woensdag 26 december 2012

'Kom, ik zal u het oordeel over de grote hoer laten zien' (Opb. 17)



2 Kronieken 31, Openbaring 17, Zacharia 13:2-9, Johannes 16
Openbaring 17, met het gezicht van de hoer, staat vol kleurrijke taal die heel wat uitleggers in de war heeft gebracht. Maar de hoofdlijnen zijn wel tamelijk helder, en zelfs de meer betwiste punten zijn niet compleet onduidelijk. Hier kunnen we bij drie zaken stilstaan:

(1) Geen enkele lezer in de eerste eeuw zou twijfelen aan haar basisidentificatie. De verwijzing naar de zeven heuvels (of bergen) waarop de vrouw zit (17:9), plus de expliciete verklaring dat de vrouw gelijk is aan ‘de grote stad, die het koningschap heeft over de koningen der aarde’ (17:18), zou haar aanduiden als Rome.

(2) Formeel wordt ze in nogal onduidelijke bewoordingen geïdentificeerd: ‘Geheimenis, het grote Babylon, de moeder van de hoeren en van de gruwelen van de aarde’ (17:5, HSV). Het historische Babylon was op dat moment als plaats een ruïne, een relatief klein en zeker verzwakt centrum zonder invloed van betekenis. Maar Babylon had in Oudtestamentische tijden gestaan voor al wat heidens, krachtig, zelfzuchtig en boosaardig was. Babylon was de stad die Juda en Jeruzalem in ballingschap had gevoerd (hoezeer het volk van God het oordeel ook verdiend had).

Nu wordt de benaming van de oude stad overgezet op Rome, het nieuwe geopolitieke centrum. Het woord ‘hoeren’ verwijst niet in de eerste plaats naar gewone menselijke prostituees, maar naar geestelijke prostitutie (nog maar eens ontleend aan het Oude Testament).

‘De moeder van X’ is een Semitische manier om iets te zeggen als ‘het archetype van alle X’. En in die tijd was Rome zeker, in die zin, de moeder van alle geestelijke prostitutie, de bron van de gruwelen van de wereld. De titel was niet alleen verdiend omwille van haar afgoderij, politieke corruptie, eindeloze geweld en perversie,buitengewone rijkdom en vreselijke armoede, maar ook omdat dit het centrum was waar een mens, de toenmalige Caesar, op muntstukken betiteld werd als ‘Onze Heer en God’, en vanwaar de politieke wil voortkwam die in toenemende mate gericht was tegen het volk van God.

(3) Van de zeven hoofden van deze hoer wordt ons verteld dat ze in twee richtingen wezen. Aan de ene kant wijzen ze naar de zeven heuvels van Rome. Maar ze wijzen ook naar zeven koningen, waarvan er vijf zijn gevallen, ‘een is er nog en de andere is nog niet gekomen’ (17:10).

Het is buitengewoon moeilijk om deze lijst op één lijn te brengen met de ons bekende Caesars uit de eerste eeuw. Diverse verbanden zijn van daaruit gelegd; ik ben niet zeker over welk het juiste is. Maar het beest waarop de vrouw rijdt, met zekerheid geïdentificeerd als het beest uit de zee van hoofdstuk 13, het beest dat dodelijk gewond raakt en daarna herstelt, ‘is zelf ook de achtste’ koning (17:11). Dit wekt voor velen de suggestie (en ik denk ook terecht) van een manifestatie van het kwaad die het Romeinse Rijk overstijgt.


Eigen vertaling van de overdenking bij 26 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten