2 Kronieken 17, Openbaring 6, Zacharia 2, Johannes 5Openbaring hoofdstuk 4 en 5, waar we hier niet uitgebreider hebben bij stil gestaan, vormen een belangrijk gezicht dat ons voorbereidt voor veel van de rest van het boek – inclusief Openbaring 6.
Hoofdstuk 4 is voor hoofdstuk 5 wat een setting is voor een theaterstuk, een drama. Openbaring 4 schildert ons de troonzaal van de almachtige God in apocalyptische symbolen. De nadruk ligt op het ontzagwekkende van God, op zijn heiligheid, zijn transcendente en indrukwekkende heerlijkheid.
Zelfs de engelen met de hoogste rang bedekken hun gezicht wanneer ze buigen in aanbidding en God verheerlijken voor zijn heiligheid. In Openbaring 5 begint dan het drama. In de rechterhand van God rust een boekrol, die alle raadsbesluiten voor verlossing en oordeel blijkt te bevatten.
De boekrol is verzegeld met zeven zegels. In de symboliek van dit boek betekent het openen van de zegels hetzelfde als alle raadsbesluiten van God tot stand brengen voor verlossing en oordeel. Indien het boek ongeopend blijft, dan zullen Gods besluiten onvervuld blijven.
Een machtige engel houdt het hele universum een uitdaging voor: is iemand waardig om die geweldige en ronduit angstaanjagende God te benaderen, de boekrol te nemen, en de zegels te openen – met andere woorden, om te dienen als Gods afgezant die zijn besluiten ten uitvoer zal brengen? Niemand wordt waardig bevonden, en Johannes weent wanhopig.
Dan beveelt een van de oudsten dat hij niet langer zou wenen. De leeuw van de stam van Juda heeft overwonnen. Johannes kijkt op doorheen zijn tranen, en ziet – een Lam.
Dit is geen dier bijkomend bij de Leeuw. Getrouw aan de gemengde aard van apocalyptische metaforen, is de Leeuw het Lam – en Hij daagt op uit het midden van de troon. Vanaf dan in het boek Openbaring wordt lof gebracht aan Hem die zit op de troon, en aan het Lam.
In Openbaring 6 zien we het Lam de zegels openen. Na verloop van tijd introduceert het zevende zegel zeven bazuinen (Opb. 8), die op hun beurt gevolgd worden door de zeven schalen van Gods toorn (Opb. 16). Zo wordt het volledige drama van het boek Openbaring ingeleid door het gezicht van Openbaring 4-5.
Met betrekking tot Openbaring 6 zal ik slecht op twee punten focussen.
(1) De martelaren die ‘onder het altaar’ zijn riepen met luide stem ‘Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen?’ (6:9-10). Het is een grote troost te weten dat gerechtigheid zal bewerkt worden, en dat erop zal toegezien worden dat die gebeurt; het is zelfs een nog grotere troost te weten dat God nog meer geduld heeft dan christenen.
(2) Maar wanneer dat oordeel dan komt, is er geen ontkomen aan, is er geen uitstel. Al wie opstandig waren tegen hun Schepper en nooit verzoend zijn met Hem, of het nu gaat om slaven of om de machtigen en krachtigen, roepen tot de bergen en de rotsen dat ze hen zouden verbergen ‘voor het aangezicht van Hem, die gezeten is op de troon, en voor de toorn van het Lam’ (6:16). Maar wie kan zich verbergen voor de troon van God?
Eigen vertaling van de overdenking bij 15 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten