die geen hoop hebben’ (4:13). Instructies over hoe je moet leven strekken zich zelfs uit tot hoe je moet rouwen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 18 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 17 oktober 2014

Moge de Heer uw liefde voor elkaar en ieder ander groter maken (1 Thess. 3)

1 Koningen 20; 1 Thessalonicenzen 3; Daniël 2; Psalm 106

De intensiteit van de relatie tussen Paulus en zijn bekeerlingen duikt elke keer weer op. Bij Paulus merk je nooit een spoor van louter professionalisme. Waar hij bij gelegenheid bereid is om zich te beroepen op zijn apostolisch gezag, is zijn standpunt tegenover gemeenten die hij opstartte er nooit een van afstandelijke superioriteit.

Wanneer Paulus zelf niet in de gelegenheid was om de gelovigen in Thessalonika te bezoeken om te zien hoe het met hen ging – en in dit geval was hij bijzonder bezorgd aangezien zijn volledige dienst in Thessalonika ongeveer maar een maand duurde, zodat het fundament van deze gelovigen niet zo sterk was als bij de meeste bekeerlingen – besloot Paulus om Timotheüs te sturen om het uit te zoeken (1 Thess. 3:1-2).

Nu Paulus zich weer bij Paulus heeft gevoegd in Athene, met prachtige verslagen over het geloof en de liefde van de Thessalonicenzen (3:6 – twee elementen uit de Paulinische triade; zie de overdenking van 11 oktober), om nog maar te zwijgen over hun trouw aan Paulus en aan het apostolische evangelie, kent Paulus’ vreugde geen grenzen: ‘zijn wij dan ook, broeders, bij al onze nood en druk, vertroost over u door uw geloof, want nu leven wij, als gij staat in de Here’ (3:7-8). Zelfs dat is niet genoeg. Paulus roept uit: ‘Want welke dank kunnen wij Gode over u vergelden voor al de blijdschap, waarmede wij ons om u verblijden voor onze God?’ (3:9).

Op zijn beurt is dit een aanzet voor Paulus’ onthulling van hoe hij bidt voor de Thessalonicenzen.

(1) Paulus bidt voortdurend (‘nacht en dag’, zegt hij), ‘vurig’, dat hij op de een of andere manier in staat zal zijn om terug te keren naar Thessalonika om te ‘voltooien wat nog aan uw geloof ontbreekt’ (3:10-11). Deze jonge gemeente heeft weinig basis gekregen. Paulus voelt een enorm gewicht van verantwoordelijkheid om erin te voorzien, om de hele raad van God te schetsen, het evangelie op een begrijpelijke manier over te brengen, deze broers en zusters te leren hoe de Bijbel is opgebouwd, en hen een duidelijk zicht te bieden op het voorwerp van hun geloof zodat hun (subjectieve) geloof stevig gefundeerd zal zijn.

(2) Ondertussen bidt hij dat de liefde van de Thessalonicenzen voor elkaar mag ‘toenemen en overvloedig worden’ (3:12). Paulus weet dat een christengemeenschap die op een goede manier liefde betoont niet alleen het evangelie weerspiegelt in het leven, maar ook voorziet in een gezonde omgeving waarin bijbels onderwijs wordt meegenomen. Een kibbelende gemeenschap drijft mensen weg. Bovendien werden in deze cultuur veel relaties gevormd op basis van verplichting. Een ‘weldoener’ voorzag in iets, en de ontvanger was de weldoener een bepaalde gehoorzaamheid of dienst verschuldigd.

Paulus wil daarentegen dat christenen dergelijke culturele begrenzingen overstijgen, en op een dusdanige manier leven dat elke christen voortdurend de ‘verplichting’ kwijtscheldt om elkaar lief te hebben, waardoor hij of zij de loutere schraapzucht van ‘voor wat hoort wat’ overtreft.

(3) Paulus bidt dat God zelf de gelovigen in Thessalonika zou versterken om zo te leven dat ze klaar zullen zijn voor de wederkomst van Jezus (3:13).


Eigen vertaling van de overdenking bij 17 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 16 oktober 2014

'Ik alleen ben overgebleven, en zij staan mij naar het leven' (1 Kon. 19)

1 Koningen 19; 1 Thessalonicenzen 2; Daniël 1; Psalm 105

Ongetwijfeld verwachtte Elia, na de triomfantelijke confrontatie op de berg Karmel, dat Israël tot de levende God zou terugkeren (1 Koningen 19). Nu hij de valse profeten had geëxecuteerd, zou koningin Izebel zelf wel uitgeschakeld worden – door de gemeenschappelijke eis van een verontwaardigde bevolking, vastbesloten om trouw en loyaal te zijn aan het verbond. Misschien zou zelfs koning Achab zich bekeren en zich aansluiten.

Maar het pakt anders uit. Koning Achab rapporteert al wat er is gebeurd aan Izebel, en Izebel laat Elia weten dat hij zo goed als dood is (19:2). Het volk valt nergens te bespeuren. ‘Elia werd bang en vluchtte om zijn leven te redden’ (19:3 [NBV]), wordt ons verteld.

In feite zegt een tekstuele variant (die mogelijk origineel is) ‘Elia zag het en vluchtte om zijn leven te redden’ [zie de voetnoot bij de NBV, JL] – d.w.z. hij zag nu de omvang van het hele probleem en vluchtte weg. Hij trekt zuidwaarts naar Berseba aan de zuidelijke grens van het koninkrijk van Juda, laat er zijn knecht achter en blijft doorgaan. Uiteindelijk komt hij aan bij de berg Horeb, de plaats waar de Wet werd gegeven.

Hij is zodanig diep terneergeslagen dat hij wil sterven (19:4). Erger nog, hij geeft zich over aan zelfmedelijden, en geen klein beetje: alle anderen hebben God verworpen, alle Israëlieten hebben het verbond verbroken, alle profeten op Elia na zijn ter dood gebracht – ‘Ik alleen ben overgebleven, en zij staan mij naar het leven om het mij te benemen’ (19:10 [HSV]).

Je kunt meevoelen met Elia’s wanhoop. Het is gedeeltelijk gebaseerd op niet ingeloste verwachtingen. Hij dacht dat het hele gebeuren de aanzet zou vormen voor een enorme hernieuwing. Nu voelt hij zich niet alleen geïsoleerd, maar ook verraden. En toch:

(1) Hij heeft het gewoon bij het verkeerde eind. Hij weet dat er nog minstens honderd profeten in leven zijn, zelfs al zijn ze dan verborgen (18:13).

(2) Hij bevindt zich niet in de positie om de harten van alle Israëlieten te veroordelen. Sommigen zijn misschien nog trouw aan Jahweh, maar doodsbang voor Izebel, en houden zich daarom gedeisd. En is dit niet uiteindelijk wat ook hijzelf doet?

(3) God zelf verzekert Elia dat Hij in Israël zevenduizend mensen heeft overgelaten, voor zichzelf heeft afgezonderd, die de knieën niet hebben gebogen voor Baäl en hem nooit gekust hebben (19:18). Hier begint een belangrijk bijbels thema – de leerstelling van het overblijfsel. De verbondsgemeenschap mag dan globaal wel zijn afgeweken, de Almachtige God ‘reserveert’ voor zichzelf wel nog altijd een getrouw overblijfsel – dat in de volheid van de tijd de kern zal worden van de jonge Nieuwtestamentische gemeente.

(4) God werkt en spreekt soms in de stilte, niet in enorme confrontaties (19:11-13).

(5) Vroeg of laat hebben zelfs de sterkste leiders, vooral de sterkste leiders, een jongere leerling en helper nodig om aan hun zijde te staan, om de schouders te helpen zetten onder een deel van de last en uiteindelijk het werk over te nemen (19:19-21).


Eigen vertaling van de overdenking bij 16 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 15 oktober 2014

'De God die met vuur zal antwoorden, die zal God zijn' (1 Kon. 18)


1 Koningen 18; 1 Thessalonicenzen 1; Ezechiël 48; Psalm 104

Het is verleidelijk om de commentaar op de Paulinische triade die we vinden in 1 Thessalonicenzen 1:3 verder te zetten (zie de overdenking van 11 oktober), maar de confrontatie op de berg Karmel (1 Koningen 18) vraagt onze aandacht.

Het meest schokkende aan deze confrontatie is dat ze nodig was. Dit is het verbondsvolk van God. We kunnen niet zeggen dat God zich nooit aan hen geopenbaard heeft. In hun gemeenschappelijk denken hebben de tien stammen van het noordelijke koninkrijk hun erfgoed zo goed als losgelaten. Wanneer Elia het volk uitdaagt met de woorden ‘Hoelang zult gij aan beide zijden mank gaan? Indien de HERE God is, volgt Hem na; maar indien het de Baäl is, volgt hem na’ (18:21), dan zegt het volk niets.

Maar voor we ons wentelen in al te veel gedachten van eigengerechtigheid, moeten we bedenken hoe vaak de kerk al weggetrokken is van haar ankerplaatsen. De opwekking die bekendstaat als ‘the Great Awakening’ was een krachtige beweging van de Geest van God, maar een eeuw later waren veel van de kerken die toen gevuld werden met nieuwe bekeerlingen, onderbouwde theologie en godvruchtig leven, afgegleden naar het ‘unitarisme’ [stroming die de leer van de goddelijke drieëenheid verwerpt, JL].

Wie had kunnen denken dat het land van Luther en de Reformatie ons Hitler en de Holocaust zou brengen? Hoe komt het dat twintigste-eeuws evangelicalisme, dat groeide als een paddenstoel tussen pakweg 1930 en 1960, snel tal van zelfverklaarde evangelicalen voortbracht die door geen enkele evangelische leider van de eerdere periode als zodanig beschouwd zouden worden? De droevige realiteit is dat het menselijke geheugen kort, selectief en zelfzuchtig is.

Bovendien begint elke nieuwe generatie met een lichtelijk verschillend referentiekader. Aangezien al haar leden bekering nodig hebben, is de kerk nooit meer dan twee generaties van haar uitsterven verwijderd. Als we dit eenvoudige punt vergeten, wordt het al te gemakkelijk om op onze lauweren te rusten wanneer we het goed hebben, en op een bepaalde manier het zicht te verliezen op onze taak, om nog maar niet te spreken van het zicht op onze Schepper en Verlosser.

De scene op de berg Karmel was spectaculair: één profeet tegen 850, Yahweh tegen Baäl – en Baäl werd vaak gezien als de god van het vuur. Het is alsof Elia de wedstrijd heeft opgezet op het terrein van Baäl. Zijn spottende woorden zwepen de valse profeten op tot een orgie van zelfkastijding (18:28). Op Gods aanwijzing (18:36) vergroot Elia de risico’s nog door het offer te drenken dat hij bereidt.

’s Avonds dan doet zijn eigen korte gebed explosief vuur uit de hemel neerdalen, en het volk schreeuwt ‘De HERE, die is God! De HERE, die is God!’ (18:39).

En als antwoord op Elia’s voorbede daalt er opnieuw regen neer op het uitgedroogde land. Er is iets diep in het hart van veel christenen dat roept, ‘Doe het opnieuw!’ – natuurlijk niet exact hetzelfde, maar een gerichte confrontatie die leidt tot diepgaande en enorme belijdenis van de levende God.

Maar veranderde Israël zelfs door dit feit? Waarom of waarom niet?


Eigen vertaling van de overdenking bij 15 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 14 oktober 2014

Een snapshot van team Paulus (Kol. 4)


1 Koningen 17; Kolossenzen 4; Ezechiël 47; Psalm 103

Hier en daar worden ons in het Nieuwe Testament plotseling glimpen gegund van groepen christen mensen. Romeinen 16 biedt ons een dergelijke snapshot, en Kolossenzen 4:7-18 toont ons een andere. De mannen en vrouwen die kort worden geïntroduceerd leefden volledige, complexe en onderling verbonden levens, waarover we bijna niets weten.

Maar ze zijn onze broers en zusters in Christus; ze kregen te maken met vervolgingen, overwonnen uitdagingen, kweten zich van heel diverse taken, en speelden hun rol in verschillende geledingen van de maatschappij. De glimpen die ons hier worden gegeven wakkeren onze verbeelding aan; onze vollere nieuwsgierigheid zal pas in de hemel worden bevredigd.

Een paar opmerkingen kunnen een aanwijzing zijn voor een aantal dingen die we kunnen leren van de informatie die Paulus’ brief ons biedt.

(1) Paulus had een team van mensen die met hem werkten. Een van hun taken was heen en weer reizen tussen waar Paulus ook was en de kerken waarvoor hij zich verantwoordelijk voelde. Leggen we Paulus’ brieven naast Handelingen, dan is het vaak mogelijk om iets van hun voortdurende reizen in kaart te brengen. Hier zendt Paulus Tychikus naar de Kolossenzen met uitgesproken pastorale bedoelingen (4:7-8).

(2) De ‘Markus’ van 4:10 is bijna zeker Johannes Markus, en de auteur van het tweede Evangelie. Hier wordt hij geïdentificeerd als een verwant van Barnabas. Dit kan deels een verklaring zijn voor het dispuut tussen Barnabas en Paulus, of Markus een tweede kans zou moeten krijgen nadat hij zich terugtrok uit de eerste zendingsexpeditie (Handelingen 13:5, 13; 15:37-40). Zeker tegen het einde van Paulus’ dienst was Markus hersteld in de ogen van de apostel (2 Tim. 4:11).

(3) Onder Paulus’ medewerkers bevonden zich vaak zowel Joden als heidenen (4:11). Je hebt niet veel verbeelding nodig om je de uitdagingen en spanningen voor te stellen, net als de zegeningen en rijkdommen, die deze regeling met zich bracht.

(4) Epafras verschijnt als een geweldig voorbeeld. Hij wordt de gelovigen in Kolosse voorgesteld als ‘die altijd voor u strijdt in de gebeden’. Wat hij bovenal bidt, is dat ze mogen vaststaan ‘volmaakt en volkomen’, ‘in heel de wil van God’ (4:12). Hoezeer heeft de gemeente van Christus vandaag gebedsstrijders nodig met een vergelijkbare focus!

