zaterdag 31 augustus 2013

Eet deze rol en ga heen, spreek tot het huis Israëls (Ez. 3)



1 Samuël 24; 1 Korintiërs 5; Ezechiël 3; Psalm 39

Het kan nuttig zijn twee van de thema’s uit Ezechiël 3, inherent aan de roeping van Ezechiël, toe te lichten:

Ten eerste toont het openingsgedeelte hoe belangrijk het voor de profeet is om mee te leven met God en zijn visie. Gaan we voort vanaf de slotzinnen van hoofdstuk 2 en tot in het begin van hoofdstuk 3, dan krijgt Ezechiël in zijn visioen de opdracht een boekrol te eten met daarop aan beide zijden ‘klaagliederen geschreven, gezucht en gejammer’ (2:10).

Ezechiël eet ze op en schrijft daarover ‘zij was in mijn mond zoet als honig’ (3:3). Waarom zou een boekrol vol ‘klaagliederen’ en ‘gezucht en gejammer’ zoet smaken? Het punt van het visioen is dat Gods woorden zoet worden voor Ezechiël, gewoonweg omdat ze Gods woorden zijn. God weet het echt het best, Hij weet wat goed is. Daarom is er zelfs wanneer zijn woorden oordeel en rampspoed uitdrukken, er een betekenis is waarin de profeet empatisch moet zijn met Gods perspectief.

Evenzo in de volgende verzen (3:4-9): Ezechiël wordt niet gezonden naar een of andere vreemde cultuur, waar de eerste stap bestaat uit het leren van de plaatselijke taal. Hij wordt geroepen te spreken tot het volk van zijn eigen erfdeel.

Niettemin zal hij zien hoe onwillig ze zijn naar hem te luisteren, precies omdat ze onwillig zijn te luisteren naar God (3:7). Dus belooft God: ‘Zie, Ik maak uw gezicht even hard als het hunne, en uw voorhoofd even hard als het hunne. Als diamant, harder dan steen, maak Ik uw voorhoofd; vrees hen dan niet en wees niet beangst voor hun blik, want zij zijn een weerspannig geslacht’ (3:8-9).

Dus in deze koppigheidswedstrijd wordt Ezechiël in staat gesteld onvoorwaardelijk aan Gods kant te staan. God doet soms sterke en verbeten leiders opstaan die, ongeacht hun persoonlijke populariteit, ernaar hongeren aan Gods kant te staan.

Dit betekent geenszins dat Ezechiël zich niet verwant voelt met de ballingen; zowel de volgende verzen als de rest van het boek spreken elke dergelijke bewering tegen. Toch is zijn opdracht een oproep mee te voelen met Gods visie en daarbij onbuigzaam te zijn.

Ten tweede bevat dit hoofdstuk een oproep om waarschuwingen te uiten en voorzichtig te zijn (3:16-27). Het thema van de wachter (3:16-21) keert terug in het boek (hoofdstuk 33), en kan later onderzocht worden. Maar in de slotverzen krijgt Ezechiël het verbod iets te zeggen – beleefdheden, begroetingen, politieke toespraken, wat ook – behalve wat God hem te zeggen geeft.

Deze situatie houdt aan tot de val van Jeruzalem, nog ongeveer zes jaar verder weg (Ezech. 33:21-22), wanneer zijn tong wordt losgemaakt. De restrictie voegt gewicht toe aan de momenten waarop hij wel spreekt.

Het is ook een uitdaging voor iedereen die spreekt voor God. Al ons spreken en al onze stiltes moeten zo afgestemd zijn dat wanneer we Gods woorden overbrengen, het onze geloofwaardigheid bevordert en niet vermindert.


Eigen vertaling van de overdenking bij 31 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 30 augustus 2013

Maar gij, spreek mijn woorden tot hen (Ez. 2)

1 Samuël 23; 1 Korintiërs 4; Ezechiël 2; Psalm 38
In sommige opzichten hangen de eerste drie hoofdstukken van Ezechiël samen om Ezechiëls vroege roeping en opdracht te beschrijven – de opdracht van een profeet die geroepen is te dienen in tijden van afval. In het Oude Testament zijn niet alle profetische roepingen hetzelfde. Elisa diende als een leerling van Elia; Amos werd geroepen terwijl hij als herder diende; Samuël hoorde voor het eerst de roeping van God toen Hij nog maar een adolescent was.

Maar profeten die aangesteld worden om te dienen in uitzonderlijke tijden van afval hebben een aantal gemeenschappelijke kenmerken in hun roeping. We kunnen hier niet al deze kenmerken traceren, maar een ervan komt met grote nadruk naar voren in Ezechiël 2.

Hier vertelt God aan Ezechiël waartoe hij geroepen is. Hij wordt gezonden, zegt God, ‘tot de Israëlieten, de opstandige volken die tegen Mij in opstand gekomen zijn’ (2:3; NBV: ‘naar de Israëlieten, naar dat weerspannige volk dat tegen mij in opstand is gekomen’). Hij wordt gezonden naar het volk Israël, ten minste het deel ervan dat in ballingschap is met hem – en dit deel bestond natuurlijk uit het meest begaafde, het meest ontwikkelde, het meest adellijke, het meest geprivilegieerde.

Vanuit Gods gezichtspunt zijn ze slechts ‘stug van aangezicht en verstokt van hart’ (2:4). Ezechiël moet tot hen zeggen: ‘Zo zegt de Here HERE’ (2:4). Tot hiertoe heeft God Ezechiël nog niet verteld wat hij moet zeggen, d.w.z. de inhoud van wat de Soevereine Heer zegt. Veeleer is de rest van dit hoofdstuk gewijd aan het verzekeren dat Ezechiël begrijpt dat zijn bediening absoluut om één ding draait: de woorden van God doorgeven aan dit opstandige huis. ‘Maar gij, spreek mijn woorden tot hen, of zij horen dan wel het nalaten, want zij zijn weerspannig’ (2:7).

Natuurlijk is het altijd belangrijk voor profeten en predikers om getrouw Gods woorden te spreken. Maar in tijden van afval is het bijzonder dwingend. In perioden van opwekking en voorspoed, kan de prediker met respect bekeken worden, en worden zijn trouw en inzicht geroemd. Maar in tijden van afval zullen zij die waarlijk namens God spreken beschimpt en bedreigd worden.

De druk om af te zwakken wat God zegt wordt enorm. Handige exegese om de tekst te laten zeggen wat hij echt niet doet, selectieve stilte om de pijnlijke stukken weg te laten, hermeneutische handigheid om de netels en doornen van de Schrift weg te werken, alles wordt obligatoir, zodat we nog altijd aangenomen en zelfs bewonderd kunnen worden.

Maar God is zich van het gevaar bewust. Vanuit zijn gezichtspunt wordt succes niet afgemeten aan hoeveel mensen Ezechiël voor zijn visie wint, maar aan de trouw waarmee hij Gods woorden verkondigt. Alles wat minder is doet mee met de rebellie van dit ‘weerspannige geslacht’ (2:8). Het vereist Goddelijke moed die de vrees uitdrijft (2:6-7).

Waar precies zijn vandaag dergelijke trouw en moed zeer dringend nodig in de westerse wereld?


Eigen vertaling van de overdenking bij 30 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 29 augustus 2013

Aldus was het voorkomen der verschijning van de heerlijkheid des HEREN (Ez. 1)

1 Samuël 21-22; 1 Korintiërs 3; Ezechiël 1; Psalm 37
Ezechiël was een tijdgenoot van Jeremia. Hoewel hij in een priesterlijke familie geboren werd, was Ezechiël van de tempel verwijderd. In maart 597 v.C. werden hij, koning Jojakin, de koningin-moeder, de aristocratie en velen van de leidende priesters en ambachtslieden meer dan 1100 km ver weggevoerd naar Babylon.
De jonge koning zat gedurende 37 jaar in de gevangenis of stond onder huisarrest. De ballingengemeenschap, verarmd en afgesneden van Jeruzalem en de tempel, droomde nostalgisch over thuis en smeekte God dat Hij hen zou redden.

Ze konden nog niet weten dat Jeruzalem nog binnen het decennium volledig verwoest zou zijn. Op de oevers van de Kebar-rivier – mogelijk een irrigatiekanaal dat zich in een lus ten zuidwesten van de Eufraat slingerde – probeerden de ballingen zich te settelen.

En hier, volgens Ezechiël 1, kreeg Ezechiël toen hij dertig jaar oud was en in het vijfde jaar van zijn ballingschap (d.i. rond 593, nog altijd zes jaar voor de verwoesting van Jeruzalem), een bijzondere boodschap.

Een gedetailleerde uitleg van dit apocalyptisch gezicht vraagt meer ruimte dan ik hier heb. Maar enkele opmerkingen zijn cruciaal:

(1) In algemene zin is hetgeen Ezechiël ziet een visioen van een mobiele troon, de mobiele troon van God. (Ik preekte ooit over dit gedeelte voor een aantal slechthorenden, en meer dan een onder hen dacht dat ik zei dat het gedeelte handelde over de mobilofoon van God!).

(2) De troon bestaat uit vier levende ‘wezens’, elk met de vleugels uitgestrekt om de twee naastliggende vleugels te kunnen aanraken met de vleugeltoppen, zodat de vier wezens samen een enorm, hol vierkant vormen. Binnen deze ruimte zijn er fakkels, bliksemflitsen en vuur.

Elk van de vier levende wezens heeft vier gezichten – waarschijnlijk een manier om aan te duiden dat Gods troon intelligent is (het menselijk gezicht), koninklijk (de leeuw), sterk (de stier) en erbarmend (de adelaar, vgl. Ex. 19:4; Jes. 40:31).

Naast elk wezen is een paar raderen, die elkaar zo kruisen dat ze niet kunnen vallen. De volledige structuur beweegt in rechte lijnen, als een cursor op een monitor maar dan in drie dimensies, aangedreven door de raderen en bijkomende vleugels van de levende wezens, gezamenlijk aangestuurd door de Geest.

Boven de hoofden van de wezens, en door ze ondersteund, is er een platform als een gigantische wok, glinsterend als ijs of rijm. Daarboven is de troon van God.

(3) Het belang van deze mobiele troon wordt later in het boek duidelijk. Hier moeten we twee dingen goed begrijpen:

(a) Hoe dichter het visioen bij God zelf komt, hoe afstandelijker Hij wordt beschreven. De culminatie – ‘Aldus was het voorkomen der verschijning van de heerlijkheid des HEREN’ (1:28) – roept niet de gedachte van een artiest op, maar leidt tot aanbidding.

