zondag 31 maart 2013

'Wie antwoord geeft, voordat hij hoort, die is het tot dwaasheid en smaad' (Spr. 18)


Leviticus 2-3; Johannes 21; Spreuken 18; Kolossenzen 1

Een aantal van de spreuken in dit boek gaan over de kwestie twist. Sommige hebben te maken met twisten op het gerechtelijke vlak – bijv. ‘Het is verkeerd de goddeloze voor te trekken, en de rechtvaardige in het gericht weg te duwen’ (18:5). Of ook ‘In het rechtsgeding heeft de eerste (spreker) gelijk, maar dan komt de ander en rekent hem na’ (18:17) – een spreuk die wijdere toepassing vindt dan de rechtszaal.

Dit gerechtelijke element wekt nauwelijks verbazing, aangezien Salomo zelf het hoogste gerechtshof was in zijn koninkrijk. Maar veel van deze spreuken over twisten hebben weinig te maken met het gerechtelijke systeem (hoewel zelfs de meest private disputen kunnen leiden tot een rechtszaak – en het kan goed zijn dat Salomo’s bespiegelingen over zelfs private twisten gestimuleerd werden door sommige van de dingen die hij voor de rechtbank zag gebracht worden).

Er zijn hier twee dergelijke spreuken: Spreuken 18:13, 18.

(1) ‘Wie antwoord geeft, voordat hij hoort, die is het tot dwaasheid en smaad’ (18:13). Dit nodigt natuurlijk uit tot wijdere toepassing. We denken aan die ergerlijke, agressieve gesprekspartners die je zelden een zin of gedachte laten afmaken voor ze er hun eigen visie hebben tussen gegooid. Hoeveel erger is de situatie wanneer geen van beide zijden in een dispuut werkelijk luistert naar de andere zijde.

In zeldzame gevallen is er natuurlijk letterlijk niets dat ten gunste kan gezegd worden van een specifieke zijde. Maar bijna altijd schiet er ten minste iets over dat gezegd kan worden voor een strijdige positie, zelfs als ze globaal gezien niet zo verdedigbaar is.

Maar hoe kun je ontdekken als je niet werkelijk luistert?

Hoe kun je hopen de andere partij te overtuigen van wat je zegt, als je die partij niet de genade schenkt beleefd te luisteren? In de meeste disputen zullen de spanningen afnemen als een van de partijen het initiatief neemt het volume te verminderen, het tempo te laten zakken, de retoriek wat te laten afkoelen, en nederig poogt te luisteren en ontdekken wat de andere zijde precies zegt.

(2) ‘Het lot doet twistingen ophouden en scheidt sterke mannen van elkander’ (18:18). ‘Het lot werpen’ kan verwijzen naar de priesterlijke functie van beroep doen op Urim en Tumim voor leiding (bijv. Ex. 28:30). Maar ik vermoed van niet.

Sommige disputen worden zodanig boosaardig of zodanig complex dat de eenvoudigste manier van ze op te lossen bestaat uit het opgooien van een munt – in het geval natuurlijk, dat beide partijen ermee instemmen dat ze zich aan de uitkomst zullen houden.

Sommige disputen kunnen en mogen niet op die manier opgelost worden. Maar waar beide partijen ten diepste erkennen dat hun twist gaat over zes of een half dozijn, kan dit de eenvoudigste manier zijn om vooruit te gaan.

Het wordt onontkoombaar duidelijk dat uit de Bijbel een diepe toewijding spreekt aan de waarheid, aan integriteit in luisteren en spreken, en zowel aan vrede als aan gerechtigheid.


Eigen vertaling van de overdenking bij 31 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 30 maart 2013

De toetser der harten is de HERE (Spr. 17)


Leviticus 1; Johannes 20; Spreuken 17; Filippenzen 4
Nog vier andere soorten Spreuken duiken op in Spreuken 17:

(1) Diverse Spreuken bieden een evaluatieve vergelijking die wordt ingeleid door het woord ‘beter’. ‘Beter een droge bete en rust daarbij, dan een huis vol vleesspijzen, waarover men twist’ (17:1). ‘Beter dat je een berin ontmoet die beroofd is van haar jongen dan een dwaas met al zijn dwaasheid’ (17:12, HSV).

De eerste van de twee biedt een waardeoordeel dat moet gezien en gekoesterd worden; de tweede maakt een belangrijke beoordeling van de ‘dwaas’, met een ingesloten waarschuwing om dergelijk gezelschap te vermijden.