(5) De ‘Lucas’ die vermeld wordt in 4:14 is bijna zeker de auteur van het Lucasevangelie en van Handelingen, en een heiden (aangezien hij in het heidens deel staat van deze opsomming, 4:11 e.v.). Dit maakt van hem de enige heidense schrijver van een Nieuwtestamentisch document. Demas wordt in één en dezelfde adem genoemd, maar hij is waarschijnlijk dezelfde die uiteindelijk de zending en het evangelie vaarwel zegt (2 Tim. 4:10). Een goed begin garandeert geen goed einde.

(6) Gemeentes in de eerste eeuw hadden geen eigen gebouwen. Gelovigen kwamen regelmatig bijeen in de huizen van hun rijkere leden. Nymfa uit Laodicea is een van de rijkere vrouwen uit een rijke stad, en de gemeente daar kwam bijeen in haar huis (4:15).


Eigen vertaling van de overdenking bij 14 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 13 oktober 2014

Beluister de mp3 van de lezing 'De openbaring van God' door Claude Van Maelsaeke



Zaterdag 11 oktober jl. ging in CC De Steiger in Menen een nieuwe lezingenreeks van start onder het thema 'God leren kennen' (a.d.h.v. de kenmerken van de vrucht van de Geest).

Claude Van Maelsaeke gaf de inleidende lezing en probeerde daarbij ook het algemene kader te schetsen.

Beluister de mp3 van de lezing 'De openbaring van God' door Claude Van Maelsaeke

Stuur een mail of post een reactie als je technische problemen ondervindt en de file niet kunt beluisteren of opslaan.

'Omri deed wat slecht is in de ogen van de HEER' (1Kon. 16)

1 Koningen 16; Kolossenzen 3; Ezechiël 46; Psalm 102

1 en 2 Koningen verhalen ons het afnemende geluk van zowel het noordelijke als het zuidelijke koninkrijk. Occasioneel is er een koning die op een of ander gebied hervormingen doorvoert. Maar globaal genomen is de richting neerwaarts. Een beetje duiding (1 Koningen 16):

(1) Hoewel 1 en 2 Koningen zowel het noordelijke als het zuidelijke koninkrijk behandelen, ligt de nadruk toch op het eerste. In tegenstelling daarmee slaat de balans bij 1 en 2 Kronieken, die in grote lijnen hetzelfde materiaal coveren, sterk door in het voordeel van het koninkrijk van Juda.

(2) In het zuiden gaat het Davidische koningshuis verder. Gedurende zijn geschiedenis spant het er naar de mens gesproken een aantal keren echt om. Niettemin houdt God de lijn in stand; zijn volledige heilsplan staat in verbinding met de voortgang van deze Davidische lijn. Het standpunt hierin wordt goed uitgedrukt in 1 Koningen 15:4. Koning Abiam van Juda, die slechts 3 jaar regeerde, was ongetwijfeld een slechte koning. ‘Maar omwille van David gaf de HEERE, zijn God, hem een lamp in Jeruzalem door na hem zijn zoon te doen opstaan en door Jeruzalem in stand te houden’ [HSV].

In het noorden is er echter geen koningshuis dat erg lang standhoudt. Het koningshuis van Jerobeam duurde twee generaties en werd dan uitgemoord (15:25-30) en vervangen door Basa (15:33-34). Zijn dynastie bracht eveneens twee koningen voort, en toen werden de mannen uit zijn familie uit de weg geruimd door Zimri (16:8-13), wiens regering hoop en al zeven dagen duurde (16:15-19). En zo gaat het verder. Als de Davidische lijn in het zuiden voortgaat, is het allemaal uit genade.

(3) De opvolgingen in het noorden zijn gewelddadig en bloederig. Zo krijgen de inwoners van Israël na Zimri bijvoorbeeld te maken met een korte burgeroorlog, omdat ze zodanig verdeeld zijn tussen Omri en Tibni. De volgelingen van de eerste halen het. De tekst voegt de wrange commentaar toe: ‘Toen Tibni gestorven was, werd Omri koning’ (16:22). Kortom: er is een voortdurende begeerte naar macht, weinig systemen voor een ordelijke machtsoverdracht, en geen gehoorzaamheid vanuit het hart aan de levende God.

(4) Vanuit Gods oogpunt echter wordt de ernst van de zonde niet in de allereerste plaats afgemeten in termen van bloederig geweld, maar wel in termen van afgoderij (bijvoorbeeld in 16:30-33). Omri was een sterke heerser die de natie enorm versterkte, maar daarvan wordt slechts weinig beschreven - vanuit Gods oogpunt lees je: ‘En Omri deed wat kwaad is in de ogen des HEREN, ja hij maakte het erger dan allen die vóór hem geweest waren’ (16:25). Bouwprogramma’s en een stijgend BNP kunnen de afgoderij niet compenseren.

(5) Details in deze verslagen verbinden het verhaal vaak met gebeurtenissen van veel vroeger of later. Zo roept de herbouw van Jericho (16:34) herinneringen op aan de vloek over de stad toen die vele eeuwen daarvoor met de grond gelijk werd gemaakt (Joz. 6:26). Het stichten van de stad Samaria (16:24) grijpt vooruit naar talloze verhalen van wat er in die stad plaatsvond – inclusief Jezus en de vrouw aan de put (Joh. 4, zie de overdenking van 14 maart).


Eigen vertaling van de overdenking bij 13 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 12 oktober 2014

In Christus woont heel de volheid van de Godheid lichamelijk (Kol. 2)


1 Koningen 15; Kolossenzen 2; Ezechiël 45; Psalmen 99-101

Het kader was een bijbelstudie geleid door een mevrouw in de kerk waar ik diende als voorganger. Een vrouw van een van de meer populaire sekten was in deze groep geïnfiltreerd, en de dame van onze kerk ontdekte snel dat het haar petje wat te boven ging. Ik werd uitgenodigd om erbij te komen, en bevond me al snel in een publieke confrontatie met de ‘pastor’ van de indringer zijn sekte (hoewel hij zich niet zo noemde). Een van de dingen die hij in de sterkste bewoordingen wilde ontkennen was de godheid van Jezus Christus.

Terwijl we samen begonnen te kijken naar de bijbelverwijzingen die, op het eerste gezicht, iets over de godheid van Christus zeggen, kwamen we uiteindelijk bij Kolossenzen 2:9. Hij wilde het vers eerder losjes vertalen met iets in de trant van ‘in Christus leven alle eigenschappen van de Godheid in lichamelijke vorm’.

Ik vroeg hem welke van Gods eigenschappen Jezus niet heeft. Hij zag onmiddellijk het probleem. Als hij zei ‘eeuwigheid’ (wat hij geloofde), zou hij vastzitten, want zijn eigen interpretatie zou hemzelf tegenspreken. Als hij zei ‘geen’ (in strijd met zijn eigen geloof), hoe kunnen Jezus en God dan zo scherp van elkaar te onderscheiden zijn als hij het voorstelde?

In elk geval spreekt Kolossenzen 2:9 zelfs nog sterker dan zijn vertaling toeliet: ‘Want in Hem woont heel de volheid van de Godheid lichamelijk’ [HSV-vertaling]. Merk op:

(1) In deze context worden de Kolossenzen vermaand om verder te gaan met het leven in Christus, ‘Zoals u dan Christus Jezus, de Heere, hebt aangenomen’ (2:6) – wat zoals gewoonlijk een ondertoon meedraagt van Jezus’ goddelijke identiteit, aangezien ‘Heer’ gewoonlijk de manier was waarop iemand God aansprak in de Griekse versies van het Oude Testament.

(2) Zowel toen als nu zijn er mensen die je proberen mee te slepen ‘door de filosofie en inhoudsloze verleiding, volgens de overlevering van de mensen’ (2:8). In vrijwel elke zaak is het doel van dergelijke misleidende filosofieën Christus kleiner te maken of te relativeren, de aandacht en loyaliteit van Hem af te leiden. Niet alleen deze verzen maar veel van de brief aan de Kolossenzen toont dat, wie deze dwaalleraars ook zijn, hun aanval tegen Christus is gericht.

Paulus wil van geen wijken weten: ‘in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk’ – en ‘u bent volmaakt geworden in Hem’ (of ‘hebt de volheid verkregen in Hem), in Hem geniet je van alle volheid die je maar kunt kennen (2:10). Je van Hem afkeren voor extra’s is rampzalig, omdat Hij alleen ‘het hoofd is van alle overheid en macht’ (2:10).

(3) Blijkbaar probeerde minstens één tak van de dwaalleraars onder de Kolossenzen de gelovigen ertoe te bewegen heel wat Joodse rituelen toe te voegen aan Christus. Paulus wijkt niet: hij begrijpt dat de rites en rituelen die het Oude Testament voorschreef ‘een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is’ (2:17).


Eigen vertaling van de overdenking bij 12 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 11 oktober 2014

Geloof en liefde door hoop (Kol. 1)

1 Koningen 14; Kolossenzen 1; Ezechiël 44; Psalmen 97-98

Soms wordt naar geloof, hoop en liefde samen verwezen als naar de Paulinische triade. Ze komen in de brieven van Paulus in verschillende combinaties voor. Soms duiken er maar twee van de drie op; soms alle drie.

Het wellicht meest bekende vers met de Paulinische triade is 1 Korinthiërs 13:13: ‘Zo blijven dan: Geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde’. Hier wordt geen relatie tussen de drie uitgedrukt. Paulus vertelt ons dat deze deugden – geloof, hoop en liefde (en die laatste noemt hij ‘een weg die dit alles nog overtreft’ (12:31b [HSV]; zie ook de overdenking van 8 september), eerder dan een ‘gave’) – alles ‘blijft’: wat hij volgens mij bedoelt is dat die alle blijven tot in eeuwigheid en daarom zelfs nu moeten worden gevoed en nagestreefd.

Maar de grootste van deze drie, benadrukt Paulus, is liefde. Waarom dit zo is, vertelt Paulus ons niet. Gebaseerd op wat het Nieuwe Testament elders zegt, mogen we redelijkerwijs aannemen dat de reden waarom liefde de grootste is, ligt in het feit dat het een eigenschap is van God.

God legt geen geloof aan de dag; Hij ‘hoopt’ ook niet in de betekenis van verlangen naar de vervulling van iets dat door bepaalde andere dingen wordt veroorzaakt. Maar Hij heeft wel lief: 1 Johannes 4:8 vertelt ons zelfs dat God liefde ís; er is geen tekst die zegt dat Hij geloof of hoop is. Dus is de grootste van de drie liefde.

Hier in Kolossenzen 1:3-6 echter is de relatie tussen de drie elementen van de Paulinische triade helemaal anders. Paulus dankt God wanneer hij voor de Kolossenzen bidt. Hij zegt: ‘daar wij gehoord hebben van uw geloof in Christus Jezus en van de liefde, die gij al de heiligen toedraagt, om de hoop, die voor u is weggelegd in de hemelen. Daarvan hebt gij tevoren gehoord in de prediking der waarheid, het evangelie, dat tot u gekomen is’ (1:4-6). Sommige vertalingen hebben een wat geparafraseerde weergave, maar dit kan de betekenis toch goed vatten.

Merk op:

(1) Paulus heeft de gemeente van Kolosse niet gesticht. Maar nu hij over deze gelovigen gehoord heeft, bidt hij voortdurend voor hen, met dankzegging.

(2) Wat Paulus over deze gelovigen uit Kolosse heeft gehoord heeft, is over hun geloof en liefde, allebei aantoonbare deugden. Als je geloof hebt in Jezus, en als je de gelovigen liefhebt, kan geen van de twee deugden verborgen blijven. Die deugden waren zo duidelijk aanwezig onder de Kolossers dat verhalen over hun geloof en liefde circuleerden tot bij Paulus. Is het ook zo dat verhalen over het geloof en de liefde van onze kerken wijdverbreid circuleren?

(3) Paulus zegt dat dit geloof en die liefde voortkomen uit hoop, of zoals in de NBG-vertaling ‘om de hoop’ zijn, die voor hen is weggelegd (1:5). Leven met de eeuwigheid in zicht wekt geloof en brengt liefde voort.

(4) Deze hoop die aan de basis lag van hun geloof en liefde, vindt op zijn beurt zijn oorsprong in het evangelie, het woord van de waarheid dat tot hen was gepredikt (1:5-6).


Eigen vertaling van de overdenking bij 11 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 10 oktober 2014

De bezorgdheid verdrijft het gebed - of het gebed verdrijft de bezorgdheid (Fp. 4)

1 Koningen 13; Filippenzen 4; Ezechiël 43; Psalmen 95-96

Wat praktisch advies voor christenen (Fp. 4:4-9):

(1) Verblijd je altijd in de Heer (4:4). Dit bevel is dermate belangrijk dat Paulus het herhaalt. Onze verantwoordelijkheid om het te gehoorzamen is onafhankelijk van onze omstandigheden, want ongeacht hoe volkomen ellendig de situatie ook is, de christen heeft nog altijd de meest gegronde redenen om zich te verblijden in Christus Jezus: zonden vergeven en het vooruitzicht van opstandingsleven in de nieuwe hemel en de nieuwe aarde – om nog niet te spreken van de vertroosting door de Geest die er zelfs nu al is, en veel meer. In praktische zin weet Paulus goed dat de gelovige die zich waarlijk verblijdt in de Heer onmogelijk een lasteraar, bedrieger, mopperaar of een dief kan zijn, of lui, bitter en vervuld met haat.

(2) Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend (4:5). Dat is bijna een heerlijk oxymoron [een tegenstrijdigheid]. Er is zoveel in onze cultuur dat wil bekend staan om zijn agressiviteit, of voor een bepaalde intrinsieke sterkte of superioriteit. De vriendelijke persoon denkt meestal niet in termen van bekend staan.

Maar Paulus wil dat we ons zo toeleggen op vriendelijkheid dat we uiteindelijk bekend staan voor vriendelijkheid. De reden die Paulus aanhaalt is dat de Heer ‘nabij’ is. In die context bedoelt Paulus waarschijnlijk niet dat de komst van de Heer nabij is, maar dat de Heer zelf nooit ver weg is van zijn mensen: hij is nabij en slaat ons gade, aangezien Hij de hele tijd over ons waakt. Dit wordt onze motivatie om te handelen zoals Hij wil dat we handelen.

