zaterdag 31 oktober 2015

Want in liefde heb Ik behagen en niet in slachtoffer (Hos. 5-6)


2 Koningen 13; 2 Timotheüs 3; Hosea 5-6; Psalm 119:145-176

Iemand heeft eens gezegd dat je het volledige boek Hosea kunt zien als een studie van wat het betekent om terug te keren tot God. Hier is geen plaats voor lichtzinnige lapmiddelen; louter verbale excuses worden niet aanvaard.

Maar toch wordt hoop geboden aan een volk dat het soort terugkeer vertoont dat de Heer wel kan aanvaarden. Nergens is die spanning duidelijker dan in Hosea 5-6.

Hosea 5 begint met een aanklacht tegen Israël, in het bijzonder de leiders. Er is niets aan hen dat God onbekend is (5:3; vgl. 7:2; Heb. 4:13). Hun probleem is niet louter intellectueel, maar zeker moreel: ‘Hun daden gedogen niet, dat zij zich bekeren tot hun God. Want een geest van ontucht woont in hen, en de HERE kennen zij niet’ (5:4; vgl. Joh. 3:19).

Erger nog, wanneer ze in formele zin de Heer ‘zoeken’, is hun bezigheid zodanig vals dat Hij hen moet verlaten, want God is niet de gevangene van zijn eigen offersysteem (5:5-6).

Door het oordeel over hen te brengen beoogt God niet alleen vergelding, maar ook een aansporing tot bekering: ‘Ik zal heengaan, Ik wil wederkeren naar mijn plaats, totdat zij zich schuldig gevoelen en mijn aangezicht zoeken; wanneer het hun bang te moede is, zullen zij verlangend naar Mij uitzien’ (5:15).

De openingsverzen van hoofdstuk 6 (vv. 1-3) kun je op twee manieren verstaan.

(1) Ze kunnen een aangrijpende smeekbede zijn van Hosea tot zijn volk om zich te bekeren en terug te keren tot de Heer.
Hij wil dat ze hun godsdienst van louter offeranden voor de vorm verlaten voor een godsdienst van oprecht erkennen van de Heer. Dezelfde God die het volk getuchtigd heeft zal dan graag hun wonden verbinden. ‘Zijn verschijning staat vast als de dageraad’ (6:3).

(2) Ze kunnen de woorden zijn van het volk zelf – en in dat geval suggereert de context waarin ze zijn opgenomen dat ze, alhoewel ze heel mooi klinken, in werkelijkheid maar weinig betekenen (vgl. Ps. 78:34, 36-37). Dergelijke bekering is pure aanmatiging, en God kijkt er dwars doorheen en verwerpt die, want hun ‘liefde is als een morgenwolk, en als een dauw die in de vroegte vergaat’ (6:4) - zoals Gomers liefde.

Elk van deze twee manieren om 6:1-3 uit te leggen is zinvol; in beide gevallen is de veranderlijkheid in Gods verbondsvolk uiterst weerzinwekkend.

Moet ik kiezen tussen de twee uitleggingen, dan neig ik naar de eerste. Hosea 6:1-3 klinkt meer als de oprechte bekering waarop wordt aangedrongen maar die er niet komt, dan als de lege woorden van onoprechte hypocrieten.

Voor welke uitleg je ook kiest, God is duidelijk niet onder de indruk van louter woorden en godsdienstige vormen: ‘Want in liefde heb Ik behagen en niet in slachtoffer, in kennis van God en niet in brandoffers’ (6:6; vgl. Mt. 9:13; 12:7).

Een generatie die lustig Gods lof zingt terwijl het al even lustig met jan en alleman het bed induikt, mag zich aan het vernietigende oordeel van God verwachten.


Eigen vertaling van de overdenking bij 31 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 30 oktober 2015

Daar gij de wet van uw God vergeten hebt, zal ook Ik uw zonen vergeten (Hos. 3-4)

2 Koningen 12; 2 Timotheüs 2; Hosea 3-4; Psalm 119:121-144

Hosea 1 is voor Hosea 2 wat Hosea 3 is voor Hosea 4. Het eerste onderdeel van elk hoofdstukkenpaar is in proza geschreven en focust op Hosea en Gomer, het tweede is in poëzie en focust op de parallelle relatie tussen Jahweh en Israël.

In het hoofdstukkenpaar dat we voor de aandacht hebben (Hosea 3 en 4) begint Hosea met een beheerst verslag in de eerste persoon van wat vervolgens in zijn huwelijk gebeurde. Dit hoofdstuk voltooit het verslag van zijn huwelijk. Hosea krijgt de opdracht zijn vrouw lief te hebben, die blijkbaar teruggekeerd is naar haar hoererij en nu een of andere man ‘toebehoort’ (wellicht een pooier).

Hosea onthult geen van zijn gevoelens wanneer hij Gomer terugkoopt; daden zijn toch belangrijker (iets wat onze generatie enigszins vergeten lijkt). Maar tegelijk draagt hij Gomer op, die nu naar hem is teruggekeerd, om hem trouw te zijn.

Dit weerspiegelt precies Gods situatie. In theorie had Hij alle recht om zijn ‘bruid’ weg te sturen en haar te vergeten. In plaats daarvan is Hij vastbesloten haar terug te krijgen, en te betalen wat maar nodig is om dit te kunnen – maar Hij verwacht ook van zijn bruid, pas teruggekeerd, dat ze Hem trouw is.
God heeft zijn uitverkorenen nog steeds lief. Hij zal hun hart proberen te winnen, zelfs na de meest vreselijke rebellie en tuchtiging, en Hij zal hen terugkopen.

De laatste verzen van hoofdstuk 3 voorzien zelfs een ballingschap die op lange termijn goed zal doen: hij zal een tijd brengen waarin het overblijfsel naar waarheid ‘de HERE, hun God’, zullen ‘zoeken, en David, hun koning’ (3:5).

In Hosea 4 richt God zich tot het afvallige Israël, ‘omdat er geen trouw, geen liefde en geen kennis Gods is in het land’ (4:1). De lange lijst van zonden is uiterst deprimerend. Het volk ‘gaat te gronde door het gebrek aan kennis’ van Gods woord (4:6).

Anders gesteld, ‘een geest van ontucht doet hen dwalen, zodat zij zich in ontucht aan hun God onttrekken’ (4:12). De corruptie is nu diep ingesleten. Sarcasme borrelt op aan de oppervlakte: waarom zou God dochters en schoondochters straffen voor hoererij, wanneer de mannen zich graag afzonderen met hoeren (4:14)?

God werkt bij het volk aan een dieper bewustzijn van schaamte en schuld. De hoon is tastbaar: ‘Komt dus niet naar Gilgal, en gaat niet naar Bet-Awen’ (4:15). Gilgal en Bethel waren twee van de belangrijkste heiligdommen voor het verbondsvolk van God.

Het tweede, Bethel, betekent ‘huis van God’, maar de profeet bewerkt het tot ‘Bet Awen’, d.w.z. ‘huis van zonde’, voor alles wat daar gebeurt. ‘Verknocht aan beelden is Efraïm. Laat hem geworden! (4:17-18a).

Ga naar de kerk met deze bende, en al wat je doet is deelnemen aan hun walgelijke afgoderij en zelfzucht, met geen enkele interesse om Gods woord te leren. Je kunt beter thuisblijven; dit soort ‘kerk’ zal je slechts bederven.


Eigen vertaling van de overdenking bij 30 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 29 oktober 2015

Is zij niet mijn vrouw en ik haar man? (Hos. 2)


2 Koningen 10-11; 2 Timotheüs 1; Hosea 2; Psalm 119:97-120

In Hosea 1 wordt het afvallige Israël vergeleken met een geslacht van kinderen die gekenmerkt worden door geweld en chaos (Jizreël, 1:4) of geboren zijn uit ontucht (1:6-9). Alhoewel de ‘kinderen’ kort terug opduiken aan het begin en het slot van Hosea 2, ligt hier de focus op het afvallige Israël als een wispelturige vrouw.

Het werkwoord dat vertaald wordt als ‘aanklagen’ (2:1) wordt beter weergegeven als ‘pleiten’, zoals in een rechtbanksetting: ‘bepleit mijn zaak’, zo smeekt God de kinderen. De volgende twee zinnen worden beter als een vraag genomen: ‘Is zij niet mijn vrouw en ik haar man?’.

Het volledige boek beklemtoont dat God niet op zijn huwelijksbeloften zal terugkomen, maar dat Hij haar zal proberen te winnen. Indien de woorden als een stelling genomen worden (NBG, HSV, NBV), dan moeten ze betekenen dat het hart van het huwelijk eruit is, niet dat God het zelf beëindigt.

De volgende verzen (2:3-4) vereisen radicale bekering, niet slechts een formeel ‘Het spijt me’. Het alternatief is dat God Israël zal dwingen om de gevolgen van haar zonden in te zien (2:5-13). Het plaatje ziet er misschien slechter uit dan we wel denken: de valse goden waarnaar Israëls begeerte uitging waren vaak vruchtbaarheidsgoden, en het volk kwam voortdurend in de verleiding te denken dat zij voor haar rijkdom zouden zorgen (2:5), op dezelfde manier als seks de hoer van haar inkomsten voorziet.

Een cultuur met vruchtbaarheidsreligies verheerlijkt seks – zoals onze cultuur dit doet, hetzij voor andere redenen. God leek soms zo ver weg of beperkt dat Israël niet erkende dat alleen Hij in alle goede dingen voorziet (2:8), net zoals Hosea in al Gomers behoeften voorzag.

Vroeg of laat, kost wat kost, moet de vreselijke afschuw van de afval aan de kaak gesteld worden, moet de schijnbare aantrekkelijkheid van haar valse aura ontdaan worden, moeten het bedrog en het perfide erkend worden, en de consequenties aan de lijve ondervonden (2:9-12).

Er zit zowel hartenleed als boosheid in Gods woorden: Israël tooide zich met ring en halssieraad en ging achter haar minnaars aan, maar Mij vergat zij (2:12).

Maar als God dreigt met oordeel, zal Hij ook het Israël dat Hij liefheeft het hof maken en haar met zijn charmes lokken. Hij roept herinneringen op aan de tijd van haar jeugd in de woestijn (de tijd van verloving, ‘courting’ days, JL): Hij zal haar helemaal opnieuw het hof maken, deze hoer die Hem verraden heeft (2:13).

Het huwelijk zal bewaard en versterkt worden (2:15) en God zal er zorg voor dragen dat alle zegeningen van materiële voorspoed aanwezig zullen zijn (2:17-22).
Geweld zal plaatsmaken voor voorspoed; het dal van Jizreël zal niet langer geassocieerd worden met Jehu, maar met planten (de zinspeling hangt samen met de Hebreeuwse etymologie). De nieuwe verbondsbruid (2:18), gekleed in bruidskleding, belooft gerechtigheid, recht, goedertierenheid en ontferming (2:19-20).

En vervreemde, onwettige kinderen zullen aan God toebehoren (2:22) – wat Paulus ziet als een voorsmaak van de hoogst mogelijke soort (Rom. 9:25-26).


Eigen vertaling van de overdenking bij 29 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 28 oktober 2015

Ga heen, neem u een ontuchtige vrouw en kinderen uit een ontuchtige geboren (Hos. 1)


2 Koningen 9; 1 Timotheüs 6; Hosea 1; Psalm 119:73-96

Het eerste vers van Hosea 1 stelt dat deze profetie tijdens de achtste eeuw kwam, waarin ook de profeten Jona en Amos leefden (voornamelijk, zoals Hosea, in het noordelijke koninkrijk van Israël) en Micha en Jesaja (in Juda in het zuiden). Vroeg in deze eeuw ging het op materieel vlak behoorlijk goed, maar beiden verzonken in decadentie en morele en godsdienstige onverschilligheid.

Terwijl Hosea in de canon onmiddellijk achter Daniël komt, heeft het boek dus betrekking op een periode van eeuwen daarvoor. Niettemin is de canonieke associatie leerzaam. Indien Daniëls profetie voortdurend een God onthult die soeverein heerst, onthult Hosea een God die diep bewogen is met zijn wispelturige volk.

We moeten beide portretten van God koesteren – God de transcendente soeverein, God de bewogen persoon – willen we trouw zijn aan wat de Bijbel over Hem zegt.
Wanneer de Heer voor het eerst tot Hosea spreekt, is zijn taal vernietigend. De NIV is (net als de NBG) te braaf; de HSV is (net als in het Engels de Jerusalem Bible) dichter bij het Hebreeuws: ‘Ga! Neem voor u een vrouw van de hoererijen en kinderen van de hoererijen, want het land wendt zich in schandelijke hoererij van de HEERE af’ (1:2, HSV – De Jerusalem Bible geeft nog meer aan dat het land zelf als een hoer geworden is door de HEERE te verlaten, JL). Dus huwt Hosea met Gomer.

Op het eerste gezicht was zij een hoer toen hij met haar trouwde, en keert ze snel terug naar haar onverantwoorde wegen.

Anderzijds is het ook mogelijk dat het bevel van de Heer al vooruitgrijpt naar wat ze wordt, en dat Gomer dus geen hoer was toen Hosea met haar trouwde.

Los van haar achtergrond maken de volgende hoofdstukken duidelijk wat ze werd. Haar kinderen trekken de aandacht in dit hoofdstuk. Jizreël is een naam die we kunnen verbinden met een specifieke betekenis (vgl. 2:23), maar bovenal was het de naam van een dorp waar het huis van Jehu eertijds zoveel mensen afslachtte.
Het is alsof je een kind Tsjernobyl noemt of Hiroshima of Soweto: iedereen kent de verbanden. De Jehu-slachting vond ongeveer een eeuw eerder plaats, maar het volk was er nog altijd verantwoordelijk voor, want het verwierp het geweld nooit.

Gomer baarde dus minstens deze zoon aan Hosea (zij ‘baarde hem een zoon’, cursief toegevoegd). Dit wordt niet gezegd over de volgende twee kinderen: wellicht was Hosea niet de vader. De eerste wordt genoemd ‘Niet geliefd’ of ‘niet beweend’; de tweede wordt genoemd ‘niet mijn volk’. De lessen zijn expliciet: God zal Israël niet langer liefhebben of bewenen, en Hij zal verklaren: ‘gij zijt mijn volk niet en Ik zal de uwe niet zijn’ (1:9).

God zal Israëls boog breken (d.w.z. haar gewapende troepen breken) in het dal van Jizreël (1:5). Historisch gezien vond dit plaats in 733, iets meer dan een decennium voor Israël finaal werd verslagen; Assyrië trok binnen en naam haar verdedigingsgordel weg (2 Kon. 15:29).

Wonderlijk genoeg, ondanks deze drie verpletterende godsspraken, eindigt het hoofdstuk met verbazingwekkende hoop (1:10-11). Dit vertelt ons welke kant dit boek opgaat – zowel dit boek Hosea als deze Bijbel.


Eigen vertaling van de overdenking bij 28 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 27 oktober 2015

Ga heen, Daniël, want deze dingen blijven verborgen en verzegeld tot de eindtijd (Dan. 12)


2 Koningen 8; 1 Timotheüs 5; Daniël 12; Psalm 119:49-72

Wat het laatste hoofdstuk van Daniël betreft (Dan. 12):

(1) De indeling in hoofdstukken (die geen deel uitmaakt van de oorspronkelijke tekst) verbergt de lijn in de passage. Daniël 11:40-45 zou gelezen moeten worden met 12:1-4. Zoals nogal gebruikelijk in Hebreeuwse profetie, gaat een gezicht van toekomstige geschiedenis (11:2-39) plots over in een langer perspectief.

De uitdrukking ‘in de eindtijd’ (11:40) is dubbelzinnig: ze kan verwijzen naar het einde van de verdrukking onder Antiochus IV Epiphanes, maar diverse elementen in de paragraaf strekken zich verder uit over zijn korte periode heen – en 12:1-4 kondigt opstanding aan aan het einde van de geschiedenis, maar daarvoor moet een periode van vreselijk lijden plaatsvinden.

Dit bevestigt het canonieke belang van het voorgaande hoofdstuk (zie de overdenking van gisteren): in Daniël leert het volk van God te lijden om geen andere reden dan hun trouw aan het Woord van God.

In de slotverzen van het hoofdstuk (12:5-13) lijkt er opnieuw een vooruitgrijpen te zijn naar iemand andere dan Antiochus IV Epiphanes. De verwijzing naar ‘Een tijd, tijden en een halve tijd’ (12:7) betekent waarschijnlijk ‘een jaar, [twee] jaren, een half jaar’ – d.w.z. drie-en-een-half jaar, net als in 8:14 met betrekking tot de wrede razernij van Antiochus.

Op die manier werd het een gebruikelijke manier om te spreken over een verkorte periode van extreem lijden waar het volk van God door moet vooraleer God hen verlost – en dit in afwachting van finaal lijden bij het einde (12:1).

(2) Het sluiten en verzegelen van de boekrol tot de tijd van het einde (12:4, 9) is geen aanduiding voor esoterische kennis. Het heeft deels te maken met het intact houden van de boekrol. Het suggereert ook dat de volle draagwijdte van zijn anticipatieve en profetische waarheid niet zal begrepen worden tot de gebeurtenissen waarnaar het verwijst zich op het toneel beginnen af te spelen.

Zelfs wanneer de gebeurtenissen aanbreken, zullen sommigen het niet zien – net als sommigen niet ‘zagen’ wat Jezus zei in de gelijkenissen (Matt. 13:14-15), en sommigen niet ‘zien’ waar het evangelie allemaal over gaat (1 Kor. 2:14).

(3) In vers 7 zweert de man ‘bij hem die eeuwig leeft’. Er zijn twee elementen in wat gezegd wordt door deze ‘man die met linnen klederen bekleed was’.

Ten eerste blijkt uit de toon (benadrukt door de eed), in combinatie met de bewering dat ‘al deze dingen voleindigd zullen zijn’, dat er in het finale oordeel bij God geen crisissen bestaan: Hij kent het einde vanaf het begin, en kan uitkomsten garanderen.

Ten tweede zal de finale verlossing komen wanneer er een einde komt ‘aan het verbrijzelen van de macht van het heilige volk’ (12:7). Het was niet verbrijzeld onder Antiochus IV Epiphanes. Dit moet verwijzen naar iets op het einde, en het maakt de regering van Antiochus een akelige voorafschaduwing van wat nog moet komen.

(4) Denk na over 12:1-3.


Eigen vertaling van de overdenking bij 27 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 26 oktober 2015

Hij zal zich verhovaardigen en zich verheffen tegen elke god (Dan. 11)

2 Koningen 7; 1 Timotheüs 4; Daniël 11; Psalm 119:25-48

De eigenlijke inhoud van het gezicht dat de hemelse boodschapper voor Daniël onthult beslaat Daniël 11 en het eerste deel van Daniël 12. Alhoewel de betekenis van veel van de details zich niet gemakkelijk laat achterhalen, zijn de belangrijke redeneringen nogal duidelijk.

Het Perzische rijk is in beeld in 11:2. Het standpunt van het gezicht, volgens 10:1, is de regering van Kores. Wie zijn de andere vier koningen? Het Perzische rijk hield nog twee eeuwen langer stand en bracht negen koningen voort (waarbij we geen rekening houden met overheersers tussen Cambyses en Darius 1). Zijn de vier de meest prominente? Degenen die vermeld worden in de Schrift (Kores, Darius, Xerxes [=Ahasveros], Artaxerxes? We weten het niet.