Er zijn veel van deze ‘beter’-spreuken in andere hoofdstukken – bijv. ‘Beter in eenvoud leven met de armen dan de buit verdelen met hoogmoedigen (16:19, HSV); ‘Beter te wonen op een hoek van het dak dan met een twistzieke vrouw in een gemeenschappelijke woning’ (21:9).

(2) Een aantal spreuken nemen de vorm aan van retorische vragen. ‘Welk nut heeft geld in de hand van een dwaas? Dom als hij is, kan hij toch geen wijsheid kopen.’ (17:16, HSV). Deze spreuk is heel mooi. Ze suggereert dat geld gebruiken op manieren die je niet ‘wijs’ maken zodanig onrendabel is dat je beter af zou zijn zonder geld.

(3) Sommige spreuken lijken heel eenvoudig, maar bevatten een onverwacht element dat de lezer aanzet om na te denken over het gezegde. ‘Een booswicht schenkt aandacht aan een bedrieglijke lip; valsheid leent het oor aan de verderfelijke tong’ (17:4).

Je had kunnen verwachten: ‘Een booswicht spreekt met bedrieglijke lippen; een valsaard spreekt met verderfelijke tong’. Dat zou ook waar zijn, maar betrekkelijk prozaïsch. De bedrieglijke lippen en de verderfelijke tong in 17:4 zijn ongetwijfeld slecht, maar de schrijver staat niet stil om het punt te beargumenteren.

Hij focust eerder op het karakter van degene die luistert naar valse lippen, op hen die aandacht schenken aan de verderfelijke tong. Misschien is de ergste straf voor leugenaars niet dat ze niet geloofd worden, maar dat ze waarheid verwerpen en leugen verkiezen – zowel hun leugens als die van anderen.

En wat zegt deze spreuk over een cultuur die sappige smerigheid liefheeft, of geruststellende halve waarheden, of ondeugdelijk, zinloos geweld? Wie koopt porno waar het kasticket ‘kranten’ aangeeft? Dergelijke organisaties kunnen geen zaken blijven doen als er geen markt voor is. Hoe kunnen roddels in plaatselijke gemeentes blijven bestaan als ze geen luisterbereide oren vinden – valse oren, volgens deze spreuk?

(4) Een verrassend groot aantal spreuken vertelt ons uitdrukkelijk wat de Heer doet. Vaak wordt ons verteld wat de Heer liefheeft of haat, om ons te helpen onze eigen waarden te vormen; maar soms is het iets anders, zoals, ‘de toetser der harten is de HERE’ (17:3); ‘Wie een goddeloze vrijspreekt en wie een rechtvaardige veroordeelt, deze beiden zijn de HERE een gruwel’ (17:15). Voor andere voorbeelden, lees 15:8, 9, 25, 26, 29 en 16:4.


Eigen vertaling van de overdenking bij 30 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 29 maart 2013

Volg iemand na die Christus navolgt (Fp. 3)


Exodus 40; Johannes 19; Spreuken 16; Filippenzen 3

In zijn brieven vertelt Paulus zijn lezers vaak, impliciet of expliciet, dat ze niet alleen moeten begrijpen en volgen wat hij leert, maar ook dat ze hem moeten imiteren. Nergens is dit thema sterker dan in Filippenzen 3, waar het in 3:17 een climax bereikt: ‘Weest allen mijn navolgers, broeders, en ziet op hen, die evenzo wandelen, gelijk gij ons tot voorbeeld hebt’.

Niet alleen instrueert Paulus de gelovigen om hem te imiteren; hij heeft ook een kader van leiders opgebouwd die de levenswijze illustreren die hij onderwezen heeft, zodat ze voor anderen kunnen dienen als na te volgen voorbeelden.

Een paar overwegingen:

(1) Het is bijna zeker een van de redenen van Paulus om zoveel details te geven over Timotheüs en Epafroditus (2:19-30) dat ze zouden kunnen dienen als te bewonderen en na te streven voorbeelden.

Paulus zegt over Timotheüs: ‘Want ik heb niemand die zó eens geestes (met u) is, om uw belangen getrouw te behartigen; want allen zoeken zij hun eigen belang, niet de zaak van Christus Jezus’ (2:20-21). Hij verwacht dat de meer godvrezenden onder zijn lezers instinctief zullen reageren en zich zullen voornemen te worden als Timotheüs.

Paulus is zelfs nog meer expliciet met betrekking tot Epafroditus. Nadat hij de christelijke moed van de man heeft gespecificeerd, voegt Paulus eraan toe, ‘Ontvangt hem dan in de Here met alle blijdschap en houdt mannen zoals hij in ere (2:29) – niet alleen ‘hem’, maar ‘mannen zoals hij’, want Paulus onderwijst levenswijzen die bewonderd en geïmiteerd moeten worden.