(3) Wees in geen ding bezorgd (4:6-7). Paulus breekt geen lans voor onverantwoord escapisme, en nog minder voor een soort dwaas optimisme (zoals het hoofdpersonage Pollyanna uit de kinderboeken [van Eleanor H. Porter]). Bovendien draagt hij ons strikt gesproken niet op om op te houden met bezorgd zijn en klaar, maar vertelt hij ons eerder hóe we moeten ophouden met bezorgd zijn – door dit aanhoudende piekeren te vervangen door iets anders: ‘laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God’ (4:6).

Paulus ontkent de angst en zorgen van de menselijke ervaringen niet. Hoe zou hij dat ook kunnen? Zijn brieven tonen dat hij ook zijn deel van het ergste lijden kreeg. Maar hij kent de oplossing. Ofwel zal bezorgdheid het gebed verdrijven, of gebed zal de bezorgdheid verdrijven. Bovendien, zo benadrukt Paulus, brengt die gedisciplineerde, dankbare voorbede ‘de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat’ met zich mee (4:7).

(4) Bedenk heilige gedachten (4:8-9). Stop ergens afval in en er komt afval uit [Eng.: ‘garbage in, garbage out’]. We worden hervormd door de vernieuwing van ons denken (Rom. 12:1-2). Dus zie er op toe welk voedsel je geeft aan je gedachten; let op wat je denkt; wees vastbesloten jouw denken in de richting van goede en gezonde kanalen te sturen, niet de kanalen die worden gekenmerkt door bitterheid, wrok, begeerte, haat of jaloezie. Denk na over alle soorten dingen die Paulus opneemt in zijn gevarieerde lijst in vers 8. Bovendien dient Paulus hier ook als een belangrijk voorbeeld (4:9): hij draagt ons geen dingen op die hij niet zelf in de praktijk brengt.


Eigen vertaling van de overdenking bij 10 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 9 oktober 2014

‘De koning gaf dus geen gehoor aan het verzoek van het volk. De HEER had dit zo beschikt’ (1 Kon. 12)


1 Koningen 12; Filippenzen 3; Ezechiël 42; Psalm 94
De verdeling van het eendrachtige koninkrijk in twee ongelijke delen – het koninkrijk van Israël met zijn tien stammen in het noorden en het koninkrijk van Juda met twee stammen in het zuiden (1 Koningen 12) – schetst ons nog een keer een opmerkelijke dynamiek tussen Gods soevereiniteit en menselijke verantwoordelijkheid.

God had al voorzegd, door de profeet Achia, dat Jerobeam de tien noordelijke stammen zou afscheuren van Salomo’s opvolger (11:26-40). Jerobeam kreeg de expliciete toezegging, dat als hij dan trouw zou blijven aan de Heer, de Heer voor hem een blijvend koningshuis zou bouwen. Maar het eerste dat Jerobeam doet eens hij de noordelijke stammen heeft beveiligd, is twee gouden kalveren oprichten in Bethel en Dan, en niet-Levitische priesters aanstellen omdat hij niet wil dat zijn volk optrekt naar de tempel in Jeruzalem (12:25-33).

Beseft hij dan niet, dat als God de macht heeft om hem de tien stammen te geven en de bekommernis hem te waarschuwen voor ontrouw, Hij zeker de macht bezit om de eenheid van het noordelijke koninkrijk te bewaren, zelfs al zou het volk dan optrekken naar Jeruzalem voor de grote feesten?

Maar Jerobeam maakt zijn politieke overwegingen, weigert God te gehoorzamen, en betoont zichzelf ondankbaar voor wat hem ten deel is gevallen. Zijn enige blijvende erfenis is dat hij doorheen de rest van het Oude Testament beschreven wordt als ‘Jerobeam, de zoon van Nebat, die Israël deed zondigen’ (bijv. 2 Kon. 14:24, HSV).

Maar nog moeilijker te vatten is Rehabeam, Salomo’s zoon. Salomo mag dan een bekwaam rechtsbewerker geweest zijn, maar tegen het einde van zijn leven matten zijn enorm dure projecten zijn volk af. Hun vertegenwoordigers verzekeren Rehabeam ervan dat ze hem trouw zullen zijn als hij hun juk maar wat lichter wil maken.

De oudsten maken Rehabeam duidelijk dat hun verzoek redelijk is: hij zou het standpunt moeten innemen dat hij ‘een knecht van dit volk’ wil zijn ‘en hen dienen’, want dan zal hij ontdekken dat ‘zij voor altijd uw knechten’ zullen zijn (12:7).

Met enorme ongevoeligheid en stuitende dwaasheid, neemt Rehabeam in plaats daarvan het belabberde advies aan van ‘jonge mannen’ die vol zijn van zichzelf en hun mening, en die geen verstand hebben van mensen in het algemeen en dit volk in het bijzonder (12:8).

Zodoende antwoordt Rehobeam met hardheid, terwijl hij niet alleen het verzoek van het volk verwerpt, maar ook nog eens meer eisen vooropstelt en toenemend geweld. En plots zit de rebellie er aan te komen.

Maar de schrijver becommentarieert: ‘Dus luisterde de koning niet naar het volk, want het was een beschikking van ’s HEREN wege, om het woord waar te maken, dat de HERE door de dienst van de Siloniet Achia, tot Jerobeam, de zoon van Nebat, gesproken had’ (12:15).

Gods soevereiniteit (zie bijvoorbeeld de overdenking van 3 juni) vormt geen excuus voor de dwaasheid van Rehabeam en de rebellie van Jerobeam en maakt ze niet minder zwaar; hun dwaasheid en zonde betekenen niet dat God de controle heeft verloren. Dergelijke mysteries van voorzienigheid maken het moeilijk om de geschiedenis te ‘lezen’; tegelijk blijken ze ontzettend vertroostend en maken ze het mogelijk voor ons om te rusten in Romeinen 8:28.


Eigen vertaling van de overdenking bij 9 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 8 oktober 2014

'De HEER werd woedend op Salomo, omdat hij ontrouw was geworden aan hem' (1 Kon. 11)


1 Koningen 11; Filippenzen 2; Ezechiël 41; Psalmen 92-93

Op weinig plaatsen heeft het word ‘echter’ [in de NBG-vertaling staat er: ‘nu’] meer brute kracht dan in 1 Koningen 11:1: ‘Koning Salomo nu had (…) vele vreemde vrouwen lief’. In die tijd werd de grootte van de harem van een koning algemeen beschouwd als een weerspiegeling van zijn rijkdom en macht. Salomo huwde prinsessen van overal, vooral, maakt de schrijver pijnlijk duidelijk, ‘behorende tot die volken, van wie de HERE tot de Israëlieten had gezegd: Gij zult u met hen niet inlaten, en zij zullen zich met u niet inlaten, voorwaar, zij zouden uw hart meevoeren achter hun goden’ (11:2).

Dit is precies wat er gebeurde, in het bijzonder toen Salomo ouder geworden was (11:3-4). Hij nam deel aan de dienst van vreemde goden. Om zijn vrouwen te behagen, voorzag hij in heiligdommen, altaren en tempels voor hun goden. Ongetwijfeld begonnen veel Israëlieten deel te nemen aan die heidense diensten. Op zijn minst zal de verontwaardiging bij velen afgenomen zijn, vooral omdat Salomo bekend stond als een zeer wijs, vindingrijk en succesvol koning.

Uiteindelijk breidde zijn heidense afgoderij zich uit tot de afschuwelijke goden voor wie men kinderen offert. Zo deed Salomo ‘wat kwaad is in de ogen des HEREN, en hij volgde de HERE niet ten volle, zoals zijn vader David’ (11:6). Natuurlijk had David zelf bij momenten gefaald. Maar hij viel terug van een leven van principiële toewijding aan de Here God, en hij had berouw en keerde terug naar de Heer; hij leefde niet in een stroom van groeiend godsdienstig compromis zoals zijn zoon en troonopvolger.

De straf wordt uitgesproken (11:9-13): na zijn dood zal Salomo’s koninkrijk worden verdeeld, met tien stammen die zich afscheuren, zodat er slechts twee overblijven voor het Davidische koningshuis – en zelfs dit schamele overblijfsel wordt alleen overgelaten ter wille van David.

Ware Salomo een man van een ander kaliber, hij had berouw getoond, de gunst van de Heer gezocht, de offerhoogten vernield en opgeroepen tot verbondstrouw.
Maar de trieste waarheid is dat Salomo zijn vrouwen en hun opinie belangrijker vond dan zijn Verbondsheer en diens opinie.

Tijdens de slotjaren van zijn regering kreeg Salomo heel wat tekenen voor het feit dat Gods bewaring en gunst hem onttrokken waren (11:14-40). Niets is droeviger dan Salomo’s vergeefse poging om Jerobeam te laten ombrengen – het roept herinneringen op aan Sauls pogingen om David te doden. Maar er is geen beweging naar God toe, geen bekering, geen honger naar God.

We kunnen er tal van lessen uit leren. Wees voorzichtig wat en wie je liefhebt. Een goede start is geen garantie voor een goede afloop. Geef gevolg aan Gods waarschuwingen wanneer je nog kunt; doe je dit niet, dan kun je uiteindelijk zo verhard geraken dat zelfs zijn meest ernstige dreigementen je niet meer zullen raken.

Op het niveau van de canon leren we dat zelfs het meest gezegende, bewaarde en gezalfde koningshuis, gekozen uit het uitverkoren volk van de Heer, zijn einde aankondigt: het zal uiteenvallen. Oh, hoezeer hebben we toch een Redder nodig, een koning uit de hemel!


Eigen vertaling van de overdenking bij 8 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.