(b) Meer in het algemeen: visioenen van God bewerken altijd meer verbrokenheid, nederigheid en aanbidding (vgl. Jes. 6; Opb. 1, 4-5)


Eigen vertaling van de overdenking bij 29 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 28 augustus 2013

Rijk aan informatie, arm aan godsvrucht? (Klaagliederen 5)


1 Samuël 20; 1 Korintiërs 2; Klaagliederen 5; Psalm 36
In deze informatierijke tijd, hebben velen van ons geleerd om zo beknopt mogelijk te zijn. Dit was een van de gebieden waarin mijn eigen doctoraatssupervisor me heel erg hielp: mijn prozastijl is nog altijd heel uitgesponnen, maar als je er al beknoptheid en precisie in herkent, dan is dit voor een groot deel te danken aan diens nauwgezette correctie van mijn werk een kwarteeuw geleden.

Efficiënte managers leren bondig te formuleren; computerprogrammeurs worden beoordeeld op hoe beknopt zij precieze code kunnen schrijven om te doen wat moet gedaan worden. Slechts een paar hedendaagse auteurs (bijv. Tom Clancy en James Michener) komen weg met lange, uitgesponnen boeken – en zelfs dan hebben de uitgevers er drastisch in geknipt.

Maar hier zijn we dan, terwijl we rustig door Jesaja, Jeremia en Klaagliederen lezen, met Ezechiël nog voor de boeg, en we merken hoe we altijd weer rond hetzelfde handvol thema’s draaien: zonde in de verbondsgemeenschap, dreigend oordeel, dan oordeel dat wordt uitgevoerd, eerst voor de noordelijke stammen, daarna voor Juda. We herkennen de subtiele verschillen natuurlijk: geschiedenis, apocalyptiek, godsspraak, klaaglied, gebeden.

Hier in Klaagliederen 5 wordt de vijfde treurzang neergezet als een lang gebed: ‘Gedenk, HERE, wat ons is overkomen; zie toch; aanschouw onze smaad’ (5:1). Maar heb je jezelf er al niet meer dan een keer op betrapt dat je zegt, ‘Ik weet dat dit het woord van God is, en ik weet dat het belangrijk is, maar ik denk dat ik nu iets begrijp van de geschiedenis en de theologie van de ballingschap. Kunnen we niet overgaan naar iets anders?’

We leven in een tijd die de informatie onder controle wil houden, we schreeuwen om beknoptheid en de Bijbel lijkt bij momenten vreselijk onsamenhangend. Dus gaan we opnieuw zo snel mogelijk door een hoofdstuk omdat we dit allemaal wel al ‘weten’.

Maar is dit niet deel van het probleem? Lees het hoofdstuk terug door, traag en bedachtzaam. Natuurlijk is het verbonden met het Israël van zes eeuwen voor Christus, met de verwoesting van haar steden en land en tempel, tot de aanvang van de ballingschap. Maar luister naar de diepte en volharding van de smeekbeden, het berouw, de persoonlijke omgang met God, het culturele bewustzijn, de erkenning van Gods soevereiniteit en gerechtigheid, de diepgaande erkenning dat het volk opnieuw met God zelf moet verenigd worden wil terugkeer naar het land mogelijk worden, laat staan zinvol (5:21).

Vergelijk dit dan met de soorten van christelijk belijdenis waarmee jij het meest vertrouwd bent. In tijden van culturele achteruitgang, morele neergang en grootschalige kerkelijke versnippering, is ons gebed dan zoals dat van Klaagliederen 5? Hebben de thema’s van de grote profeten zich zo in onze geesten en harten gebrand dat het onze passie is om weer met de levende God verenigd te worden? Of zijn we zelf zo opgeslokt door de geest van deze tijd dat we tevreden zijn rijk te zijn aan informatie en verarmd in wijsheid en godsvrucht?


Eigen vertaling van de overdenking bij 28 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 27 augustus 2013

De HERE heeft zijn grimmigheid uitgevierd, uitgegoten zijn brandende toorn (Kl. 4)


1 Samuël 19; 1 Korintiërs 1; Klaagliederen 4; Psalm 35
De vierde treurzang (Klaagliederen 4) roept opnieuw verschillende mentale beelden op om het lijden van de finale belegering van Jeruzalem en omstreken voor te stellen. Het legt ook een aantal van de redenen uit voor het opgelegde oordeel, en eindigt met een glimp van hoop.

Het begin van de treurzang vergelijkt het volk van Jeruzalem met goud dat zijn glans verloren heeft (4:1). Zoals goud begonnen ze kostbaar, maar nu worden ze behandeld als de goedkoopste aarden kruiken (4:2).

Onder de omstandigheden van de belegering en de wegvoering, wordt voedsel zodanig schaars dat moeders hun kinderen niet langer kunnen zogen; zelfs de jongen van jakhalzen worden beter behandeld (4:3-4).

Spreekwoordelijk voor zijn zonde, werd Sodom in een snelle Holocaust vernietigd, ‘als in een oogwenk’ (4:6). Maar de straf van het volk van de dichter is groter dan die van Sodom (4:6; merk op dat de Nederlandstalige Bijbelvertalingen spreken over grotere ‘ongerechtigheid’ of ‘wandaden’ dan Sodom, JL); oorlogsvoering via belegering is een ellendige, slepende zaak, en de ballingschap die volgt gaat in die lijn verder.

De theologische veronderstelling is natuurlijk dat er een gradatie van schuld is: degenen met de meeste kennis van Gods wegen hebben het minst excuus, en zo kunnen ze zich aan het zwaarste oordeel verwachten (bijv. Mt. 11:20-24).

Wat de edelen betreft, die zijn al even uitgemergeld, vernederd, en vuil als de rest, en dus niet te onderscheiden van de overigen (4:8-9) – wat een andere manier is om te zeggen dat het leiderschap van de kleine natie vernietigd is. Ze zijn zo vuil, dat ze fysiek en ceremonieel onrein zijn, zoals melaatsen die hun bestaan moeten uitzitten waar niemand contact met hen wil (4:14-15).

‘De gezalfde des HEREN’ - hier een verwijzing naar Zedekia – blijkt van geen nut. ‘Hij, van wie wij dachten: in zijn schaduw zullen wij leven onder de volkeren’ (4:20) – dit is, gerust in de wetenschap dat hij in de Davidische lijn lag, de gezalfde van de Heer.

Maar zoals de Heer de stad en de tempel verwoest heeft, zo heeft Hij ook de Davidische afstammelingen van de troon verwijderd. Waarom deed de Heer dit? ‘Het is om de zonden harer profeten, de ongerechtigheden harer priesters’ (4:13).

Niet dat de schrijver suggereert dat zij de enige zondaars waren. Maar de godsdienstige leiders hadden het meest moeten doen om het volk in verbondstrouw te bewaren, maar in plaats daarvan leidden ze het volk in corruptie en ontrouw. Omwille van hun eigen posities hebben ze de nationale neergang geen halt toegeroepen, maar integendeel aangestookt en verhaast. Waar geldt dit vandaag?

Het verhaal eindigt hier niet. In spottende hoon zegt de schrijver aan de naburige heidenen dat ze zich al even goed mogen verheugen in dat ogenblik, want hun beurt komt nog. Gods recht wordt evenzeer aan hen opgelegd als aan Israël – en op een dag zal het verbondsvolk, hoewel nu verdrukt, elk spoor van de ballingschap achter zich laten (4:21-22). De Gezalfde des Heren zal hen rust geven.


Eigen vertaling van de overdenking bij 27 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 26 augustus 2013

Het zijn de gunstbewijzen des HEREN, dat wij niet omgekomen zijn (Kl. 3)

1 Samuël 18; Romeinen 16; Klaagliederen 3; Psalm 34
Het is moeilijk beslissen of het eerste deel van Klaagliederen 3 de ervaring van een individueel persoon beschrijft (mogelijk Jeremia), of als die persoon een figuur is die het hele volk vertegenwoordigt nu het een catastrofale nederlaag, armoede en ballingschap opgelegd kreeg.

Diverse zinnen pleiten in het voordeel van de eerste visie (bijv. 3:14, waar de persoon een belaching is geworden ‘voor heel mijn volk’, eerder dan voor de omringende volken).

Het boek in zijn geheel en de meervoudsvorm ‘we’, die in het grootste deel van de tweede helft van dit hoofdstuk domineert, pleiten licht in het voordeel van de tweede visie.

Maar belangrijker dan deze kwestie te kunnen beslissen is de treffende manier waarop hoop of vertrouwen uitbreken onder de meest schrijnende problemen. Het eerste voorbeeld vinden we in 3:22-27. Ondanks de vreselijke verwoesting zegt de schrijver, ‘ Het zijn de gunstbewijzen des HEREN, dat wij niet omgekomen zijn, want zijn barmhartigheden houden niet op’ (3:22).

Hun zonden verdienen meer oordeel dan ze krijgen. Ze hadden kunnen uitgeroeid worden. Slechts de barmhartigheid van de Here voorkwam dat dit gebeurde. Hoe groot ook hun lijden, het feit dat ze nog altijd bestaan getuigt van de genade van de Heer jegens hen. Gods gunstbewijzen vernieuwen zich in onze ervaring elke dag (3:23).

Bovendien zullen de getrouwen zeker benadrukken dat hetgeen ze het meest willen niet de zegeningen van de Heer zijn, maar de Heer zelf: ‘Mijn ziel zegt: Mijn deel is de HERE, daarom zal ik op Hem hopen’ (3:24).

Dit is een moreel standpunt: het wijst op het einde van de zelfgenoegzaamheid en zelfgerichtheid die dacht dat ze God met de nek kon aankijken. Voor deze schrijver bereikt de tuchtiging het gewenste effect: het drijft mensen terug naar God.

Het tweede blok van hoop is een terugblik op de voorafgaande manieren waarop de Heer al geantwoord heeft (3:55-57), en dat dan een pleidooi vormt voor rechtvaardiging (3:58-64).

De uitgesproken eenvoud van de eerste van deze twee gedeeltes is bijzonder aansprekend, het voorrecht van veel gelovigen die door donkere wateren gingen: Ik roep uw naam aan, o HERE, uit het onderste van de put. Gij hoort mijn stem: verberg uw oor niet voor mijn zuchten, mijn hulpgeschrei. Gij zijt nabij ten dage, dat ik U aanroep, Gij zegt: Vrees niet’ (3:55-57).

Het gebed voor rechtvaardiging dat volgt (3:58-64) mag niet herleid worden tot bittere wraakzucht. Als God rechtvaardig is, dan moet Hij, op dezelfde manier als Hij zijn eigen verbondsvolk getuchtigd heeft, recht spreken over hen die wreed anderen aanvielen – zelfs al gaat het dan om die aanval die God voorzienig gebruikte om zijn eigen volk te tuchtigen. God benadrukt elders hetzelfde punt (bijv. Jes. 10:5 e.v.).


Eigen vertaling van de overdenking bij 26 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 25 augustus 2013

Ja, in Hem verheugt zich ons hart (Ps. 33)


1 Samuël 17; Romeinen 15; Klaagliederen 2; Psalm 33
Dit heerlijke loflied (Ps. 33) focust op wat God is en wat Hij doet. Het is zo wonderlijk rijk dat ik hier niet meer kan doen dan de aandacht vestigen op enkele van zijn evocatieve thema’s.

(1) De Heer is rechtvaardig, en ‘een lofzang betaamt de oprechten’ (33:1). Trouwe en doordachte aanbidding draait gedeeltelijk om bewondering van God voor zijn karakter. Wie hetzelfde karakter weerspiegelen, hoe bleekjes ook, zullen Hem uiterst hongerig aanbidden omwille van zijn perfectie. Zo is godvruchtige lofprijs verbonden met de morele transformatie van de aanbidder.

(2) De psalmist stelt zich creativiteit in muziek voor, uitmuntende bekwaamheid op de instrumenten, en ijver (33:3) – een nogal zeldzame combinatie in evangelische gemeenschappelijke aanbidding.

(3) Gods karakter en Gods werk kunnen niet gescheiden worden van zijn woord (33:4-9). Dit is niet alleen omdat Gods woord even rechtvaardig, waar, betrouwbaar (‘trouw’) , en liefdevol is als Hij, maar ook omdat Gods woord effectief blijkt – hetgeen we nergens duidelijker zien dan in de schepping: ‘ Door het woord des HEREN zijn de hemelen gemaakt, door de adem van zijn mond al hun heer’ (33:6).

(4) God is volkomen soeverein. Hij verijdelt de plannen van de volkeren; niemand verijdelt ooit zijn plannen (33:10-11): ‘de raad des HEREN [NBV: het plan van de Heer, JL] houdt eeuwig stand, de gedachten zijns harten van geslacht tot geslacht’.

(5) Hoewel God soeverein is over het volledige menselijke ras, en Hij de Rechter is van allen, toch is Hij in het bijzonder de God van zijn eigen verbondsvolk (33:12-15).

(6) Volkeren zijn nooit louter door kracht gered, los van de zegen en goedkeuring van God.

Natuurlijk kan God wel de grote kanonnen gebruiken, en zijn soevereine voorzienigheid is zelfs werkzaam in de voorbereidingen van de machtige rijken die zijn eigen volk tuchtigden. Maar te vertrouwen op de grote kanonnen staat gelijk met vergeten wie sterkte en rijkdom en zegen schenkt. Bovendien is de Heer perfect in staat om gelijk welk volk van gelijk welke grootte ten val te brengen of de grote kanonnen neer te slaan. ‘Het paard [of de tank] faalt ter overwinning, en doet niet ontkomen door zijn geweldige sterkte’ (33:17).

De uiteindelijke hoop is in de Heer: ‘Zie, des HEREN oog is op hen die Hem vrezen, die op zijn goedertierenheid hopen’ (33:18).

(7) Aangenomen dat dit de soort God is die er werkelijk is, dat dit de God is die we aanbidden, dan zijn de drie slotverzen al even onontkoombaar als triomfantelijk. Hier is de goede voedingsbodem voor goddelijke hoop: ‘Onze ziel verwacht de HERE, Hij is onze hulp en ons schild. Ja, in Hem verheugt zich ons hart, ja, op zijn heilige naam vertrouwen wij. Uw goedertierenheid, HERE, zij over ons, gelijk wij op U hopen’ (33:20-22).


Eigen vertaling van de overdenking bij 25 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 24 augustus 2013

Hoe zit zij eenzaam neder, de eens volkrijke stad (Kl. 1)


1 Samuël 16; Romeinen 14; Klaagliederen 1; Psalm 32
Vooraleer iets te zeggen over Klaagliederen 1, moet ik een aantal opmerkingen maken over het boek in zijn geheel.

(1) In het Hebreeuws betekent het eerste woord van het boek ‘O, hoe [verlaten is de stad]’, en dit eerste woord wordt de titel in de Hebreeuwse Bijbel. Latere Joodse schrijvers verwezen naar het boek met ofwel dit woord, ofwel een ander Hebreeuws woord dat ‘klaagliederen’ (of ‘geweeklaag’, JL) betekent.

(2) Vroege Griekse en Latijnse vertalingen van dit korte boek wijzen het toe aan Jeremia de profeet. Dit is volkomen mogelijk, maar strikt gezien is het werk anoniem.

(3) Klaagliederen bestaat uit vijf gedichten, vijf klaagzangen, die elk een hoofdstuk beslaan. De eerste vier zijn acrostichons: d.w.z., de tweeëntwintig medeklinkers van het Hebreeuwse alfabet vormen de introductie van respectievelijk elk van de tweeëntwintig strofen in elk gedicht (hoewel er kleine onregelmatigheden voorkomen in de hoofdstukken 2, 3 en 4).

In de eerste drie gedichten bestaat elke strofe normaal gezien uit drie zinnen in een bepaald parallellisme (met twee uitzonderlijke vierzinnenstrofes: 1:7; 2:19). In het derde gedicht begint elke zin van elke strofe met dezelfde Hebreeuwse medeklinker die deze klaagzang inleidt.

Het vierde gedicht telt slechts twee zinnen voor elke strofe. Hoewel het poëzie is, is het vijfde klaaglied geen acrostichon, maar bestaat het uit tweeëntwintig zinnen die lijken op bepaalde Psalmen van gemeenschappelijk geweeklaag (bijv. Ps. 44 en 80).

(4) Geen lineaire gedachtegang bestrijkt elk hoofdstuk of het volledige boek. Bepaalde thema’s blijven terugkomen, natuurlijk, maar in grote lijnen is het boek impressionistisch, vol krachtige beelden die een klein aantal brandende waarheden benadrukken.

Als Job te maken krijgt met rampspoed die een rechtvaardig mens overkomt, en dus met het probleem van onschuldig lijden, dan gaat Klaagliederen over de rampspoed die een schuldig volk overkomt. Wie wind zaaien zullen storm oogsten.

Terwijl deze gedichten eerlijk en krachtig het lijden van de natie schetsen, rechtvaardigen ze God: God bestuurt de geschiedenis, niet mensen, en God laat niet met zich spotten. Het recht zal uiteindelijk zegevieren in het drama van de geschiedenis, omdat God rechtvaardig is.

Twee finale uitdagingen.

(a) Lees het eerste hoofdstuk door en identificeer elk van de krachtige beelden die de schrijver naar voor brengt, terwijl je de vraag stelt wat ze bijdragen tot het hoofdstuk en hoe ze verbonden zijn met andere Bijbelse passages (indien het al zo is).

Vers 10 herinnert er ons bijvoorbeeld aan dat alleen de hogepriester het Heilige der Heiligen kon binnengaan – en nu hebben onbehouwen heidenen niet alleen de tempel betreden, maar hebben ze hem ook verwoest. Theologisch gezien is dit verbonden met het feit dat de heerlijkheid van God de tempel verlaten heeft (vgl. Ez. 8-11), terwijl het onder andere aantoont dat de tegenwoordigheid van God meer moet gezocht worden dan het gebouw.

(b) Wat is er godsvruchtig aan 1:21-22?


Eigen vertaling van de overdenking bij 24 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 23 augustus 2013

De HEER was zo woedend op Jeruzalem en Juda dat hij ze uiteindelijk verstootte (Jer. 52)

1 Samuël 15; Romeinen 13; Jeremia 52; Psalm 31
Het historische aanhangsel aan de profetie van Jeremia (Jer. 52) zorgt voor een ‘wending’ aan het boek in zijn geheel. Zonder die bijlage zouden bepaalde punten in de lucht blijven hangen – dit wil zeggen, ze zouden nog altijd wel in de hoofdtekst van het boek staan, maar ze zouden niet zo krachtig benadrukt worden als nu met deze appendix om ze uit te werken.

Ten eerste kan het nuttig zijn notities te vermelden bij diverse van de historische details van dit verslag. Het is eerder verrassend dat er geen melding wordt gemaakt van Nebukadnessars instructies voor de bescherming van Jeremia. Maar in feite gaat de interesse naar de grote historische beweging, niet naar Jeremia’s persoonlijke omstandigheden.

Enkele van de details vervolledigen het historische verslag dat we vinden in 2 Koningen 25. Twee Koningen vermeldt bijvoorbeeld Zedekia’s gevangenschap niet (Jer. 52:11). De opperpriester Seraja (52:24), een van de leiders die om het leven werden gebracht, was de kleinzoon van Chilkia, de hogepriester onder Josia, die qua afstamming voortkomt uit Aäron (vgl. 1 Kron. 6:13-15).

Het verslag van de aantallen die werden weggevoerd (52:28-30) is veel lager dan de cijfers die we krijgen in 2 Koningen 24. Mogelijk weerspiegelen de cijfers in Koningen het totaal, terwijl de cijfers hier verwijzen naar volwassen mannen of volwassen mannen van een bepaalde rang.

De verschillen qua data tussen 2 Koningen 25:8 en Jeremia 52 weerspiegelen respectievelijk de Judese en de Babylonische methode om regeringsjaren te rekenen. Nebukadnessars zoon, Ewil-Merodak (52:31 – Amel-Marduk in Babylonische bronnen) regeerde slechts één jaar (561-560 v.C.). Babylonische verslagen bevestigen dat Jojakin zich onder hen bevond die de vrijgevigheid van deze heerser genoten.

Ten tweede moeten we de theologische effecten van het lezen van dit hoofdstuk aan het eind van het boek nog aanstippen. Twee elementen springen in het oog.

(a) De historische details herinneren de lezer eraan dat alles wat Jeremia predikte ook werkelijk in vervulling ging. Omdat Jeremia niet genoemd wordt, is de indruk zelfs nog sterker: alles wat God zei te zullen doen, deed Hij.

De zonde van het volk was aanhoudend, onboetvaardig, bijtend en pervers. In plaats van het volk gevoeliger te maken, bewerkte de aankondiging van het oordeel, dat God in genade uitstelde en uitstelde, eerder hardheid van hart. Maar het beloofde oordeel kwam er uiteindelijk toch. Je wordt herinnerd aan de redenering in 2 Petrus 3.

(b) De slotverzen van het hoofdstuk beschrijven hoe de legitieme Davidische koning uiteindelijk bevrijd werd uit zijn gevangenschap en met eer behandeld werd tijdens de slotjaren van zijn leven.

Natuurlijk keerde hij nooit terug naar Jeruzalem of naar een ander deel van het land Israël. Maar het kan niet anders of de aandachtige lezer staat stil bij het feit dat het boek finaal niet eindigt in oordeel. Er is nog altijd de fluistering van hoop. God is nog niet klaar met het Davidisch koningshuis. Aan de horizon bespeuren we de eerste voorafschaduwing van de beloften van de profetie van Jeremia.


Eigen vertaling van de overdenking bij 23 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 22 augustus 2013

Des avonds vernacht het geween, tegen de morgen is er gejuich (Ps. 30)


1 Samuël 14; Romeinen 12; Jeremia 51; Psalm 30

Heel wat christenen hebben de bijna onuitsprekelijke bevrijding ervaren wanneer ze overgaan van wanhoop of ziekte of rampzalige nederlaag of een gevoel van vervreemding en afstand van God, naar een hoogte van veiligheid of gezondheid of overwinning of geestelijke intimiteit met onze Maker en Verlosser. David had zeker dergelijke ervaringen. Psalm 30 geeft zijn blijdschap weer gedurende een van deze overgangen naar vreugde.

De psalm bestaat uit drie delen.

In het eerste (30:1-5) schildert David de geweldige ommekeer.

In het tweede (30:6-10) beschrijft hij de onbezorgdheid (NBV: ‘overmoed’) die hem in de eerste plaats neerwaarts trok, hetzij voorafgaand aan de eerste vijf verzen, hetzij in een andere cyclus van hetzelfde probleem.

In het laatste deel (30:11-12) besluit hij met dezelfde exuberante blijdschap die hij vertoont in de eerste vijf verzen, wanneer hij tot de grenzen van de taal gaat om de heerlijke transformatie te beschrijven van de verandering van rouwen naar dansen en van rouwkleed naar klederen van vreugde.

De lijst van tegenstellingen in de psalm verovert het hart en de verbeelding. Hier kunnen we stilstaan bij één paar dergelijke contrasten: ‘want een ogenblik duurt zijn toorn, een leven lang zijn welbehagen; des avonds vernacht het geween, tegen de morgen is er gejuich’ (30:5).

David schrijft vanuit zijn gezichtspunt als lid van de verbondsgemeenschap. De almachtige God is aan hen gelieerd door een plechtige belofte en een verbond. Als ze zondigen, schrijft God hen niet af: ‘een ogenblik duurt zijn toorn’; zijn straffen, hoe zwaar ook, zijn tijdelijk. Zijn basisstandpunt tegenover hen is genadig: zijn welbehagen duurt ‘een leven lang’.

En aangezien de eerdere verzen aantonen dat David niet denkt aan de natie maar aan zijn individuele ervaring, is hetgeen waar is voor het volk van God op zijn geheel ook waar voor hem in het bijzonder: God kan hem om diverse redenen straffen, maar Gods fundamentele standpunt tegenover hem is barmhartig en genadig en duurt een leven lang.

Zich koesterend in de bewuste tegenwoordigheid en zegen van God, kijkt David terug op zijn recente ervaring en jubelt hij, want er is het feit dat ‘het geween wel ’s avonds overnacht, maar tegen de morgen is er gejuich’.

Er zijn veel dergelijke contrasten in de Schrift, waarvan niet weinige nauw samenhangen met het nieuwe verbond. De apostel Paulus kan spreken over ‘de lichte last der verdrukking van een ogenblik’ (hoewel zijn verdrukkingen volgens onze comfortabele maatstaven noch licht, noch kortstondig waren!). Zij bewerken voor ons ‘een alles verre te boven gaand eeuwig gewicht van heerlijkheid’ (2 Kor. 4:17) – en op een dergelijke weegschaal zijn ze werkelijk licht en kortstondig.

Paulus volgt slechts Jezus, ‘die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods’ (Heb. 12:2).


Eigen vertaling van de overdenking bij 22 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 21 augustus 2013

Op Hem vertrouwde mijn hart en ik werd geholpen (Ps. 28)


1 Samuël 13; Romeinen 11; Jeremia 50; Psalmen 28-29
De slotverzen van Psalm 28 bundelen diverse prominente thema’s uit de bijbelse theologie:

(1) Het eerste en meest voor de hand liggende is de ongeremde lofprijs in 28:7: ‘De HERE is mijn kracht en mijn schild; op Hem vertrouwde mijn hart en ik werd geholpen. Daarom juicht mijn hart en loof ik Hem met mijn lied’. Hier geen geloof van louter berusting; hier vind je veeleer een geloof dat opwelt uit een hart dat ‘juicht’ (of een dergelijk hart voortbrengt?) en zichzelf uitdrukt in een dankbaar lied.

Je kunt de Psalmen niet lezen zonder te erkennen dat waarachtig geloof niet slechts een puur stereotiepe emotionele respons voortbrengt. Gegeven de verschillende omstandigheden, kan waarachtig geloof gekoppeld worden aan een bijna wanhopig vertrouwen en angstige smeekbede, aan een rustig vertrouwen en volharding, aan lof die met enorme spontaniteit de grenzen van de uitbundigheid doorbreekt. In deze passage ligt geloof het dichtst bij dit laatste, want de Here heeft Davids smeekbede al gehoord (28:6).

(2) Doorheen de eerste zeven verzen van de Psalm zijn Davids gebeden en lofprijzingen in de eerste persoon enkelvoud; ze komen voort uit zijn individuele staat. De laatste twee verzen focussen op Gods ‘volk’ (28:8-9), zijn collectieve erfdeel (28:9). Wat de taal betreft wordt dit gedeeltelijk bewerkt door Davids nadenken over Gods ‘gezalfde’(28:8), het woord dat uiteindelijk aan de basis ligt voor onze ‘messias’.

Als koning is David zelf natuurlijk de koninklijke ‘gezalfde’, de koninklijke ‘messias’. Maar zoals God zijn gebeden gehoord heeft, hem genade bewezen heeft en zijn blijde lofprijs opgewekt heeft, zo moet zijn individuele ervaring een paradigma zijn voor de verbondsgemeenschap in zijn geheel.

Hij vertegenwoordigt hen en er is een diepgaande betekenis waarin ze collectief Gods ‘gezalfde’, Zijn ‘zoon’ zijn (vgl. Ex. 4:22 – een andere titel die zowel wordt toegepast op Israël in zijn geheel als op Israëls koning afzonderlijk).

De uitdrukking ‘gezalfde’ in een Davidische psalm doet ons onvermijdelijk denken aan de koning; het parallellisme in vers 8 toont dat de uitdrukking hier verwijst naar Israël: ‘De HERE is hun kracht [NBV: De HEER is de kracht van zijn volk; JL], een veste des heils is Hij voor zijn gezalfde’ (cursief toegevoegd).

De bedachtzame lezer denkt na over de manieren waarop David en het volk gelinkt zijn – en over de manieren waarop Jezus de Messias (d.i. Jezus de Gezalfde) niet alleen uit de lijn van David voortkomt, maar ook aantoont dat Hijzelf zowel de ultieme Davidische koning als de ultieme belichaming van Israël is.

(3) De laatste zin roept herinneringen op aan een heerlijke waarheid: ‘Verlos dan uw volk en zegen uw erfdeel’, schrijft David; ‘weid hen en draag hen tot in eeuwigheid’ (28:9, cursief toegevoegd). Denk na over passages als Psalm 23; Ezechiël 34; Lukas 15:1-7; Johannes 10; 1 Petrus 5:1-4.


Eigen vertaling van de overdenking bij 21 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 20 augustus 2013

Wacht op de HERE, wees sterk (Ps. 27)


1 Samuël 12; Romeinen 10; Jeremia 49; Psalmen 26-27
Psalm 27 heeft een aantal thema’s gemeen met zijn naaste buren (Ps. 26 en 28) maar is uitbundiger dan die beide.

(1) De Here is mijn licht (27:1-3). Licht is een tot de verbeelding sprekend beeld voor bijna al het goede: waarheid, kennis, blijdschap, morele zuiverheid, openbaring, en meer. Hier is het woord gelinkt aan ‘heil’ en ‘veste’(27:1); licht is verbonden met veiligheid. David staat tegenover vijanden die hem aanvallen als een troep wolven, maar als de Here zijn licht en heil is, zal David niet vrezen. Hoe zou een God die zo soeverein is, zo goed, zo zelfonthullend, zo heerlijk, niet altijd onze zekerheid zijn?

(2) De Here is mijn heiligdom (27:4-6) – in de dubbele betekenis dat het woord heeft in het Engels (‘sanctuary’ betekent zowel ‘heiligdom’ als ‘toevluchtsoord’). Aan de ene kant gaat het thema van de eerste drie verzen verder: God is Davids heiligdom in de zin dat Hij Davids bescherming is, zijn burcht: ‘Want Hij bergt mij in zijn hut ten dage des kwaads, Hij verbergt mij in het verborgene van zijn tent’ (27:5).

Maar aan de andere kant betekent dit ‘heiligdom’ oneindig veel meer dan louter politieke veiligheid: ‘Eén ding heb ik van de HERE gevraagd, dit zoek ik: te verblijven in het huis des HEREN al de dagen van mijn leven’ (27:4). Dit wil niet zeggen dat David een geheim, onmogelijk verlangen koestert om Leviet te worden. Eerder heeft hij een diepgaande passie om zijn leven te leven in de tegenwoordigheid van de levende God. Dit is de positie van veiligheid.

(3) De Here is mijn richting (27:7-12). David beschouwt zijn relatie met God niet als iets statisch, maar als zijn levenslange streven. Bovendien verstaat hij dat dit streven hem tegelijk vormt. Als hij Gods aangezicht zoekt zoals hij hoort te doen (27:8), als hij smeekt om genade zodat God ontfermend met hem zal omgaan en niet in toorn (27:9-10), dan zal hij ook Gods wegen leren en een effen pad bewandelen (27:11).

Dit kan niet te sterk of te vaak gezegd worden: te beweren dat iemand God zoekt zonder dat dit gepaard gaat met levensverandering en toenemende conformiteit aan de wegen van God, is verdorven en gevaarlijke onzin.

(4) De Here is mijn hoop (27:13-14). Hoe waar het ook is dat God de burcht is van de gelovige, in deze gebroken en gevallen wereld zijn er momenten waarop het niet zo voelt. De waarheid is dat Gods tijdschema zelden hetzelfde is als het onze. Vaak verlangt Hij dat we geduldig op Hem wachten: zijn timing is volmaakt. De rechtvaardiging van zijn volk vindt vaak plaats in de geschiedenis (27:13), maar zelden zo snel als we dat willen; niettemin is zijn ultieme rechtvaardiging onbetaalbaar: ‘Wacht op de HERE, wees sterk, uw hart zij onversaagd; ja wacht op de HERE’ (27:14).


Eigen vertaling van de overdenking bij 20 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 19 augustus 2013

Laten mijn vijanden niet over mij juichen (Ps. 25)


1 Samuël 11; Romeinen 9; Jeremia 48; Psalm 25
Een van de opvallende kenmerken van de Psalmen, in het bijzonder van de psalmen van David, is het thema ‘vijanden’. Dit maakt sommige christenen zenuwachtig. Draagt de Heer Jezus ons niet op om onze vijanden lief te hebben (Matt. 5:43-47)?

Maar hier bidt David dat God zijn vijanden niet over hem zal laten triomferen (Ps. 25, vooral vs. 2), noemt hij ze ‘trouweloos’ (25:3; NBV gebruikt ‘verraden’), en klaagt hij dat ze talrijker werden en hem op een boosaardige manier haten (25:19). Het volstaat niet om de twee standpunten toe te schrijven aan de verschillen tussen het nieuwe en het oude verbond.

Enkele inleidende gedachten:

(1) Zelfs Jezus’ leer dat zijn volgelingen hun vijanden zouden liefhebben veronderstelt dat zij vijanden hebben. Jezus’ eis onze vijanden lief te hebben moet niet herleid worden tot de sentimentele idee dat we allen zo ‘aardig’ worden dat we nooit enige vijanden zouden hebben.

(2) Nieuwtestamentische gelovigen kunnen vijanden hebben tegen wie je je op een bepaald vlak moet verzetten. De apostel Paulus, bijvoorbeeld, zegt dat hij Hymeneüs en Alexander aan Satan heeft overgeleverd om hen te leren dat ze niet moeten lasteren (1 Tim. 1:20).

Zowel 2 Petrus 2 als Judas gebruiken vrij kleurrijke taal om fundamentele vijanden van het evangelie aan de kaak te stellen. Zelfs als zijn taalgebruik deel uitmaakt van een hyperbool, kan Paulus wensen dat de onruststokers in Galatië zich zelf zouden laten castreren (Gal. 5:12).

De Heer Jezus zelf, dezelfde Jezus die, terwijl Hij sterft aan het kruis, uitroept, ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen’ (Lk. 23:34) – kan elders zijn vijanden in spectaculaire kleurrijke taal veroordelen (Mt. 23).

Je kunt moeilijk om de conclusie heen dat, tenzij we de apostelen en Jezus moeten beschuldigen van hypocriete inconsistentie, de eis dat we onze vijanden zouden liefhebben niet herleid mag worden tot het sentimentele gebazel dat vijanden louter afvlakt tot ze er niet meer zijn.

(3) Er valt heel wat te zeggen voor de visie dat de primaire doelstelling van Matteüs 5:43-47 bestaat uit het verwerpen van persoonlijke wraak, het tegengaan van bloedwraak, het overwinnen van het kwaad dat ons wordt aangedaan door het goed dat we doen, en het verwerken van de haat van een tegenstander om die met liefde te beantwoorden.

Maar niets van dit alles ontkent ook maar een ogenblik dat de andere persoon een vijand is. Bovendien kunnen mensen in een leiderschapspositie zich uit liefde verplicht voelen de kudde te beschermen door een wolf in schaapsvacht te verjagen, de bedrieger te ontmaskeren, de boze te veroordelen – zonder te bezwijken voor persoonlijk venijn.

(4) Een maatstaf om te weten of iemands respons haat of wraak is of iets meer principieels dat Gods heiligheid koestert en dat plaats laat voor geduld en liefde, is de reeks van onderling verbonden beloften. In Davids geval bevatten ze vertrouwen (25:1-3, 4-5, 7b, 16, 21), berouw en geloof (25:7, 11, 18), en verbondstrouw (25:10).


Eigen vertaling van de overdenking bij 19 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 18 augustus 2013

Hoe lang nog, zwaard van de HEER, blijf je razen? (Jer. 47)


1 Samuël 10; Romeinen 8; Jeremia 47; Psalmen 23-24

Hoewel een kort hoofdstuk, is Jeremia 47 toch belangrijk. Het begint met een profetie met betrekking tot de val van Filistijnse stadsstaten langs de kust, en eindigt met een van de meest tot nadenken stemmende stukjes benauwdheid aan het einde van dit boek.

Ten eerste de profetie (47:1-5). Haar precieze datering is nogal onduidelijk: ze kwam tot Jeremia ‘voordat Farao Gaza innam’ (47:1). Dit kan gebeurd zijn toen farao Necho van Egypte noordwaarts trok om Haran aan te vallen in 609 v.C.

Gaza, een van de Filistijnse stadsstaten, lag op die route. Maar hoewel dit aantoont dat de profetie tot Jeremia kwam voor de tijd dat de Egyptische suprematie voorbij was, ging het niet om Egyptische agressie, maar Babylonische: de wateren die ‘het land met al wat zich erop bevindt’ overstromen, ‘komen opzetten uit het Noorden’ (47:2) – de richting van waaruit de Babylonische macht zou komen.

De beeldrijke taal van de opeenvolgende vernietigingen is niet mooi om zien. De paniek is zodanig fel, zegt Jeremia, dat de vaders niet omzien naar de kinderen (47:3).

Vers 4 werd mogelijk niet correct vertaald. Het Hebreeuws zegt letterlijk ‘Tyrus en Sidon afsnijden’, en de uitdrukking kan betekenen dat iedere hulp vanuit deze Phoenicische steden wordt tegengehouden, zodat die de Filistijnse steden verderop langs de kust niet kan bereiken. In elk geval is het de Heer die de Filistijnen verdelgt, wat ook hun kracht (47:4).

Gaza en Askelon (47:5) waren twee van hun belangrijkse steden. ‘Kaftor’ (47:4) is de oude naam voor Kreta, waar de oorspronkelijke Filistijnen vandaan kwamen – als je zegt dat de Heer op het punt staat ‘de rest van het eiland Kaftor’ te verdelgen, is dit een poëtische manier om te zeggen dat de Heer op het punt staat de Filistijnen uit te roeien.

Ten tweede, de uiteindelijke tot nadenken stemmende benauwdheid (47:6-7). In kleurrijke beelden schetst Jeremia de Filistijnen die (volgens bijv. de Engelstalige NIV-vertaling) het zwaard des Heren aanspreken: ‘Wee, zwaard des HEREN, [schreeuwen jullie, zie NIV] tot wanneer zult gij niet rusten? Trek u terug in uw schede, wees rustig en houd u stil!’ (47:6).

Dit veronderstelt dat de Filistijnen erkennen dat het Israëls God, de Heer zelf is, die het oordeel over hen gebracht heeft via de Babyloniërs. De Engelstalige NIV-vertaling voegt er dus de woorden ‘you cry’ (‘schreeuwen jullie’) aan toe. Hoewel het mogelijk is het Hebreeuws op die manier te verstaan, komen deze woorden strikt gesproken niet in de tekst voor: ze moeten toegevoegd worden.

Maar laat je deze woorden gewoon weg, dan is het Jeremia zelf die het zwaard des Heren aanspreekt. De Filistijnen mogen dan heidenen zijn, en ze mogen Israël vaak onderdrukt hebben, nu staan ze op het punt verpletterd te worden – en door de Babyloniërs, Juda’s vijand nummer één. Dus bidt Jeremia voor de Filistijnen.
Maar het laatste vers toont aan dat hij zeer goed begrijpt dat hij Gods zwaard niet kan bevelen. De Heer zelf heeft het bevolen, de God van het rechtvaardige oordeel, en het zal zijn werk doen. Zo ook op de laatste dag.


Eigen vertaling van de overdenking bij 18 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 17 augustus 2013

Hetgeen als woord des HEREN kwam tot de profeet Jeremia over de volken (Jer. 46)


1 Samuël 9; Romeinen 7; Jeremia 46; Psalm 22

Een gemeenschappelijk thema onder de Bijbelse profeten is dat God soeverein is over alle volkeren. Voor de meesten die deze pagina’s lezen lijkt dit voor de hand liggend. Maar in de antieke wereld hadden de meeste volkeren hun eigen goden. Dus wanneer een volk ten oorlog trok, bad het volk tot zijn eigen goden: als een volk verslagen werd, waren hun goden dit dus ook. Ze waren duidelijk niet zo sterk als de goden van het zegevierende volk.

Maar de God van Israël blijft zijn volk vertellen dat Hij de God is van het complete heelal, van alle volkeren. Hij is niet een stammengod in de zin dat zij Hem bezitten of dat Hij exclusief van hen is. Dit is waarom God in veel hoofdstukken van Jesaja en Jeremia benadrukt dat Hijzelf degene is die Assyrië of Babylon opwekt om het volk te straffen.

Met andere woorden: de nederlaag van Israël is geen teken van de nederlaag van God. Verre van: deze God blijft benadrukken dat, als Israël verslagen en gestraft is, dit alleen mogelijk is omdat Hij het bevolen heeft – en Hij doet dit door precies de volkeren te gebruiken die Israël vreest.

Maar er zit ook een andere zijde aan het verhaal. Als God die verschillende heidense volkeren gebruikt, zo roept Hij hen ook ter verantwoording. Natuurlijk kan niet van ze verwacht worden dat ze zich aan de hele Wet van Mozes onderwerpen – uiteindelijk maken ze geen deel uit van de verbondsgemeenschap.

Maar God houdt heidense volkeren wel aan standaarden van beschaafdheid en elementaire gerechtigheid. Dus nadat God Assyrië gebruikt heeft om het noordelijke koninkrijk van Israël te tuchtigen, keert God zich om en tuchtigt Hij Assyrië voor zijn hoogmoed (Jes. 10:5 e.v.; zie de overdenking voor 12 mei).

In dezelfde zin spreken enkele van Israëls profeten woorden van oordeel en waarschuwing, en soms van hoop, voor de omringende volkeren over wie hun eigen God volkomen soeverein is. Dit is wat we vinden in Jeremia 46-51 en elders (bijv. Jes. 13-23; Ezech. 25-32; Amos 1:3-2:3).

Het hoofdstuk voor ons (Jer. 46) opent het grotere deel met een woord van de Heer met betrekking tot Egypte. Het eerste deel (46:2-12) geeft ons details over Egyptes beslissende nederlaag in de slag van Karkemis in 605 v.C., toen de Babyloniërs de overmacht kregen in de regio.

Het tweede deel (46:13-26) grijpt vooruit naar een verdere nederlaag van Egypte tegen Babylon, dit keer onder Nebukadnessar. Dit verwijst bijna zeker naar dezelfde aanval, voorzegd in 43:10 – dit is een van de redenen waarom de Joden die in Juda bleven niet naar Egypte mochten trekken (zoals ze deden rond 586).
Deze aanval staat niet beschreven in de Schrift, maar bewijs via inscripties toont dat Nebukadnessar Egypte binnenviel in een strafexpeditie in 568-567.

Waarom is dit hoofdstuk op deze plaats opgenomen in het boek?


Eigen vertaling van de overdenking bij 17 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 16 augustus 2013

Doet zo iets gruwelijks, dat Ik haat, toch niet! (Jer. 44)


1 Samuël 7-8; Romeinen 6; Jeremia 44; Psalmen 20-21
Voor zover we weten, bevat Jeremia 44 Jeremia’s laatste profetie. De profetie van het volgende hoofdstuk wordt specifiek in een eerdere periode gedateerd, en waarschijnlijk stammen de diverse profetieën tegen de volken, die we vinden in hoofdstuk 46-51, ook allemaal uit een eerdere periode. Voor zover de geschiedenis teruggaat, gaat het hier om Jeremia’s laatste publieke rede.

Je kunt niet zeggen dat Jeremia’s bediening in schoonheid eindigde. We zijn allemaal geroepen om trouw te zijn; sommigen zijn geroepen om trouw te zijn in moeilijke tijden van verval. Je durft Jeremia’s bediening niet afmeten aan het aantal mensen dat hij overtuigde, aan hoeveel rampen hij afwendde, of hoeveel opwekkingen hij beleefde. Zijn bediening moet je afmeten aan de mate waarin hij trouw was aan God, en in hoeverre God wel of niet tevreden over hem was. En dit geldt uiteindelijk voor ons allen.

Ik betwijfel of velen van ons die leven in het westen, ten volle beseffen hoezeer het successyndroom onze visie op onszelf en anderen bepaalt – soms om ons te allen prijze te laten hongeren naar succes, en soms, in een soort omgekeerde pseudogeestelijkheid, door ons koste wat het kost achterdochtig te maken over succes. Maar succes is niet de kwestie, wel trouw.

Wat we in dit hoofdstuk vinden is absolute rebellie. De Joden in Egypte – zowel zij die daar net zijn aangekomen, als zij die er zich eerder vestigden in een poging te ontkomen aan de moeilijke tijden thuis – hebben enkel de Kanaänietische goden die ze thuis gewoonlijk aanbaden vervangen door de Egyptische goden overal rondom hen. Zij verstaan de geschiedenis helemaal anders dan Jeremia.

Zij kijken terug naar de tijd toen ze ‘opgehouden zijn’ met hun afgodendienst (44:17-18): waarschijnlijk denken ze aan de hervorming onder koning Josia. Alle rampen die hen overkomen zijn, hebben sindsdien plaatsgevonden. Dus wat ze moeten doen, zo redeneren ze, is de ‘koningin des hemels’ dienen en de andere heidense goden, en ze nemen zich voor deze koers aan te houden.

We moeten twee belangrijke lessen leren.

Ten eerste kun je de geschiedenis altijd zo interpreteren dat ze bijna alles bewijst wat jij wilt. Dit betekent niet dat we niets kunnen leren uit de geschiedenis, want God zelf vertelt het volk wat het had moeten leren. Het betekent dat hetgeen het volk van God zou moeten leren uit de geschiedenis, moet gevormd worden door de lens van Gods geschreven openbaring, door zijn profetisch woord, door onze verbondsgeloften. We kunnen niet verwachten dat heidenen het altijd eens zullen zijn met hoe wij de geschiedenis verstaan.

Ten tweede toont dit hoofdstuk, in de meest harde bewoordingen, dat er geen hoop, maar dan ook geen enkele hoop is voor het verbondsgeslacht, zonder de tussenkomst van genade.


Eigen vertaling van de overdenking bij 16 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 15 augustus 2013

De wet des HEREN is volmaakt, zij verkwikt de ziel (Ps. 19)


1 Samuël 5-6; Romeinen 5; Jeremia 43; Psalm 19

Psalm 19 is een van de kostbare diamanten uit het psalter. Hij telt drie delen. Het eerste verheugt zich in de woordenloze openbaring van God in het universum (19:1-6); het tweede bejubelt de helderheid, volmaaktheid en rijkdom van Gods geschreven openbaring (19:7-11); na een overgangsvers (19:11), schetst het derde deel het gepaste antwoord van de gelovige, een antwoord vol zelfonderzoek en godvruchtig voornemen.

Was het oude Israël soms geneigd om de scheppingsorde te aanbidden – zon, maan, sterren, dan is onze generatie meer geneigd argumenten aan te voeren die ze maken tot niets meer dan het product van onpersoonlijke krachten. Beide standpunten zijn verschrikkelijk.

Door de filosofische toewijding aan het naturalisme die in onze cultuur prevaleert, wordt het krachtige bewijs voor intelligent design gemarginaliseerd tot we het evidente niet langer kunnen zien: ‘De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen’ (19:2).

De paradox van woordenloze uitdrukking is prachtig, zoals ook de idee van onstuitbare spraak: ‘de dag doet sprake toestromen aan de dag, en de nacht predikt kennis aan de nacht. Het is geen sprake en het zijn geen woorden, hun stem wordt niet vernomen, toch gaat hun prediking uit over de ganse aarde en hun taal tot aan het einde der wereld’ (19:3-5).

Maar het is in verbinding met zijn geschreven zelfonthulling dat de verbondsnaam van God, Jahweh (‘de HEER’ of ‘de HERE’ in veel van onze Nederlandstalige Bijbels), zeven maal voorkomt (19:8-12). De zes predikingen (19:8-10) overlappen een beetje, maar samen projecteren ze een kijk op de geschreven openbaring die vooruitgrijpt op de zelfs nog vollediger uiteenzetting van Psalm 119.

Een van de treffende dingen aan deze zes stellingen is dat verscheidene ervan niet puur abstract zijn. De tekst zegt niet alleen iets over de woorden van God, maar ook over hun functie in de levens van wie ze in zich opnemen en ze navolgen. Bijvoorbeeld: ‘de getuigenis des HEREN is betrouwbaar’ (19:8): dit is zo, maar de psalmist laat het daar niet bij. Precies omdat de getuigenis des HEREN betrouwbaar is, kunnen ze de onverstandige wijsheid schenken.

Opnieuw: ‘De bevelen des HEREN zijn waarachtig’ (19:9) – een punt dat nog wordt versterkt in het volgende vers: ‘de verordeningen des HEREN zijn waarheid, altegader rechtvaardig’ (19:10). Maar dit is precies waarom ze het hart verheugen (19:9): we hebben te maken met de waarachtige voorschriften en verordeningen des HEREN, dus zijn ze nooit corrupt of manipulatief.

Wat deze twee terreinen van openbaring vereisen is meer dan ontzag bij het zien van transcendente macht, en meer dan persoonlijke verrukking omwille van de persoonlijke, sprekende God – maar beide. Het gepaste antwoord is dan inderdaad berouw en geloof, en toegewijd gebed dat God zelf ons van binnen rein zou maken en onze woorden en overdenkingen Hem welgevallig zou maken (19:13-15).


Eigen vertaling van de overdenking bij 15 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 14 augustus 2013

Dat de HERE, uw God, ons te kennen geve, welke weg wij moeten gaan (Jer. 42)

1 Samuël 4; Romeinen 4; Jeremia 42; Psalm 18
Er bestaat een oude mop over een goddeloze die net genoeg religie opneemt om te denken dat hij moet proberen zijn leven op orde te krijgen. Hij gaat naar een voorganger die hem vertelt dat het beste dat hij kan doen bestaat uit het achterwege laten van zijn whisky, zijn vrouwen en zijn gokken. De ouwe jongen kijkt een paar tellen bedachtzaam en zegt dan, ‘Weet je, ik denk niet dat ik het beste verdien. Wat is het tweede beste?’

Je zou kunnen denken dat in de nasleep van de rampzalige verwoesting van Jeruzalem, lang voorzegd door Jeremia, de geloofwaardigheid van de profeet onder de overlevenden enorm zou zijn. De trieste realiteit is dat hij genoeg geloofwaardigheid heeft opdat ze hem wel raadplegen, maar niets meer (Jer. 42). Wat ze willen is goddelijke instemming voor het plan dat ze zelf al hebben bekokstoofd. Ze willen niet Gods beste, of Gods wil, maar Gods goedkeuring voor hun wil.

Jeremia bidt ernstig tot God en tien dagen later (42:7) komt het woord des Heren tot hem. De inhoud van de boodschap is als volgt: blijf in Juda, en God zal je beschermen; vlucht naar Egypte, en God zal dit als een verder teken van opstand beschouwen, en Gods toorn zal je achtervolgen en je daar treffen, net zoals die recentelijk zovelen trof in en rond Jeruzalem.

Zelfs terwijl Jeremia deze boodschap brengt, ziet hij dat hij dat die niet erg goed valt, en dat de vijandigheid ertegen – en tegen hem – diep is. Het volgende hoofdstuk (Jer. 43) tekent het laatdunkende scepticisme en de vastberadenheid bij de leiders op om Jeremia en zijn boodschappen te minachten, zijn woorden als regelrechte leugens te verwerpen, en het overblijfsel van het volk te verzamelen en naar Egypte te reizen. Dit is wat ze doen, terwijl ze Jeremia met zich meenemen.

De meeste bewegingen die ontspringen aan de vruchtbare gronden van het christendom doen op de een of andere manier een beroep op de wil van God. Weinigen dringen erg diep door in de wil van God.

God is voor evangelisatie; daarom is hij voor de manier van evangelisatie die wij voorstaan, en we roepen zijn wil in om onze methodes te bekrachtigen.

God is liefde; daarom is Hij tegen gemeentetucht behalve in de meest schandelijke gevallen (die zich ofwel nooit voordoen, of, indien wel, tegen de tijd dat ze zich voordoen ze ook al bedekt zijn door de liefde van God), en we roepen Gods wil in om onze vastberaden aardigheid te bekrachtigen.

God wil dat zijn volk apart gezet en heilig is; daarom moeten we ons terugtrekken in knus isolationisme en hatelijke prikken uitdelen aan iedereen die het niet met ons eens is, en we roepen Gods wil in om autoriteit te verlenen aan onze onbewogen hardvochtigheid en meedogenloze arrogantie.

Je valt verschrikkelijk makkelijk in deze vreselijke valstrikken. Het enige wat daarvoor nodig is, is vastberadenheid en niet méér echte interesse in de wil van God dan wat we strikt nodig hebben om onze eigen voorkeuren te bekrachtigen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 14 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 13 augustus 2013

Zo doodde hij hem die de koning van Babel over het land had aangesteld (Jer. 41)

1 Samuël 3; Romeinen 3; Jeremia 41; Psalm 17

Het verslag van de moord op Gedalja en van de nasleep (Jer. 41) is wreed en lelijk.

(1) De man die verantwoordelijk is voor Gedalja’s dood, Jismaël, de zoon van Netanja (40:8; 41:1), was een man van koninklijken bloede, en was mogelijk verbolgen omdat hij niet door de Babyloniërs werd aangeduid om over het volk te regeren.

Het is altijd schokkend mensen te zien graaien naar macht, zelfs wanneer er niets meer is dan rampspoed en armoede om macht over uit te oefenen.

(2) De diepte van Ismaëls verraad wordt krachtig neergezet. Iemand doden bij een maaltijd die je samen gebruikte, was veel schokkender in de zesde eeuw v.C. dan in onze dagen, gehard als we zijn door boeken van Agatha Christie en dergelijke meer. Bovendien gaat de razernij van Ismaël zo ver dat anderen vermoord worden, inbegrepen de Babylonische troepen die waren achtergelaten om over bepaalde dingen te waken.

Het motief dat leidt tot de volgende gruweldaad (41:4-7) is onzeker: mogelijk koesterde Ismaël nog altijd achterdocht tegenover iedereen die Gedalja wilde dienen (41:6). Of in de nog altijd vreselijk onstabiele politieke situatie die volgde op de oorlog, was hij mogelijk uit op roof en chaos.

De tweede visie geniet de voorkeur omdat sommige van de pelgrims hun leven redden door Ismaël te vertellen over een verborgen voedselvoorraad (41:8).

(3) Jochanan, de zoon van Kareach, was degene die Gedalja eerst waarschuwde voor Ismaëls samenzwering (40:13-14). Nu is hij al even snel om een bende samen te stellen en Ismaël en diens mannen en hun gevangenen achterna te zitten (41:11-12). Hoewel Ismaël ontkomt met acht van zijn mannen, worden de gevangen gered (41:14-15).

(4) Nu moet Jochanan zich afvragen wat hij moet doen. Hij en de mannen bij hem zijn bang dat, wanneer de moord op Gedalja en anderen gerapporteerd wordt in Egypte , Nebukadnessar zodanig toornig zal zijn dat hij krachtige legereenheden zal laten terugkomen en iedereen zal ombrengen die nog overblijft.

Zo trekt Jochanan zuidwaarts, richting Egypte. Hij begint dichtbij Betlehem (net bezuiden Jeruzalem) om degenen te verzamelen die samen met Hem willen ontsnappen.

(5) Theologisch gezien maakt dit allemaal deel uit van de volkomen verwoesting die Juda te beurt valt. De stad en de tempel zijn vernield. De Davidische dynastie is aan zijn eind gekomen. Alle leiders, ambachtslieden, priesters en dergelijke zijn in golven gedeporteerd (zie 52:28-30).

En nu, net wanneer het lijkt alsof een goed man, Gedalja, deze gebroken natie misschien op een of andere manier kan verplegen om via langzaam herstel tot echte economische en politieke gezondheid te komen, wordt hij vermoord.

De weinige overblijvende leiders vrezen de Babyloniërs en zijn van plan te vluchten naar Egypte. Zich niet bewust van wat ze doen, zorgen ze op deze manier voor de perfecte vervulling van de profetieën van volkomen ondergang die Jeremia gedurende vier decenennia heeft gepredikt.


Eigen vertaling van de overdenking bij 13 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 12 augustus 2013

Indien het u behaagt met mij naar Babel te gaan, ga dan en ik zal mijn oog op u vestigen (Jer. 40)

1 Samuël 2; Romeinen 2; Jeremia 40; Psalmen 15-16

Toen Jeruzalem viel in 587 v.C. (Jer. 39), werd Zedekia vreselijk gestraft, hoewel nog mild naar de maatstaven van oorlogvoering door belegering uit die tijd. Wat Jeremia betreft waren de verslagen van zijn profetieën over de val van Jeruzalem mogelijk snel doorgesijpeld via de gevangen van Nebukadnessar (die zich niet zelf in Jeruzalem bevond, maar zijn hoofdkwartier voor de regio had gevestigd bij Riblah, terwijl hij de finale aanval had overgelaten aan zijn bevelhebber Nebuzaradan).

Daarop gaf de heerser bevel dat Jeremia goed behandeld moest worden (39:12). Aanvankelijk werd dit bevel opgevolgd, en Jeremia werd overgeleverd aan Gedalja (39:13-14), die de nieuwe gouverneur werd van de regio nadat de keizerlijke troepen zich hadden teruggetrokken, terwijl ze talloze gevangenen in ballingschap met zich meevoerden. Dit is de achtergrond voor Jeremia 40.

Het raamwerk van het verhaal is vrij eenvoudig; de slotverzen van het verhaal roepen ons op om na te denken over een vreselijk belangrijk thema.

Ten eerste, het raamwerk: zij die vervoerd moesten worden om in ballingschap te gaan werden verzameld in Rama, dat diende als verzamelplaats ongeveer 8 km ten noorden van Jeruzalem.

Ondanks Nebukadnessars instructies om Jeremia bij Gedalja te laten, was de profeet op een of andere manier in deze groep terechtgekomen (40:1). Iedereen die een beetje vertrouwd is met de verwarring van oorlog, begrijpt hoe gemakkelijk dit allemaal kon gebeuren.

De bevelhebber Nebuzaradan bevrijdde hem en bood aan hem naar Babylon te brengen; waarschijnlijk zou het toevoegen aan het prestige van de bevelhebber in zijn thuisland als hij een grote profeet, die Babylons succes had voorspeld, de baas had gekund.

Maar Jeremia was vrij zijn eigen beslissingen te nemen en hij opteerde om bij de rest in Juda te blijven. Nebuzaradan gaf hem voedsel en een geschenk (40:5) – nog maar eens een voorbeeld van het principe dat een profeet vaak door iedereen geëerd is, behalve door hen die het dichtst bij hem staan (vgl. Mt. 13:57).

Maar het verslag raast verder om de vroege fases van Gedalja’s gouverneurschap te beschrijven. Hij handelde recht op bijna alle fronten. Hij bemoedigde de armen om zich te settelen en het land te bewerken en de oogst te verzamelen. Hij verzamelde de Joodse ‘legeroversten, die te velde waren geweest’(40:13), een potentieel gevaarlijke opstandelingenmacht die kon uitmonden in de soort anarchie die de toorn van Babylon terug kon opwekken.

Zelfs degenen die gevlucht waren naar naburige landen begonnen naar huis terug te keren (40:11-12), gerustgesteld door de stappen die Gedalja zette om stabiliteit te verzekeren.

Maar Gedalja’s grote zwakte bestond erin dat hij geen kwaad kon geloven van mensen. Ondanks alle kwaad van de afgelopen jaren, geloofde hij nog altijd niet dat zonde gebeurt, dat slechte mensen ook slechte dingen doen, dat leiderschap soms eens de bozen moet weerstaan. Op zoveel vlakken was hij een goed man. Maar hij betaalde zijn Polyannische optimisme met zijn leven.


Eigen vertaling van de overdenking bij 12 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 11 augustus 2013

'De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God' (Ps.14)


1 Samuël 1; Romeinen 1; Jeremia 39; Psalmen 13-14
Een vriend van me hield eens een evangelisatietoespraak aan een universiteit met als titel ‘Atheïsten zijn dwazen en agnostici lafaards’. Onnodig te zeggen dat hij een aanzienlijke menigte trok, zelfs al was het publiek aan de vijandige kant. Ik neem aan dat je er over kunt discussiëren of dit nu tactisch gesproken de meest wijze manier van handelen was of niet. Waarover geen discussie bestaat is de vraag of mijn vriend trouw was aan de Schrift: 'De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God’ (Ps. 14:1).

De tekst van de Schrift is zelfs veeleer sterker dan onze taal suggereert. Het woord dat wordt vertaald als ‘dwaas’ is in het Hebreeuws een uitdrukking van morele schande, die de suggestie wekt van perversiteit, van lompe en agressieve perversiteit.

Paulus begreep zeker het punt: ‘Bewerende wijs te zijn, zijn zij dwaas geworden’ (Rom. 1:22). Want het is zo dat ‘hetgeen van God gekend kan worden in hen openbaar is, want God heeft het hun geopenbaard’ (Rom. 1:19); en ‘daar zij het verwerpelijk achtten God te erkennen, heeft God hen overgegeven aan een verwerpelijk denken om te doen wat niet betaamt’ (Rom. 1:28).

De visie van de Bijbel is dat atheïsme uiteindelijk minder het resultaat is van een blind zoeken, een soort intellectuele vergissing, maar een opstandige en koppige rebellie. Het feit dat atheïsme niet algemeen op die manier gezien wordt, is op zich al een indicatie van onze verdorvenheid.

In feite erkennen de best-geïnformeerde atheïsten algemeen het verband tussen moraliteit en geloof, tussen immoraliteit en ongeloof. Er is een bekende passage van Huxley die erkent dat een van de drijfveren achter atheïstisch naturalisme het verlangen is om elke soort morele veroordeling los te maken van gedrag dat anders veroordeeld wordt.

In een passage die nauwelijks minder bekend is, erkent Michel Foucault, een van de theoretici achter het postmodernisme, ronduit dat het voor hem belangrijk werd traditionele noties van waarheid en moraliteit te vernietigen omdat hij zijn eigen seksuele wandel wilde rechtvaardigen. Een paar jaren geleden stierf Foucault aan AIDS.

We mogen deze tekst niet verkeerd toepassen. Binnen het kader van hun eigen vooronderstellingen zijn er veel eerlijke atheïsten. Maar het kader zelf is verkeerd. Dit kader is nooit neergezet door een enkele persoon. Het is steen na steen opgebouwd tot bepaalde geloven cultureel mogelijk zijn, daarna waarschijnlijk, dan bijna onvermijdelijk – en elke generatie, elk individu heeft bijgedragen aan deze grootschalige rebellie, deze begeerte naar autonomie die weigert de rechten van onze Schepper en onze verplichtingen tegenover Hem te erkennen.

Atheïsme wordt niet gewoon maar een persoonlijke keuze maar een sociale degeneratie. Het ultieme resultaat is de brede veroordeling uit 14:2-3. Vergelijk Rom. 3:10-18: zonde is niet louter overal aanwezig maar is universeel, en ze resulteert in enorme sociale schade (Psalm 14:4-6). Finaal is er geen hulp behalve in de Heer (14:7).


Eigen vertaling van de overdenking bij 11 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 10 augustus 2013

En Jeremia zonk in het slijk (Jer. 38)


Ruth 3-4; Handelingen 28; Jeremia 38; Psalmen 11—12

Het is niet eenvoudig om te zien hoe de gebeurtenissen van Jeremia 38 verband houden met de gebeurtenissen van Jeremia 37-11-21. Sommigen denken dat het om twee volledig verschillende episodes uit het leven van de profeet gaat; anderen denken dat Jeremia 38 een uitbreiding is van het voorgaande hoofdstuk. Hoe je de kwestie ook oplost, het uiteindelijke gesprek in dit hoofdstuk tussen Jeremia en koning Zedekia vergt ernstige overdenking.

De gebeurtenissen op zich kunnen makkelijk begrepen worden. Al diverse decennia predikte Jeremia de komende verwoesting van Jeruzalem. Hij is grotendeels genegeerd of bespot. Met Nebukadnessars troepen overal rond de muren bereikt Jeremia’s geloofwaardigheid echter ongetwijfeld een hoogtepunt.

Dus wanneer hij aankondigt dat al wie in de stad blijft zal omkomen door het zwaard, honger of de pest, terwijl wie zich overgeeft zal overleven (38:2), is er nu veel meer kans dat hij zal geloofd worden dan vijf jaar eerder. De vorsten van de stad echter, die niet geloofden dat deze woorden van de Heer waren, zien dit religieus God-gepraat als niets minder dan verraad – verraad met het nefaste gevolg dat het vertrouwen van de overblijvende troepen ondermijnd wordt.

Er wacht Jeremia een onaangename straf. De meeste woningen in Jeruzalem hadden in die tijd waterreservoirs, vaak in flessenvorm, om drinkwater op te slaan. Deze put was ongebruikt, maar op de bodem ervan had je dikke modder. Liet je Jeremia voor langere tijd in deze plaats, waarschijnlijk zonder voedsel en water, dan kwam hij om.

Wat Jeremia naar de mens gesproken redt, is het feit dat koning Zedekia nog altijd zijn advies inwint. Jeremia windt er geen doekjes om. Hoewel het politiek niet opportuun is, zegt Jeremia aan de koning dat hij de Heer moet gehoorzamen en zich aan de Babyloniërs moet onderwerpen: het alternatief is de weg naar de ondergang (38:20-21).

Misschien vond Zedekia dit om historische redenen moeilijk te geloven: bij een oorlog met een belegering was het vaste patroon dat hij ten dode opgeschreven was, zelfs als hij zich overgaf, omdat hij tot op dit ogenblik weerstand had geboden.

Ongetwijfeld vond hij Jeremia’s woorden ook om een andere reden moeilijk te geloven: hij was nog altijd al te zeer afhankelijk van zijn ‘vrienden’ – die, zo benadrukt Jeremia, op een dag bespot zouden worden als nutteloze bondgenoten die de koning in de modder leidden (38:22).

Het naast elkaar plaatsen van de hoofdstukken 37 en 38 (de overdenking van gisteren en van vandaag) is geen toeval. Het leiderschap van Gods volk kan rampzalig verkeerd lopen bij de top, met ondergeschikten die beter zijn maar te zwak of bevreesd om de verandering te bewerken die zo hard nodig is (Jer. 37). Of het leiderschap kan doorheen de hiërarchie zwak of corrupt zijn, met aan de top een figuur die te besluiteloos of te zeer een watje is om zaken op te ruimen. Het droevigst gesteld is het met die christen instellingen waar zwakheid of corruptie op beide vlakken overheerst.


Eigen vertaling van de overdenking bij 10 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 9 augustus 2013

Zo kwam Jeremia in het gevangenhuis (…) en Jeremia bleef daar lange tijd (Jer. 37)


Ruth 2; Handelingen 27; Jeremia 37; Psalm 10
Diverse malen zagen we dat het verloop van het boek Jeremia zelden chronologisch is. Hier springen we van de regering van Jojakim in hoofdstuk 36 naar Zedekia (Jer. 37), het marionet-staatshoofd dat er kwam nadat de laatste legitieme koning van Juda, Jojakin, naar Babylon gebracht was in 597 v.C. De datum is 589-588.

De twee gebeurtenissen die beschreven worden in dit hoofdstuk weerspiegelen de verdere degeneratie van het leiderschap en illustreren toch opnieuw Gods lankmoedigheid.

(1) De eerste gebeurtenis (37:1-10) wordt schijnbaar voorafgegaan door het feit dat Farao Chofra (zie ook 44:30, JL) deed alsof hij uittrok om de Babyloniërs het hoofd te bieden en Jeruzalem te bevrijden. Het bericht was voldoende onrustwekkend voor de Babyloniërs om tijdelijk de belegering van Jeruzalem op te heffen en zich op deze nieuwe bedreiging te richten.

Zedekia stuurt een aantal afgezanten naar Jeremia met de vraag voorbede te doen – wellicht om deze tijdelijke adempauze definitief te maken. Jeremia antwoordt met de woorden van 37:7-10: het uitstel is tijdelijk, de Babyloniërs zullen terugkeren, Jeruzalem zal verwoest worden. Dus laat je niet misleiden er anders over te denken.

(2) Tijdens het uitstel poogt Jeremia de stad te verlaten door de Benjaminpoort, schijnbaar met de intentie zijn nieuw verworven eigendom in Anatot te gaan bekijken (37:11-21; vgl. 32:9). Maar hij wordt gearresteerd, geslagen en gevangen gezet onder de beschuldiging van overloperij.

De oversten geloven geen woord van wat de profeet zegt, dus blijft hij gevangen in een ondergrondse kerker in het huis van de schrijver van het land. De vorsten zijn heel anders dan hun voorgangers onder Jojakin (26:19; 36:19), die open leken te staan voor Jeremia maar onder de duim zaten van een koppige en zondige monarch.

Hier doen de vorsten laatdunkend tegen Jeremia en zijn ze ronduit wreed voor hem, terwijl koning Zedekia, eerder uit wanhoop en vrees dan uit principe, probeert in contact te blijven met Jeremia en zijn opsluiting uiteindelijk minder pijnlijk maakt.

Dit suggereert allemaal dat er in elke hiërarchie, inclusief regering en kerk, veel manieren zijn waarop dingen kunnen verkeerd gaan. Soms zijn er heel wat zwakke, besluiteloze maar niet al te immorele handlangers die gemanipuleerd worden door een zondige leider. Soms is er een besluiteloze leider die aangestuurd wordt door een stel onbekwame, trouweloze en zondige handlangers.

Overdenk het volgende: ‘Waarom, HERE, staat Gij van verre, verbergt Gij U in tijden van nood? Over de trots van de goddeloze is de ellendige ontstoken –laat hen verstrikt worden in de boze plannen die zij bedacht hebben. De goddeloze immers roemt naar hartelust, de woekeraar spreekt zegenwensen, hij versmaadt de HERE. De goddeloze met zijn neus in de hoogte (denkt): Hij vraagt geen rekenschap; al zijn gedachten zijn: Er is geen God’ (Ps. 10:1-4).


Eigen vertaling van de overdenking bij 9 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 8 augustus 2013

Niemand schrok van wat hij hoorde, niemand scheurde zijn kleren (Jer. 36, 45)


Ruth 1; Handelingen 26; Jeremia 36, 45; Psalm 9
Deze twee hoofdstukken, Jeremia 36 en 45, bieden ons op twee vlakken waardevolle inzichten: de relatie tussen Jeremia en Baruch, en hoe Jeremia’s profetieën uiteindelijk neergeschreven werden.

(1) Baruch, de zoon van Neria (36:4) en broer van Seraja, die hofmaarschalk was in dienst van koning Zedekia (51:59), verschijnt voor het eerst in dit boek in hoofdstuk 32, waar hij dient als een wettelijk getuige. Het blijkt nu dat Baruch Zedekia’s notulist was (zijn schrijver, min of meer zijn secretaris).

(2) Op een bepaald ogenblik dacht Baruch duidelijk dat hij verder kon komen als hij banden zou hebben met een profeet als Jeremia. Hij is diep teleurgesteld als hij ontdekt dat het anders uitdraait (Jer. 45). De consequentie van de boodschappen die hij had neergeschreven raakt zijn eigen ziel, en hij is zwaar terneergedrukt.

Jeremia reageert op twee manieren.

(a) Hij wijst de jongeman terecht omdat hij zo kortzichtig aan zijn eigen toekomst denkt terwijl het hele land wegzinkt. Dit is een vermaning die velen in het individualistische Westen moeten horen.

(b) Hij biedt hem enige zekerheid: ondanks de catastrofe van de val van de stad, zal Baruch overleven.

(3) We krijgen niet altijd precieze informatie over de manier waarop de openbaring die God aan specifieke profeten gaf zijn geschreven vorm kreeg die we kennen uit de Bijbel. Hier is de informatie wonderlijk specifiek. God zelf beveelt Jeremia de woorden neer te schrijven, en Jeremia dicteert ze zorgvuldig aan Baruch, die ze neerschrijft.

Aangezien dit het vierde jaar van Jojakims regering was (36:1), was het 605/604 v.C., het jaar van de Slag om Karkemis toen Babylon de plaats van Egypte innam als regionale macht.

(4) Het lijkt erop dat, althans in het begin, de geschreven vorm van Jeremia’s profetieën meer gewicht kregen bij de gezagsdragers dan de mondelinge vorm waarvoor Jeremia in de gevangenis werd gezet (36:8-19). Zelfs vandaag wordt een publiek medium – kranten, radio, televisie – sneller geloofd dan gewoon woorden uit de mond van een vriend.

Het is tragisch dat de koning de woorden die hem worden voorgelezen, beantwoordt met cynische minachting, terwijl hij de boekrol kolom na kolom in stukken snijdt en ze in het vuur werpt. Zijn daad staat in schril contrast met de reactie van koning Josia als hem wordt voorgelezen uit de teruggevonden rol van de Wet (2 Kon. 22:11).

Erger nog, als wat hij vernietigt werkelijk de rol van Gods woorden is, hoe volkomen dwaas is het dan te denken dat Gods woorden zo gemakkelijk overtreden en vernietigd kunnen worden. Is Gods geheugen zo kort dat Hij zich niet kan herinneren wat Hij gezegd heeft? Kan Hij geen menselijke knechten opwekken die het materiaal opnieuw kunnen neerschrijven en er zelfs nieuwe openbaring kunnen invoegen (36:27-32).

Hetzelfde geldt voor alle inspanningen uit de geschiedenis om de Schrift te vernietigen: is God zo onmachtig dat Hij zijn woorden niet kan verdedigen en hen niet kan verderven die ze bespotten?


Eigen vertaling van de overdenking bij 8 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.