De Griekse veroveraar (11:3-4) is Alexander de Grote, en de vier koninkrijken waarin zijn rijk uiteenviel werden al vermeld (Daniël 8, zie de overdenking van 23 oktober). De lopende gevechten tussen de koning van het zuiden (de Ptolemaeërs) en de koning van het noorden (de Seleuciden) zorgden dat de Joden tussen de twee geprangd zaten. Uiteindelijk overwon het noorden (11:5-20).

Degene die de afperser (of belastinginner) uitstuurt wordt bijna overal gezien als Seleucus IV, die stierf in 175 v.C. De ‘verachte man’ (11:21-39 [of mogelijk 21-45]) is ongetwijfeld Antiochus IV Epiphanes, een Seleucidische monarch die we al eerder tegenkwamen (23 oktober).

Lezers van dit boek die van geschiedenis houden zouden Josephus en Maccabeeën I en II moeten lezen, en hedendaagse reconstructies van de dramatische gebeurtenissen uit die periode. Er is hier geen plaats om die turbulente geschiedenis te overschouwen. Maar we moeten ons afvragen waarom de Schrift er zoveel ruimte aan besteedt. Vanuit bepaalde oogpunten was Antiochus IV Epiphanes niet erg belangrijk. Dus waarom al die aandacht?

Er zijn minstens twee redenen. Ten eerste probeerde Antiochus op een bepaald vlak iets nieuws en uiterst zondig. De onderdrukking waaronder de Joden tot op dit punt leden was verscheiden, maar was niet als dit. De oude Egyptenaren hadden hen tot slaven gemaakt, maar probeerden niet om hen hun eigen godsdienst op te leggen.

Tijdens de periode van de Richteren liepen de Israëlieten voortdurend achter heidense goden; toen de heidenen overwonnen legden ze belastingen op en wrede onderdrukking, maar geen ideologie. Met uitzondering van een kort experiment door Nebukadnessar (Dan. 3) legden Assyrië en Babylon geen gedwongen polytheïsme op.

Maar hier komen we dan Antiochus IV Epiphanes tegen: hij stelt het Israëlitisch geloof buiten de wet en doodt iedereen die met wat voor deel van de Torah ook in zijn bezit wordt gevonden, terwijl hij met militaire macht en onderdrukking een heidense wereldvisie oplegt. Het volk lijdt, en uiteindelijk is het God die hen redt.

Ten tweede wordt deze gewelddadige periode in de geschiedenis canoniek een model, een type van ideologische onderdrukking, lijden en martelaarschap gericht tegen de kerk. Welke Nieuwtestamentische passages zijn hiervan een weerspiegeling?


Eigen vertaling van de overdenking bij 26 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 25 oktober 2015

Maar de vorst van het koninkrijk der Perzen stond eenentwintig dagen tegenover mij (Dan. 10)

2 Koningen 6; 1 Timotheüs 3; Daniël 10; Psalmen 119:1-24

De laatste drie hoofdstukken van Daniël zijn grotendeels gewijd aan het finale gezicht, een visioen van een hemelse boodschapper en zijn openbaring (Dan. 10:1-12:13). Dit hoofdstuk (Dan. 10) bepaalt de setting.

We schrijven 537 v.C. De eerste groep ballingen is teruggekeerd naar Jeruzalem. De herinnering dat Daniël de naam Beltesassar kreeg toegewezen, en de vermelding van Kores, verbinden dit hoofdstuk met 1:7; 21.

De setting bevat diverse opmerkelijke kenmerken:

(1) De hemelse boodschapper is schitterender dan Gabriël en machtiger dan Michaël (de enige engelen die in de Schrift met naam worden genoemd) en heeft kracht om Daniël te sterken.

(2) In plaats van opgewonden te zijn door de ervaring, is Daniël er zo door geraakt dat hij zijn fut en spraak en bewustzijn verliest zodat hij drie keer terug moet opgewekt worden door de bezoeker van God. Vgl. Deut. 5:26; Hd. 9:8 en 22:11.

Over dit alles schrijft Joyce Baldwin: ‘het is een heilzame herinnering aan de majesteit van onze God en aan het wonderlijke neerbuigen van de incarnatie’.

(3) Daniël is een man die door God wordt hoog geacht (10:11, 19). De gedachte is opzienbarend. Welke ernstige christen zou niet alles geven voor een vergelijkbare lofbetuiging? Leert Jezus eigenlijk niet dat we moeten streven naar de ‘Wèl gedaan, gij goede en getrouwe slaaf!’ (Mt. 25:21)?

(4) De drie weken oponthoud (10:12-14) onthullen strijd in de hemelse gewesten. De vorst van het Perzische koninkrijk is blijkbaar een of ander engelenwezen dat verbonden is met Perzië; een zelfde verhaal voor de vorst van Griekenland (10:20).

Michaël, ‘een der voornaamste vorsten’ (10:13) is ‘uw [d.i. Israëls] vorst’ (10:21). De hiërarchie van engelenwezens wordt niet bepaald door de relaties van hun aardse tegenpolen. Zoals er oorlog is tussen goed en kwaad op aarde, zo is er oorlog in de hemel.

Net zoals de waarneming van aardse mensen en machten ons, als we niet opletten, zou kunnen doen besluiten dat God niet echt de touwtjes in handen heeft, zo heeft deze vertraging in de acties van de engelen onoplettende mensen doen besluiten dat God ook niet echt de touwtjes in handen heeft in de hemel – aangezien er duidelijk rampen zijn waar we ons normaal niet van bewust zijn.

Maar dit is een conclusie trekken die de Schrift duidelijk niet onderschrijft. Nebukadnessar heeft de les goed geleerd: God ‘doet naar zijn wil met het heer des hemels en de bewoners der aarde’ (Dan. 4:35, cursief toegevoegd).

Er is een vreselijke oorlog aan de gang, maar die vindt plaats onder Gods soevereiniteit; in zijn bevestiging van Gods volkomen heerschappij, benadrukt de tekst ‘Ja, alle bewoners der aarde worden als niets geacht … en niemand is er, die zijn hand kan weerhouden’ (4:35). Dus is er ruimte voor strijd, vastbeslotenheid en doorzetting – en voor geloof en volkomen vertrouwen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 25 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 24 oktober 2015

En ik bad tot de HERE, mijn God, en deed schuldbelijdenis (Dan. 9)


2 Koningen 5; 1 Timotheüs 2; Daniël 9; Psalmen 117-118

Daniëls grote voorbede (Dan. 9:1-19) schreeuwt om langere overdenking.

Het jaartal is 539 v.C. Daniël lette ‘in de boeken [Eng.: ‘understood from the Scriptures’] op het getal van de jaren, waarover het woord des HEREN tot de profeet Jeremia gekomen was’ (9:2; vgl. Jer. 25:11; 29:10), en begreep dat de zeventig jaren voorbij waren – wat op het eerste gezicht ook aantoont dat Jeremia’s geschriften al snel als Schrift circuleerden.

Enkele gedachten:

(1) De ‘zeventig jaren’ hebben voor wat strijd gezorgd. Er waren verschillende manieren om de periode van ballingschap te berekenen (zie bijvoorbeeld de getallen in Ez. 4).

Sommigen redeneren dat zeventig jaren slechts een geïdealiseerde vastgestelde termijn is voor Gods toorn (vgl. Zach. 1:12; 2 Kron. 36:21).

Als (wat meer aannemelijk is) dit verwijst naar zeventig letterlijke jaren, dan is de best mogelijke uitleg dat het begin van de zeventig jaren op 609 ligt, wanneer de Babyloniërs de Egyptenaren versloegen in de slag bij Karkemish, met als resultaat dat Juda voor het eerst een vazalstaat werd in dienst van Babylon.

(2) Wanneer Daniël zich vanuit de Schrift bewust wordt van het precieze tijdstip van het einde van de ballingschap, is zijn reactie er helemaal geen van rusten en wachten tot de beloften bewaarheid worden, maar bidt hij voor dergelijke vervulling. De bijzondere dynamiek tussen Gods soevereiniteit en de menselijke verantwoordelijkheid verwordt in de Bijbel nooit tot fatalisme. De beloften van God zijn stimulansen tot voorbede.

(3) Daniëls belijdenis is algemeen, niet persoonlijk: ‘wij hebben gezondigd en misdreven … wij hebben goddeloos gehandeld en zijn wederspannig geweest … wij zijn afgeweken van uw geboden en van uw verordeningen …’ – enzovoort. Hier doet Daniël ons denken aan Jesaja, die persoonlijke en algemene belijdenis bijeenvoegt (Jes. 6:6). Het valt te betwijfelen of we met vrucht kunnen bidden voor onze kerk en onze cultuur zonder onze eigen zonde te belijden.

(4) De kern van de belijdenis is dat Daniël en zijn volk zich hebben afgekeerd van Gods geboden en verordeningen (9:5), niet naar Gods dienstknechten, de profeten, hebben geluisterd (9:6), de wetten niet hebben gehoorzaamd die God gaf door zijn knechten, de profeten (9:10), de wet hebben overtreden (9:11), en de gunst van de Heer hun God niet hebben gezocht door zich af te keren van hun zonden en acht te slaan op zijn waarheid (9:13).

Bedenk goed: de kern van de zaak, zoals Daniël ze ziet, is veronachtzaming van wat God zei of ongehoorzaamheid aan wat Hij zei. Dit is altijd de kern van de kwestie. Omgekeerd komt echte heiliging door trouw aan Gods woorden (Ps. 1:2; Joh. 17:17). Dit is waarom de toenemende bijbelse onwetendheid binnen belijdende kerken, de cultuur in zijn geheel nog daar gelaten, het zorgwekkendste en meest bedreigende symptoom is onder ons.

(5) Daniël erkent dat de oordelen die over Gods volk zijn gekomen zowel rechtvaardig als volkomen in lijn zijn met de Schrift (9:7, 11b-14). Welke gevolgen heeft dit vandaag voor ons?

(6) Op welke gronden rust Daniëls smeekbede om bevrijding?


Eigen vertaling van de overdenking bij 24 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 23 oktober 2015

Zie, ik maak u bekend wat geschieden zal in het laatst van de gramschap (Dan. 8)


2 Koningen 4; 1 Timotheüs 1; Daniël 8; Psalm 116

Twee jaar na het gezicht van hoofdstuk 7 kreeg Daniël zijn visioen van de ram en de geitebok (Dan. 8). De tekst van 2:4 tot het eind van 7 werd in het Aramees geschreven (verwant aan het Hebreeuws, veelgebruikt in het toenmalige Babylonische en Perzische rijk).

Zowel hoofdstuk 2 als hoofdstuk 7 biedt een gezicht dat reikt van de Babylonische periode tot het aanbreken van het koninkrijk van God; de beide hoofdstukken helpen ook een beetje om de vermelde figuren uit hun respectievelijke gezichten te identificeren.

Geen van de resterende hoofdstukken in het boek Daniël heeft dezelfde brede strekking, inclusief het hoofdstuk dat we voor ons hebben. Hier ligt de focus op slechts twee dieren/koninkrijken, die blijken de middelste te zijn van de vier die in de hoofdstukken 2 en 7 worden aangeduid.

Een paar opmerkingen:

(1) De ram heeft twee horens, de ene prominenter dan de andere. De ram staat voor het Medo-Perzische rijk (8:20); de meer prominente horen is natuurlijk Perzië.
Je zult je herinneren dat dit zijn gevolg heeft voor hoe hoofdstuk 2 uitgelegd wordt (zie de overdenking voor 17 oktober).

De harige geitebok is Griekenland. Philippus van Macedonië verenigde de Griekse stadsstaten, en zijn zoon Alexander de Grote (naar wie wordt verwezen als ‘de eerste koning’ van Griekenland, 8:21) vestigde het Griekse rijk, waarbij hij haar grenzen wist uit te breiden tot de rand van Indië. Onderweg zegevierde hij tegen Perzië.

Na zijn vroegtijdige dood werd het rijk verdeeld onder zijn vier machtigste generaals (8:8, 22). Slechts twee van hen hebben invloed op de bijbelse geschiedenis, de twee die de koningshuizen vestigden waartussen het kleine Israël, het ‘Sieraad’ (8:9, NBG) of ‘het Sieraadland’ (NBV), geperst zat: de Ptolemaeën in Egypte naar het zuiden en de Seleuciden, gevestigd in Syrië naar het noorden.

In de tweede eeuw voor Christus overwonnen de Seleuciden. Eén bepaalde Seleucidische koning, Antiochus IV Epifanes, werd buitengewoon gewelddadig en onderdrukkend. Hij maakte de naleving van de Joodse godsdienst een halsmisdaad, verontreinigde de herbouwde tempel en zaaide gedurende drieënhalf jaar (ruwweg 1150 dagen, wat 2300 morgen- en avondoffers omvat, 8:14), van 167 tot 164 v.C., dood en verderf in het land, tot de guerrillaoorlog van de Maccabeeën hem uit Israël terug naar Syrië verdreef.

(2) Het gezicht zelf presenteert zichzelf als slaand op een ‘verre toekomst’ (8:26), d.w.z. bijna vier eeuwen na Daniëls tijd. Het doelt op ‘de tijd van het einde’ (8:17). De uitdrukking heeft verschillende betekenissen in verschillende contexten.

Het ‘einde’ kan verwijzen naar het einde van het geduld van de Heer in een specifieke tijd in de geschiedenis (bijv. Ezech. 7:2-3); hier heeft het ‘einde’ waarschijnlijk betrekking op de vraag die wordt gesteld in vers 13.

(3) Het laatste vers van hoofdstuk 8 getuigt van het feit dat een intense omgang met God en het krijgen van zuivere openbaring ook een fysieke tol kan eisen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 23 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 22 oktober 2015

Met de wolken des hemels kwam iemand gelijk een mensenzoon (Dan. 7)


2 Koningen 3; 2 Thessalonicenzen 3; Daniël 7; Psalmen 114-115

Daniël legde niet alleen de dromen van anderen uit, nu en dan had hij zelf dromen die uitleg behoefden. De gebeurtenis die hier wordt beschreven (Dan. 7) vond plaats in het eerste jaar van Belsassar (7:1), d.w.z. meer dan vijftig jaar nadat Daniël naar Babylon gevoerd was.

We krijgen niet meteen de volledige openbaring. Vanaf hier tot het einde van het boek schrijft Daniël in de eerste persoon (met uitzondering van de opmerking in 10:1).

(1) Hoewel de vier dieren, die vier koninkrijken of rijken voorstellen, in een bepaalde mate opeenvolgend zijn (en in dat opzicht waarschijnlijk moeten geïdentificeerd worden als specifieke historische koninkrijken – zie onder), kan de initiële waarneming dat deze vier dieren uit de zee kwamen (spreekwoordelijk voor chaos en boosheid), naar boven gewoeld door de vier winden (d.w.z. vanuit de vier richtingen van het kompas, of van overal) een hint zijn dat ze ook allemaal koninkrijken vertegenwoordigen die zich tegen God verzetten.

(2) De evocatieve aard van deze dieren mogen we niet over het hoofd zien. De leeuw gecombineerd met de adelaar suggereert heerschappij, snelheid en kracht. De bruine Syrische beer kan tot 270 kilo wegen en heeft een geweldige honger. Het luipaard staat bekend voor zijn buitengewoon plotse en snelle aanvallen; de vier koppen tonen dat het in alle richtingen roofziek is en overal heerschappij wil. Het laatste dier is ‘vreselijk, schrikwekkend en geweldig sterk … het at en vermaalde, en wat overbleef, vertrad het met zijn poten’ (7:7).

Horens stellen koningen of koninkrijken of heerschappij voor; dit dier heeft er tien, vijf keer meer dan de natuurlijke twee horens. De beste identificatie is dat de vier dieren respectievelijk het Babylonische, Medo-Perzische, Griekse en Romeinse Rijk voorstellen.

(3) De uitdrukking ‘mensenzoon’ is een Semitische manier van spreken over ‘mens’. De andere koninkrijken zijn beestachtig en onmenselijk; hier blijven de teugels van de macht in handen van een mens die een mens is zoals God bedoeld had.

Omwille van de parallellen tussen vers 14 en 18 en 27 hebben sommigen geargumenteerd dat ‘mensenzoon’ puur een symbool is voor ‘de heiligen des Allerhoogsten’ (7:18). Maar de kwestie is niet zo eenvoudig. Indien ‘mensenzoon’ in de verzen 13 en 14 louter een symbool is voor het volk van God, waarom zou het gezag dan gegeven worden aan iemand die is gelijk ‘een mensenzoon’?

De figuur in vers 12 is een individuele figuur, maar hij heeft een representatieve rol (zoals de Oudtestamentische priester, vgl. Ex. 19:6). Hij komt ‘met de wolken des hemels’, een gebruikelijke associatie met de heerlijkheid van de goddelijkheid. En door ‘mensenzoon’ te gebruiken, wijst het gezicht tegelijk op een koningschap dat Israël overstijgt tot het hele mensengeslacht en het pad effent voor de incarnatie. Zie Mt. 19:28; Mk. 13:26; 14:62 en Opb. 1:13-16.


Eigen vertaling van de overdenking bij 22 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 21 oktober 2015

Uw God, die gij zo volhardend dient, die bevrijde u! (Dan. 6)


2 Koningen 2; 2 Thessalonicenzen 2; Daniël 6; Psalmen 112-113

In het verhaal van Daniël in de leeuwenkuil (Dan. 6) zien we een man van rond de tachtig even getrouw aan het einde van zijn leven als hij dat was aan het begin.

Een paar opmerkingen:

(1) Ondanks zijn gevorderde leeftijd maken Daniëls bestuurlijke talenten en zijn passie voor integriteit hem uiterst waardevol voor een relatief verlicht heerser als Darius. Dezelfde deugden maken hem tot doelwit van jaloezie onder mindere mannen, die al te blij zijn te kunnen deelnemen aan een vuile listen-campagne om hem neer te halen. Vuile listen werden niet uitgevonden door Nixon; ze gaan al terug tot de zondeval.

Gezegend is de christen wiens leven zo transparant is, dat geschreven kan worden dat ‘hij getrouw was en er geen verzuim of iets verkeerds bij hem gevonden werd’ (6:5), zodat de enige manier om hem of haar te treffen eruit bestaat een misdaad te maken van de christen wandel en overtuiging.

(2) Daniël dient als een voorbeeld van hoe een christen kan dienen in een regering die op zichzelf op geen enkele manier christelijk is. Hij biedt geen steun voor wie zich niet alleen aan zonde onttrekt maar ook aan verantwoordelijkheid en godvrezende invloed.

(3) De uitdrukking ‘wet der Meden en Perzen, die niet kan worden herroepen’ (6:9) was waarschijnlijk een pronkstuk van het rijk. Waarschijnlijk was dit beleid ontworpen om favoritisme, corrupte uitzonderingen en pragmatische verschuivingen te ontmoedigen.

Maar er is geen wettelijk systeem dat consistente rechtspraak kan verzekeren. Corrupte mensen zullen altijd manieren vinden om het systeem uit te buiten om anderen te onderdrukken en zichzelf te bevoordelen. Achter de slogan zit de diepere kwestie verborgen.

Historisch gezien was er lang spanning tussen positieve wetstheorie, waarin de enige wet die moet gehoorzaamd worden de wet is die wordt uitgevaardigd door de regering, en de natuurlijke wetstheorie, waarbij geleerd wordt dat bepaalde grondslagen ontdekt worden door mensen.

In de naam van gelijkheid en rechtvaardigheid schoven de Britse hoven nog niet zo lang geleden soms de positieve wet terzijde ten gunste van de natuurlijke wet waar het anders nogal duidelijk was dat onrecht werd gedaan. Zowel in Groot-Brittannië als de Verenigde Staten zijn dergelijke overwegingen vandaag zeldzaam.

In Groot-Brittannië moet je gehoorzaam zijn aan wat het parlement zegt; in de Verenigde Staten moet gedaan worden wat het Hooggerechtshof zegt. In beide gevallen krijgt de positieve wet grotendeels de overhand, zoals in het oude Perzië.

De kwestie is hier steeds moeilijker geworden, aangezien Westerse staten zijn gaan denken dat ze een therapeutische rol hebben in de maatschappij, waarbij ze de ‘ziekten’ moesten bepalen die moeten aangepakt worden en de therapieën die nodig zijn als ze voortduren. De kans op ongerechtigheid en ongelijkheid vermenigvuldigt.

(4) In de crisis die wordt veroorzaakt door deze onrechtvaardige wet, blijft Daniël consequent, en hij pronkt niet met zijn onafhankelijkheid en verbergt ook zijn overtuigingen en gewoontes niet. De uitkomst laat hij aan God over – wat heel erg doet denken aan Jezus’ gebed (‘uw wil geschiede’) en voorbeeld (Mt. 6:10; 26:39). Dergelijke maturiteit vormt daarom een kostbaar model voor ons.


Eigen vertaling van de overdenking bij 21 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 20 oktober 2015

De God, in wiens hand uw adem is en die al uw paden beschikt, Hem hebt gij niet verheerlijkt (Dan. 5)


2 Koningen 1; 2 Thessalonicenzen 1; Daniël 5; Psalmen 110-111

Na de dood van Nebukadnessar ging het snel bergaf met het Babylonische rijk. Via gewelddadige coups volgden diverse leden van het koningshuis elkaar snel op. Nabonidus bracht uiteindelijk enige stabiliteit, hoewel verschillende vazalstaten afscheurden.

Nabonidus zelf werd een religieuze dilettant. Hij verliet de aanbidding van Mardoek (oppergod in het Babylonische pantheon) en ging zover dat hij blijkbaar begraven heiligdommen liet opgraven en oude religieuze rituelen herinvoerde en de dienst aan de maangod Sin bevorderde.

Waarschijnlijk was hij op een van die vreemde religieuze zoektochten ten tijde van Daniël 5. Als resultaat daarvan had hij de zorg voor Babylon zelf in handen gegeven van zijn zoon Belsassar. (De NIV voetnoot bij 5:2, 11, 13 en 18, merkt terecht op dat Nebukadnessar alleen Belsassars ‘vader’ was in de zin dat hij zijn ‘voorouder’ was, of mogelijk zijn ‘voorganger’ – een gewoon gebruik van het Semitische woord, een beetje zoals in 2 Koningen 2:12.)

Het verslag maakt duidelijk dat het Perzische leger zich buiten de muren van de stad bevond, maar Belsassar dacht klaarblijkelijk dat de stad bestand was tegen aanvallen. De bacchanalen die hij in het leven riep waren erger dan een orgie van genotzucht. Het gouden gerei erbij halen dat was meegenomen uit de tempel van Jeruzalem, was meer dan een bevlieging.

In het verloop van de twee hoofdstukken, Daniël 4 en 5, kun je er moeilijk naast kijken dat dit een verwerpen was van wat Belsassars ‘vader’ Nebukadnessar had geleerd over de levende God. Misschien dacht Belsassar dat Babylons kansen verminderd waren door de relatieve verwaarlozing van de heidense goden.

Nebukadnessar had geleerd om de God van Israël te vereren; Belsassar was blij Hem in het gezicht te kunnen spuwen. Dus dronken ze uit de bekers en ‘zij dronken wijn en roemden de goden van goud en zilver, koper, ijzer, hout en steen’ (5:4).

Daniël ziet het verband tussen de twee heersers en dit is een onderdeel van zijn priemende terechtwijzing: Belsassar wist wat ‘God, de Allerhoogste’ aan Nebukadnessar gedaan had, en hoe Nebukadnessar terug bij zinnen gekomen was en erkend had dat ‘God, de Allerhoogste, macht heeft over het koningschap der mensen en daarin aanstelt wie Hij wil’ – en toch zette hij zichzelf af ‘tegen de Heer des hemels’ en weigerde ‘de God, in wiens hand uw adem is en die al uw paden beschikt’ te verheerlijken (5:18-24).

Ergens dacht Belsassar dat hij de God kon negeren of tarten die de veel grotere Nebukadnessar had vernederd.

Dus wat hebben we geleerd? Hebben we de les van de geschiedenis geleerd – dat God uiteindelijk niet kan bespot of veracht worden? Dat we uiteindelijk volkomen afhankelijke schepselen zijn, en dat als we die eenvoudige waarheid niet willen erkennen onze zonden daarmee nog groter worden? Dat God de minst waarschijnlijke, zoals Nebukadnessar, kan vernederen en tot bekering brengen, en hen kan verderven die Hem verachten, zoals Belsassar?


Eigen vertaling van de overdenking bij 20 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 19 oktober 2015

U wordt aangezegd, o koning Nebukadnessar: het koningschap is van u geweken (Dan. 4)


1 Koningen 22; 1 Thessalonicenzen 5; Daniël 4; Psalmen 108-109

Een van de redenen waarom de verhalen van Daniël 4 en 5 bij elkaar gezet werden, zelfs ondanks het feit dat ze duidelijk uit twee verschillende periodes uit Daniëls leven komen, is dat elk ervan dient als de tegenhanger van de andere.

Beide zijn verslagen van rijke, machtige, hoogmoedige mannen. De eerste wordt, gelukkig, vernederd en daarom gespaard en getransformeerd; de tweede wordt gewoon uitgeschakeld.

Veel critici betwijfelen of het verslag van Daniël 4 iets meer is dan godsdienstige fictie om de Joden te bemoedigen. Ze merken op dat er geen melding gemaakt wordt van Nebukadnessars waanzin in de overblijvende Babylonische verslagen, en ze betwijfelen of het rijk kon zijn bijeengebleven indien de heerser zelf gedurende een bepaalde periode gek geworden was.

Geen van beide argumenten weegt zwaar. Officiële verslagen zouden niet veel gesproken hebben over Nebukadnessars periode van waanzin, en in elk geval zijn tot nog toe geen verslagen van het latere deel van zijn leven aan het licht gekomen.

Bovendien weten we niet precies hoelang Nebukadnessars waanzin duurde: het is niet zeker wat ‘zeven tijden’ (4:16) betekent. Het Romeinse Rijk overleefde in elk geval onder Caligula, wiens waanzin niemand betwijfelt.

In onze beperkte ruimte kunnen we het volgende opmerken:

(1) Nebukadnessars droom weerspiegelt zijn megalomanie. Hij heeft een narcistische persoonlijkheid:hij is aangetast door zijn eigen grootheid maar is zo onzeker dat zijn grootse fantasieën moeten gevoed worden door onophoudelijke bewondering van zichzelf.
In tegenstelling tot de egoïst die zo uiterst zelfverzekerd is dat het hem geen moer kan schelen wat iemand van hem of haar denkt, is de narcist vaak overgevoelig en emotioneel kwetsbaar. Los van alle psychologische speculaties is ‘s mans hoogmoed voor God grenzeloos (ondanks de ervaring van de hoofdstukken 2 en 3), en God is vastbesloten hem te vernederen.

(2) Daniëls aanpak van Nebukadnessar, eens hij de droom gehoord heeft, zou door elke christen prediker en counselor moeten bestudeerd worden. Aan de ene kant is hij diep geraakt te zien wat Nebukadnessar doormaakt of zal moeten doormaken (4:19). Aan de andere kant geeft hij, eens overtuigd de uitleg van de droom te moeten geven, die met bewonderenswaardige helderheid en overtuiging. Hij bewaart geen professionele afstand en neemt ook zijn toevlucht niet tot stroperige omwegen.

De psychotische instorting is waarschijnlijk een vorm van lycantropie (die vandaag onderdrukt wordt door antipsychotica). Maar eens terug bij zijn verstand (4:36), verwoordt Nebukadnessar de les die hij heeft geleerd: God is soeverein, Hij verheft en vernedert wie Hij wil, niemand kan Hem weerstaan, en elke deugd of sterkte die we bezitten komt van Hem. Er anders over denken is om terechtwijzing vragen, want Hij vermag te vernederen ‘hen die in hoogmoed wandelen’ (4:37).


Eigen vertaling van de overdenking bij 19 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 18 oktober 2015

Het zij u bekend, o koning, dat wij uw goden niet vereren, en het gouden beeld dat gij hebt opgericht, niet aanbidden (Dan. 3)


1 Koningen 21; 1 Thessalonicenzen 4; Daniël 3; Psalm 107

Het beeld dat Nebukadnessar oprichtte (Dan. 3) was ongetwijfeld ontworpen om het rijk te verenigen. Dit is waarom hij het bevel gaf aan alle ‘volken, natiën en talen’ dat ze zich moesten ‘ter aarde werpen en het gouden beeld aanbidden’ (3:4-5).

Nebukadnessar leefde in een pluralistische cultuur waarin mensen straffeloos goden aan hun persoonlijke pantheon konden toevoegen, en hij zag dan ook geen reden waarom iemand zou weigeren het beeld te aanbidden, behalve vanwege opstand of onbuigzame weerstand.

Het dreigement van de oven garandeerde vanuit zijn oogpunt conformiteit, en de potentiële politieke winst viel niet te berekenen. Ovens dienden in Babylon in de eerste plaats voor het bakken van stenen (vgl. Gen. 11:3), en waren wijdverbreid omdat geschikte bouwstenen zo schaars waren. Bepaalde grote bouwsteenovens zijn opgegraven buiten de ruïnes van het oude Babylon. Nebukadnessar zou zeker geen scrupules hebben om mensen levend te verbranden (Jer. 29:22).

Het treffende gesprek in dit hoofdstuk gaat tussen Nebukadnessar en de drie jonge mannen, Sadrak, Mesak en Abednego, na hun eerste weigering voor het beeld te buigen (3:13-18). De finale sneer van de heerser daagt bijna elke god uit om naar voor te stappen: ‘wie is de god, die u uit mijn hand zou kunnen bevrijden?’ (3:15).

Natuurlijk leefde hij als heiden in een wereld van krachtige maar uiteindelijk eindige goden, en bij bepaalde gelegenheden voelde hij zeker dat hij hun gelijke was of zelfs hun superieur. Vanuit het perspectief van het bijbels theïsme, is dit een afschuwelijke arrogantie.

Maar het is het antwoord van de drie mannen dat onze herinnering en overdenking waard is: ‘Wij achten het niet nodig u hierop enig antwoord te geven. Indien onze God, die wij vereren, in staat is ons te bevrijden, dan zal Hij ons uit de brandende vuuroven, en uit uw macht, o koning, bevrijden. Maar zelfs indien niet – het zij u bekend, o koning, dat wij uw goden niet vereren, en het gouden beeld dat gij hebt opgericht, niet aanbidden’ (3:16-18).

Merk op:

(a) Hun basisbeleefdheid en respect zijn onverminderd, hoe gedurfd ook hun woorden.

(b) Ze willen zich helemaal niet verontschuldigen voor hun standpunt. De wijze gelovige verontschuldigt zich nooit voor God of voor een van zijn karaktertrekken.

(c) Ze twijfelen niet of God in staat is om hen te redden, en dat zeggen ze ook: God is niet een gegijzelde van andere goden, andere mensen, heersers of anderen.

(d) Maar of God hen nu wel of niet zal redden, kunnen ze niet weten – en het punt speelt ook helemaal geen rol in hun vastberadenheid. Trouw hangt niet af van een vluchtweg. Ze kiezen trouw te blijven omdat dit het juiste is om te doen, zelfs al kost het hen hun leven.

De moed die we in dit anti-christelijke tijdperk nodig hebben is welgemanierd en vasthoudend. Hij verontschuldigt zich nooit voor God. Die moed gelooft ook met vreugde dat God alles kan doen, maar is bereid te lijden in plaats van de krachtige gehoorzaamheid te compromitteren.


Eigen vertaling van de overdenking bij 18 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 17 oktober 2015

Gij, o koning, hadt een gezicht, en zie, er was een groot beeld (Dan. 2)


1 Koningen 20; 1 Thessalonicenzen 3; Daniël 2; Psalm 106

Nebukadnessars droom (Dan. 2) zou ons vele bladzijden lang nuttig kunnen bezighouden. Hij biedt ons niet alleen inzicht in Daniël en zijn tijd, maar ook in onze tijd.

(1) Het heidense Babylonische rijk heeft zijn deel astrologen en andere voorspellers. Net als bedachtzame mensen in elke generatie koestert Nebukadnessar achterdocht over hun bekwaamheid, en hij onderwerpt ze aan deze nogal brute test. Anekdotische verslagen van ‘magische’ inzichten zijn niet bestand tegen dit analyseniveau.

(2) Daniëls gedurfde benadering van de koning maakt geen aanspraken voor zichzelf en schrijft alles toe aan God, die onze gedachten en onze dromen kent. Dit vereist moed. Hier zie je de volgende stap in de ontwikkeling van Daniëls karakter. De moedige en standvastige oude man die Daniël werd (Dan. 6) kreeg gestalte door een jongeman die God zelfs gehoorzaamde in wat hij at, en die zo eerlijk was dat hij geen enkele verdienste opeiste waar er ook geen was. Hij was toegewijd aan trouw, nederigheid, moed en integriteit. Hij heeft weinig opvolgers in hoge posities.

(3) Ongetwijfeld zouden hedendaagse psychiaters erover speculeren dat de reus in Nebukadnessars droom een diepere persoonlijke onzekerheid verraadt. Megalomane ambitie om de wereld te regeren kan een aanduiding zijn voor verborgen twijfel of iemand nu wel of niet op lemen voeten staat. Wat ook de middelen, God gebruikt het gezicht om iets diepers te openbaren – de toekomst van daaropvolgende rijken.

De meeste liberalen hebben gesteld dat de vier metalen – goud, zilver, brons en ijzer – respectievelijk staan voor Babylon, Medië, Perzië en Griekenland. Na de dood van Alexander de Grote, viel het Griekse Rijk uiteen in vier gebieden die onder elkaar ruzieden – vandaar de voeten van leem.

De latere hoofdstukken van deze profetie schenken zeker heel wat aandacht aan die periode, en ze stellen de opkomst voor van het opkomende Messiaanse rijk dat er op volgt. Niettemin is die visie gelinkt aan de theorie dat de latere hoofdstukken van Daniël op zijn minst in de tweede eeuw voor Christus geschreven werden onder een pseudoniem.

De meeste evangelicalen zien weinig bewijs om dat standpunt te ondersteunen. Bovendien wijzen ze erop dat er nooit echt een Medisch Rijk was. Het is beter te spreken van het Medisch-Perzische Rijk; het Medische element was niet veel meer dan een overgangsteam.

In die visie zijn de vier rijken dan Babylon, Medië-Perzië, Griekenland en Rome – en gedurende dit laatste rijk dient het Messiaanse koninkrijk een zware klap toe die uiteindelijk de kolos velt. Dit lijkt ook wat Jezus er over zegt (Mt. 24:15).

(4) Deze visie herinnert er ons aan dat in deze gebroken en tweeslachtige wereld het volk van God een hoop koestert voor wat God zal doen op het einde. Zonder een dergelijke hoop is er maar weinig steekhoudend aan de christelijke weg; in onze cultuur is er maar weinig dat veel steek houdt zonder een gezamenlijke na te streven visie, een visie die persoonlijke vervulling en zelfverering overstijgt.


Eigen vertaling van de overdenking bij 17 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 16 oktober 2015

Daniël nu nam zich voor, zich niet te verontreinigen met de koninklijke spijze (Dan. 1)


1 Koningen 19; 1 Thessalonicenzen 2; Daniël 1; Psalm 105

‘Het derde jaar der regering van Jojakim, de koning van Juda’ (Dan. 1:1) wordt gerekend volgens de Babylonische tijdschaal; met de overeenkomstige berekening in Juda zou dit zijn vierde jaar zijn, d.w.z. 605 v.C.

De eerste reeks deportaties vond dan plaats in 605, en voerde ook Daniël mee; de tweede, met inbegrip van Ezechiël, Jojachin, de koningin moeder, de adel en bedreven ambachtslieden, vond plaats in 597. De uiteindelijke verpletterende verwoesting van Jeruzalem was in 587.

Bijna twintig jaar voor dit plaatsvond, was een aantal edele jonge Joodse mannen weggevoerd naar Babylon. Volgens Daniël 1 werden ze goed behandeld. De veroveringspolitiek was niet alleen genereus, maar ook slim. Het rijk zou deze begaafde en welopgevoede jonge mannen binnenhalen en hen de beste opleiding en sociale vorming ter wereld geven, met een rij aan extra verdiensten om het vooruitzicht nog aanlokkelijker te maken.

Na verloop van tijd zouden ze in overheidsdienst treden, ontzettend loyaal aan hun weldoeners, terwijl ze hun jeugd, vaardigheden en kennis van de rijksgrenzen zouden inbrengen. De vier Hebreeuwse mannen die hier worden vermeld, zouden uiteindelijk zodanig Babylonisch worden in hun opvattingen dat ze zelfs hun geboortenamen zouden vergeten: Daniël zou Beltesassar worden, Chananja Sadrak, enzovoort.

Maar Daniël trok een duidelijke grens. Het kon hem zijn leven gekost hebben. Hij verzette zich niet tegen de verandering in zijn naam en ook niet tegen Koninklijke dienst ten behoeve van het Babylonische rijk.

Maar hij zou zich niet ‘verontreinigen’ (1:8) door voedsel te eten dat in de Koninklijke keukens bereid werd. Hij wist dat als hij daarvan at, hij bijna zeker af en toe dingen zou eten die de Wet Gods streng verbood. Voor hem was het een kwestie van gehoorzaamheid, een zaak van het geweten.

In Gods voorzienigheid was de overste aan wie hij verantwoording moest afleggen, Aspenaz, van de begripvolle soort, en het resultaat wordt verhaald in dit hoofdstuk.

Voor velen onder ons vandaag, is Daniëls standpunt nogal onrealistisch, maar zeker niet iets om over te nemen. Waarom sterven voor sauzen? Als je erover nadenkt, is er dan wel iets waard om voor te sterven? Waarschijnlijk niet – als we in onze korte aardse tijdspanne alles vinden wat het leven omvat , en als alles wat van belang is, hetgeen is dat me overkomt.

Maar Daniëls doel was om God te behagen en het verbond te gehoorzamen. Zijn waarden konden door Babylon niet weggewerkt worden, op dit punt was Hij bereid te sterven. Het probleem is dat wanneer een cultuur geen dingen meer over heeft om voor te sterven, ook de dingen opraken om voor te leven.

Een collega in de bediening (Dr. Roy Clements) heeft vaak gezegd, ‘We zijn ofwel potentiële martelaren ofwel potentiële zelfmoordenaars; ik zie hier geen tussenweg. En de Bijbel benadrukt dat elke gelovige in de ware God een potentiële martelaar moet zijn.


Eigen vertaling van de overdenking bij 16 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 15 oktober 2015

Hoe talrijk zijn uw werken, o HERE, Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt (Ps. 104)


1 Koningen 18; 1 Thessalonicenzen 1; Ezechiël 48; Psalm 104

‘HERE, mijn God, Gij zijt zeer groot, Gij hebt U met majesteit en luister bekleed’, lezen we in het openingsvers van Psalm 104. In deze Psalm is het bewijs van de grootheid van God verbonden met de scheppingsorde.

Enkele overwegingen:

(1) In de openingsverzen (104:1-4) is de rij figuurlijke accenten revelerend. God hult zichzelf in licht; Hij spant de hemel uit als een tent; Hij maakt de wolken tot zijn wagen; Hij wandelt op de vleugelen van de wind; Hij maakt de winden tot zijn boden.

Pantheïsme vermengt God met het universum; krachtig christelijk theïsme maakt niet alleen God onderscheiden van het universum zoals de Schepper onderscheiden is van de schepping, maar suggereert in deze beeldspraken ook dat God zich verheugt in wat Hij gemaakt heeft.

De stemming is niet alleen verheven, maar ook bijna speels. Waar het pantheïsme uitgesloten is, is er evenmin ruimte voor deïsme. De geschapen orde is vol van Gods tegenwoordigheid, terwijl Hij zich verheugt in wat zijn handen hebben gemaakt.

(2) In deze psalm ligt er een sterke nadruk op de manier waarop al wat leeft afhankelijk is van de onderhoudende voorzienigheid van de Almachtige. God doet bronnen water naar valleien voeren, en zo drenken zij de dieren van het veld, groeien de bomen en nest het gevogelte des hemels in de takken (104:10-12).

God is degene die het gras doet groeien voor het vee, en andere planten maakt voor menselijke consumptie (104:14). De leeuwen brullen en begeren hun voedsel van God (104:21).

Wat de zee betreft, met zijn krioelende miljoenen levensvormen, ‘Zij alle wachten op U, dat Gij hun spijze geeft te rechter tijd’ (104:27). De loutere overvloed en diversiteit aan levensvormen getuigt van Gods verbeelding, kracht, wijsheid en niet te schatten rijkdom.

Het leven zelf wordt onderhouden door Gods bekrachtiging. Neemt Hij hun adem weg, dan sterven ze (104:29-30). Het uitgangspunt is niet het animisme van de heidense wereld. Er is een orde in het geheel (merk het ritme op van licht en duisternis, 104:19-24) die wetenschap mogelijk maakt.

Maar God trekt zich nooit terug van actieve, voorzienige heerschappij over elk afzonderlijk element van de werking van het universum, met als gevolg dat het niet alleen gepast is maar ook essentieel te belijden dat alle leven elke dag afhankelijk is van God voor zijn dagelijkse voedselvoorziening.

(3) De hele scheppingsorde ontlokt aan de naamloze psalmist vreugdevolle en vertrouwende lofzang (104:33). Er is maar een hint dat we tegen deze achtergrond aan God zouden moeten denken; we willen dat onze overdenking Hem behaagt (104:34).

En voor de slotzinnen van lofprijzing is er een stille herinnering dat ondanks de heerlijkheid en schoonheid van de scheppingsorde, de zonde dit meer tot oorlogsgebied gemaakt heeft dan tot een museum of een koor (104:35).


Eigen vertaling van de overdenking bij 15 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 14 oktober 2015

Hij doet ons niet naar onze zonden (Ps. 103)


1 Koningen 17; Kolossenzen 4; Ezechiël 47; Psalm 103

Een van de mooiste psalmen is Psalm 103. Ik stond er bij stil in volume 1 (overdenking van 11 juni). Hier wil ik terugkomen op verschillende van zijn thema’s:

(1) ‘Barmhartig en genadig is de HERE, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid’ (103:8). Die waarheid wordt vaak verwoord in het Oude Testament. Bijvoorbeeld wanneer de Heer voorbijgaat aan Mozes terwijl die schuilt in een rotsspleet, klinkt het ‘HERE, HERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig, groot van goedertierenheid en trouw…’ (Ex. 34:6).

Toch is dit niet de indruk die veel lezers van het Oude Testament hebben van God. Ergens denken ze dat Hij een kort lontje heeft, en nooit ver af is van een uitbarsting die een volk of twee kan wegvegen. Waarom hebben ze die indruk?

Waarschijnlijk deels omdat ze het Oude Testament niet zeer nauwgezet lezen. Of misschien lezen ze het Oude Testament op een impressionistische manier: er zijn al die passages in de profeten waar de Heer dreigt met oordeel, en die kunnen een bittere nasmaak laten en een geur van sulfer.

Maar moeten we er niet de genade van de Heer in zien? Hij stelt het oordeel uit, en het kan met jaren of zelfs decennia lang vooruitgeschoven worden. Bij de eerste tekenen van oprecht berouw, keert Hij af van toorn, want de Heer ‘is lankmoedig en groot van goedertierenheid’.

Strikte gerechtigheid zou onmiddellijk zijn – eenvoudig voor een Alwetende! De waarheid is dat God ons niet doet ‘naar onze zonden’ en Hij ‘vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden’ (103:10).

(2) ‘Gelijk zich een vader ontfermt over zijn kinderen, ontfermt Zich de HERE over wie Hem vrezen. Want Hij weet, wat maaksel wij zijn, gedachtig, dat wij stof zijn’ (103:13-14). Het is bijna alsof God redenen zoekt om zo lankmoedig mogelijk te kunnen zijn. Maar het is ook waar dat een menselijke vader geneigd is om veel mededogender en lankmoediger te zijn voor een zoon of dochter die Hem ‘vreest’ en Hem in wezen respecteert.

Dan is het waarschijnlijk dat elke verwarring of mislukking of fout zal behandeld worden met meer lankmoedigheid dan het gedrag van de zoon of dochter die fundamenteel anarchistisch is.
In elk geval kent deze hemelse Vader ons beter dan we onszelf kennen. Wie kan ons beter dan Hij vertellen waaruit we gemaakt zijn?

(3) In onze schuld voor een heilig God hebben we nog meest van al nodig, dat al onze zonden vergeven worden (103:3), dat Hij ze ver van ons weg doet: ‘Zover het oosten is van het westen [een afstond zonder limiet, in tegenstelling tot van noord tot zuid], zover doet Hij onze overtredingen van ons’ (103:12).

Met die verzekering zullen alle andere zegeningen van enigerlei waarde op een dag ook de onze zijn; zonder de vergeving van zonden, is elke andere zegening die we ontvangen hebben erger dan waardeloos: het kan misleidend zijn.


Eigen vertaling van de overdenking bij 14 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 13 oktober 2015

Ik verdor als gras, maar Gij, o HERE, troont voor eeuwig (Ps. 102)


1 Koningen 16; Kolossenzen 3; Ezechiël 46; Psalm 102

Psalm 102 krijgt soms onterecht het etiket boetepsalm opgekleefd. Het klinkt veel meer als de schreeuw van een mens wiens lijden onverklaarbaar is (zoals bij Job).

Aanvankelijk is het leed privaat en persoonlijk; later wordt het overschaduwd door een groeiende zorg voor Sion. De voortgang naar Sions heerlijkheid lijkt langzaam te verlopen. Dit doet een contrast ontstaan tussen de ‘dagen’ van de psalmist die eindig en vluchtig zijn (102:4) en de ‘jaren’ van de Almachtige die eeuwig duren (102:28).

Maar hier zal ik de aandacht vestigen op de laatste verzen van de psalm. Wie regelmatig de Bijbel lezen zullen merken dat de verzen 26-28 geciteerd worden in Hebreeën 1:10-12, waar God de Messias aanspreekt, en Hem eigenlijk goddelijke status geeft. Je zou je wel kunnen afvragen hoe de auteur van de Hebreeënbrief de Oudtestamentische tekst op die manier verklaarde.

Het antwoord draait gedeeltelijk om het feit dat het oorspronkelijke Hebreeuws van het Oude Testament bestond uit wat we vandaag medeklinkers noemen. Klinkers waren er niet bij. Ze werden veel later toegevoegd – het meest gebruikte klinkersysteem werd zelfs ongeveer duizend jaar later in het christelijke tijdperk bij de Hebreeuwse tekst gevoegd.

Gewoonlijk zorgt dit niet voor problemen. Af en toe echter is het mogelijk om de Oudtestamentische medeklinkertekst te lezen met een ietwat verschillende klinkerkeuze, waardoor een verschillende betekenis ontstaat.

In dit geval bestaat er helemaal geen twijfel over de medeklinkers. Maar de oude Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuaginta, toont hoe deze vertalers het Hebreeuws verstonden – en in deze passage verstonden ze die precies zoals de Brief aan de Hebreeën die weergeeft.

De traditionele klinkerplaatsing, bewaard gebleven in onze Nederlandstalige versies, verstaat de verzen 24-25 zoals de NBG-vertaling. De gedachte is parallel aan de verzen 12-13. Maar de LLX en Hebreeën lezen het als volgt: “Hij antwoordde hem in de weg van zijn kracht, ‘Verklaar mij de geringheid van mijn dagen.

Breng mij niet op [d.w.z., zet mij niet tot actie aan] in de helft van mijn dagen; uw jaren zijn door alle geslachten heen. Gij, Here, hebt in den beginne de aarde gegrondvest…’’

De implicatie van deze weergave is dat God de psalmist aanspreekt , die God aanspreekt als Heer en Schepper. Dit is hoe Hebreeën het verstaat. In deze visie is de volledige Psalm Messiaans, een visionaire psalm zoals Psalm 110 (zie vol. 1, de overdenking van 17 juni).

Probeer Psalm 102 op die manier te herlezen, het houdt steek. Vergelijk het gebruik van Psalm 45 in Hebreeën 1 (zie de overdenking van 4 september): de Davidische koning wordt aangesproken als God, en dit wordt ook in Hebreeën 1 geciteerd.

Maar zelfs indien de traditionele klinkerkeuzes correct zijn, zijn de conclusies die door Hebreeën 1 getrokken worden niet ver weg, hoewel ze op basis van heel verschillende gronden moeten getrokken worden.


Eigen vertaling van de overdenking bij 13 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 12 oktober 2015

Heilig is Hij (Ps. 99)


1 Koningen 15; Kolossenzen 2; Ezechiël 45; Psalmen 99-101

Bepaalde van de Psalmen zijn gegroepeerd in verzamelingen. De psalmen 93-100 vieren het koningschap en de komst van de Heer. Thematisch variëren ze echter van de uitbundige jubelzang van Psalm 98 (overdenking van gisteren) tot een meer ingehouden maar uiterst onderdanig ontzag. Na de ongebreidelde vreugde van Psalm 98, volgt er in Psalm 99 een diepe eerbied. We zijn overgegaan van een praisefestival naar een kathedraal.

De psalm valt uiteen in twee delen. Het thema van het eerste deel wordt aangeduid door de herhaalde zin ‘heilig is Hij’ (99:3, 5). De betekenis daarvan beperkt zich niet tot de bewering dat God goed is of moreel (hoewel het dergelijke betekenissen niet uitsluit). De nadruk ligt op het louter ‘God-zijn’ van God – wat Hem onderscheidt van mensen, wat Hem uniek maakt als God.

De twee keer dat het zinsdeel ‘heilig is Hij’voorkomt, zijn bedoeld als stellingen die in beide gevallen de voorgaande zinnen samenvatten.

(a) De Heer regeert; Hij is verheven boven de machtige cherubim (99:1). Hoewel Hij zichzelf vertoont in Sion, is Hij geen tribale godheid: ‘Hij is verheven boven alle volken’ (99:2). ‘Dat zij uw grote en geduchte naam loven’ (99:3) – en dan het samenvattende refrein, ‘heilig is Hij’.

(b) Als Hij over alles regeert, is Hij, bovenal, de Koning (99:4). Niet alleen is Hij machtig, Hij heeft ook recht en rechtmatigheid lief. Dit maakt Hij bij uitstek duidelijk in zijn eigen verbondsgemeenschap: ‘recht en gerechtigheid hebt Gij in Jakob gedaan’. Er past ons maar één reactie tegenover een dergelijke God: ‘Verhoogt de HERE, onze God, buigt u neder voor de voetbank zijner voeten’ (99:5) – en opnieuw het samenvattende refrein, ‘heilig is Hij’.

Het tweede deel van de psalm overdenkt de waarheid dat, hoe verheven en heilig God ook is, Hij er toch voor koos zichzelf te openbaren aan mensen. We kunnen in de verleiding komen Mozes en Aäron en Samuël te zien als bijna bovenmenselijk. Maar de psalmist rangschikt hen zorgvuldig onder de priesters en onder hen die zijn naam aanriepen: ze waren niet fundamenteel anders dan anderen. Bovendien waren ze zwak en onvolkomen, zoals de rest van ons.

Volgens vers 8 was God ‘hun [niet: ‘voor Israël’, de voetnoot van de NIV-vertaling is hier correct] een vergevend God geweest’, hoewel ‘wraak oefenend over hun daden’ (volg hier de NIV-tekst, niet de voetnoot).

Het thema van Gods heiligheid eindigt dus niet in loutere transcendentie, maar in een onvoorstelbaar grote God die zich genadig openbaart aan mensen – zelfs al zijn ze opstandig tegen Hem.

We bevinden ons in hun gezelschap. Als zijn heiligheid zich zowel openbaart in genade als in toorn, dan mag die heiligheid ons niet tot wanhoop drijven maar mogen we er ook niet zomaar aanspraak op maken. ‘Verhoogt de HERE, onze God, buigt u neder voor zijn heilige berg, want: Heilig is de HERE, onze God’ (99:9).


Eigen vertaling van de overdenking bij 12 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 11 oktober 2015

Juicht de HERE, gij ganse aarde, breekt uit in gejubel en psalmzingt (Ps. 98)


1 Koningen 14; Kolossenzen 1; Ezechiël 44; Psalmen 97-98

In het anglicaanse ‘Boek of common prayer’ staat Psalm 98 bekend als de Cantate Domino (‘Zing voor de Heer’) en is hij geplaatst tussen de avondlezing van het Oude Testament en zijn Nieuwtestamentische tegenhanger. De psalm vloeit over van uitbundige lofprijzing en vreugde.

De psalm bestaat uit drie strofes. De eerste (98:1-3) bejubelt de ‘zege’ van God (die we in elk vers vinden). Het woord behelst misschien meer dan hoe wij het vandaag gebruiken. Het behelst ook overwinning over vijanden: deze ‘zege’ of overwinning werd bewerkt door de Here ‘zijn rechterhand en zijn heilige arm’ (98:1).

Maar het omvat ook hetgeen wij uitdrukken met de term redding: God verzoent mensen met zichzelf en transformeert hen door zijn genade. Aangezien God gedacht heeft ‘aan zijn goedertierenheid en aan zijn trouw jegens het huis Israëls’ (98:3), is er de glorieuze waarheid dat de HERE zijn heil bekendgemaakt heeft en zijn gerechtigheid geopenbaard’ heeft ‘voor de ogen der volken’ (98:2); en alle einden der aarde hebben het heil van onze God aanschouwd (98:3).

Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat we de Here ‘een nieuw lied’ moeten zingen (98:1). De uitdrukking staat niet zozeer voor een nieuwe compositie, misschien voor de gelegenheid geschreven, als wel voor een vernieuwde respons op nieuwe barmhartigheden die over ons worden uitgestort.

De tweede strofe (98:4-6) is een antwoord op de eerste. De eerste bejubelt Gods komst in kracht en redding, de tweede antwoordt op elke daad van God in uitbundige lofprijzing.

Omdat de beknopt beschreven volle verlossing nog op haar eindvervulling wacht, zijn zelfs al onze daden van lofprijs een anticipatie van het einde. We juichen ‘voor de Koning, de HERE’ (98:6) als een prelude en aankondiging van de aanvang van zijn regering.

De instrumenten die hier worden opgesomd werden regelmatig gebruikt als onderdeel van de tempeldienst (zie 1 Kron. 16:5-6) of bij vreugdevolle gelegenheden zoals de troonsbestijging van een nieuwe koning (bijv. 1 Kon. 1:39).

Waar de lofprijs van de tweede strofe zorgvuldig is samengesteld in georkestreerde zang, is de lofprijs van de derde strofe (98:7-9) onuitgesproken. Maar hij is niet minder krachtig omdat hij niet kunstig zou zijn. Zelfs nu getuigt het hele universum van de heerlijkheid van God.

Maar indien diverse Oudtestamentische passages uitkijken naar een gigantische vernieuwing van de scheppingsorde (Ps. 96:11-13; Jes. 2; 11; 55:11-12), dan kijkt Paulus niet alleen uit naar hetzelfde, maar erkent hij ook dat de vervulling afhangt van de transformatie van mensen op het einde: ‘Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods. Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om (de wil van) Hem, die haar daaraan onderworpen heeft, in hope echter, omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods.’


Eigen vertaling van de overdenking bij 11 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 10 oktober 2015

(Dit is) de plaats van mijn troon en de plaats mijner voetzolen, waar Ik wonen zal onder de Israëlieten tot in eeuwigheid (Ez. 43)

1 Koningen 13; Filippenzen 4; Ezechiël 43; Psalmen 95-96

Bijna twintig jaar zijn voorbijgegaan sinds de visioenservaring waarin Ezechiël zag hoe de heerlijkheid des Heren de tempel verliet (Ez. 10:18-22; 11:22-24). Hier in Ezechiël 43:1-12 is hij getuige van de terugkeer van de Heer.

Talrijke zinnen en zinsdelen herinneren ons eraan dat de heerlijkheid die Ezechiël nu ziet moet geïdentificeerd worden als de heerlijkheid die hij eerst zag in het gezicht van de mobiele troon in Ezechiël 1-3, en als de heerlijkheid die de tempel en de stad verliet in het gezicht uit de hoofdstukken 8-11.

Ezechiël maakt het punt expliciet: ‘Het gezicht dat ik zag, was als het gezicht dat ik gezien had, toen Hij kwam om de stad te vernielen, en het waren gezichten als het gezicht dat ik gezien had bij de rivier de Kebar. Ik viel op mijn aangezicht’ (43:3).

Binnen de symboolstructuur van het gezicht betekent dit dat God zichzelf nog maar eens manifesteert onder zijn volk. Zij moeten reageren door zich te schamen over hun zonden (43:10-11) en door zich nauwgezet te houden aan wat Hij voorschrijft (43:11).

Het hoogtepunt van het gezicht binnen het boek Ezechiël wordt gevonden in het laatste vers van het boek: ‘En de naam der stad zal voortaan zijn: de HERE is aldaar’ (48:35). Dit is prachtig. Overal waar de Heer is, is heilig.

‘Omgordt dus de lendenen van uw verstand, weest nuchter, en vestigt uw hoop volkomen op de genade, die u gebracht wordt door de openbaring van Jezus Christus. Voegt u, als gehoorzame kinderen, niet naar de begeerten uit de tijd uwer onwetendheid, maar gelijk Hij, die u geroepen heeft, heilig is, wordt (zo) ook gijzelf heilig in al uw wandel; er staat immers geschreven: Weest heilig, want Ik ben heilig’ (1 Pet. 1:13-16).

Johannes zag een gezicht van ‘de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God’ (Opb. 21:2). De stem riep, ‘Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn’ (Opb. 21:3).

We moeten enkele punten altijd in gedachten houden:

Het evangelie wordt in de Schrift niet in de eerste plaats bewonderd om de sociale transformatie die het teweegbrengt, maar omdat het mannen en vrouwen verzoent met een heilige God.

Zijn doel is niet dat wij ons vervuld zouden voelen, maar dat we verzoend zouden worden met de levende en heilige God.

De eindvervulling is heerlijk voor het getransformeerde volk van God, niet gewoon maar omdat de omgeving van de nieuwe hemel en nieuwe aarde aangenaam is, maar omdat we voor eeuwig leven en werken en aanbidden in de stralende glans van de tegenwoordigheid van onze heilige Schepper en Verlosser.

Dit vooruitzicht moet het leven en de dienst van de kerk vormgeven, en de hartslag vormen van zijn dienstwerk. Het enige alternatief is welluidende maar zelfzuchtige afgoderij.


Eigen vertaling van de overdenking bij 10 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.