(2) Paulus’ suggestie dat de Filippenzen Timotheüs en Epafroditus zouden imiteren, en zijn opdracht dat ze zijn eigen voorbeeld en levenswijze zouden navolgen die hij regelmatig had onderwezen (3:17), wordt deels aangereikt als een tegengif voor de alternatieve voorbeelden die ons omringen.

De veronderstelling is dat we onvermijdelijk iemand imiteren. Er zijn altijd genoeg slechte voorbeelden in voorraad. Paulus waarschuwt tegen ‘de honden’ (3:2) die probeerden om naleving van de Joodse verbondsgedachte op te leggen. Ongetwijfeld schenen ze geweldig vroom. De apostel waarschuwt tegelijk tegen de ‘vijanden van het kruis van Christus’ (3:18), die, te oordelen naar de context, bijna zeker belijdende christenen zijn die niet echt vatten waar het evangelie over gaat en die niet echt leven met de blik op de waarden van de eeuwigheid.

Ook zij moeten een bepaalde geloofwaardigheid genoten hebben, of Paulus zou niet tegen ze gewaarschuwd hebben. Christenen moeten intentioneel zijn in het kiezen wie ze zouden imiteren, of anders drijven ze misschien richting slechte voorbeelden.

(3) Paulus’ sterke vermaning dat de Filippenzen zijn voorbeeld moeten volgen is vrij van eigendunk en religieus gepraat door zijn beslistheid dat hij er zelf nog niet is, maar nog steeds op pelgrimstocht is (3:7-16).

Dus volg iemand die Christus navolgt; volg een pelgrim die aandringt dat je zou leven naar wat je al bereikt hebt, en dan zou jagen naar meer.


Eigen vertaling van de overdenking bij 29 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 28 maart 2013

Hij heeft zichzelf ontledigd en de gestalte van een dienstknecht aangenomen (Fp. 2)


Exodus 39; Johannes 18; Spreuken 15; Filippenzen 2
Slechts weinig passages bevatten zoveel theologie en ethiek als Filippenzen 2. We kunnen maar op enkele van zijn mooie thema’s ingaan:

(1) Uitleggers hebben 2:5-11 op allerhande creatieve manieren vertaald. In grote lijnen heeft de NBG-vertaling (zoals de Engelstalige NIV waar D. A. Carson naar verwijst, JL) het bij het rechte eind. Van Christus Jezus wordt ons verteld dat Hij ‘in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is’ (2:6-7). Dit is allemaal heel mooi, een heerlijke beschrijving van de incarnatie die de weg baant naar het kruis.

Ik zou de vertaling in de eerste zin van vers 6 anders verwoorden: ‘in zijn natuur zelf God zijnde’. Op vlak van onbewerkt literalisme is dit een perfect aanvaardbare vertaling. Maar het Grieks gebruikt veel vaker deelwoorden dan het Engels en het Nederlands dat doen, en Griekse bijwoordelijke deelwoorden, zoals het woord ‘zijnde’ in deze zin, hebben diverse logische verbanden met hun context, verbanden die moeten bepaald worden door de context.

Waarschijnlijk dat de meeste Nederlandstalige lezers in hun gedachten dit gedeelte herverwoorden als ‘hoewel Hij in zijn ware aard God was …’. Dit is zeker betekenisvol en kan zelfs correct zijn. Maar er zijn goede contextuele redenen om te denken dat het deelwoord causaal is: ‘omdat Hij in zijn ware aard God was’.

Met andere woorden, omdat Hij in aard God was, beschouwde Hij het aan God gelijk zijn niet als iets dat zou geroofd moeten worden, maar Hij maakte zichzelf tot niets, een nobody: het was goddelijk om dit soort ontlediging te tonen, dit soort genade.

(2) ‘Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was’ (2:5), die zijn rechten niet beschouwde als iets dat Hij moest roven, maar die zichzelf vernederde en een dood van weerzinwekkende schande stierf zodat wij gered konden worden – en Hij werd uiteindelijk gerechtvaardigd (2:6-11). De vermaning van 2:5 ondersteunt zo de opeenvolging van vermaningen in 2:1-4. Denk erover na hoe dit zo is.

(3) De verzen die volgen op het ‘christelijk lied’ (zoals het vaak genoemd wordt) van 2:6-11 benadrukken volharding. De ‘daarom’ van aan het begin van vers 12 brengt het verband tot stand. Christus maakte zichzelf tot niets en stierf een smadelijke dood, maar werd uiteindelijk glorieus gerechtvaardigd, en daarom zouden we op lange termijn moeten kijken en onze behoudenis ‘bewerken’ ‘met vreze en beven’ (2:12).

Natuurlijk is de stimulans des te groter wanneer we in gedachten houden dat het God is, ‘die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt’ (2:13).

We verwerpen volkomen passiviteit, zogenaamd ‘loslaten en God laten’ (‘letting go and letting God’); veeleer werken we onze behoudenis uit. Maar tegelijkertijd erkennen we met vreugde dat zowel ons willen als ons werken bewijs zijn van Gods werk in ons. En Hij zal ons rechtvaardigen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 28 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 27 maart 2013

Gedraagt u waardig het evangelie van Christus (Fp. 1)


Exodus 38; Johannes 17; Spreuken 14; Filippenzen 1
Wat betekent de uitdrukking ‘gedraagt u waardig het evangelie van Christus’ (Fp. 1:27)? De uitdrukking is treffend. Ze is ook bijwoordelijk – d.w.z., ze beschrijft de manier waarop we ons gedragen, niet ons. Paulus zegt niet dat wijzelf het evangelie van Christus waardig zijn, want dat zou een contradictio in terminis zijn: het evangelie is per definitie geen goed nieuws voor mensen die het niet waardig zijn. Maar eenmaal we het evangelie hebben aangenomen, hoezeer onwaardig we ook mogen zijn, moeten we ons gedragen op een manier die het evangelie waardig is.

De manier waarop christenen dit moeten doen (Filippenzen 1:27-30) is door samen vast te staan (‘in een geest’, 1:27), ‘één van ziel medestrijdende voor het geloof aan het evangelie, zonder dat gij u in enig opzicht door de tegenstanders laat beangstigen’ (1:27-28).

Mensen die hun voordeel gedaan hebben met het evangelie gedragen zich zeker niet op een manier die het evangelie waardig is wanneer ze er zich voor schamen (Rom. 1:16). In een tijd waarin de omringende cultuur christenen ridiculiseert of zelfs vervolgt vergt het natuurlijk moed om samen vast te staan in dapper en duidelijk getuigenis over de kracht van het evangelie.

Maar ook daar komt nog een ander element kijken van wat het betekent je waardig het evangelie te gedragen. ‘Want aan u is de genade verleend, voor Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden’ (1:29). Wat een merkwaardige opmerking! Paulus zegt niet dat deze christenen geroepen zijn om zowel te lijden als te geloven, maar dat het hen geschónken is zowel te lijden als te geloven – alsof zowel lijden voor Christus als geloven in Christus gezegende voorrechten zijn die genadig geschonken werden. Dat is, natuurlijk, precies wat hij bedoelt.

We denken vaak aan geloof als een genadegeschenk van God (Ef. 2:8-9), maar lijden? Toch is dit wat Paulus zegt. Denken we erover na, dan zien we gemakkelijk waarom. Het evangelie van Jezus Christus is dat Jezus naar Gods goede plannen voor ons leed, waarbij hij onze schuld en schande droeg en verzoening bewerkte voor onze zonde. Het zou dan zeker geen verrassing mogen zijn dat gedrag dat dergelijk evangelie waardig is, ook lijden voor Jezus omvat.

In feite is dit thema deel van wat deze paragraaf tot een overgangsparagraaf maakt.

Aan de ene kant blikt de paragraaf terug naar het voorbeeld van de apostel Paulus (1:12-26).Hij eindigt de paragraaf door te verwijzen naar zijn eigen ‘strijd’ (1:30), waarover de lezers uit Filippi net gelezen hebben – een ‘strijd’ die zo hevig was dat hij niet zeker wist of hij die zou overleven.

En aan de andere kant is het hoofdstuk dat nog volgt een van de meest krachtige Nieuwtestamentische beschrijvingen van Jezus’ vernedering en dood. We moeten ons op een manier gedragen die dergelijk goed nieuws waardig is.


Eigen vertaling van de overdenking bij 27 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 26 maart 2013

'Door overmoed ontstaat slechts twist, maar bij hen die zich laten raden, is wijsheid' (Spr. 13)


Exodus 37; Johannes 16; Spreuken 13; Efeziërs 6
Het parallellisme in de wijsheidsliteratuur van de Bijbel is divers. Wanneer we dit begrijpen helpt het ons om correcter na te denken over de Schrift. Het is makkelijk dit punt te illustreren met twee of drie soorten parallellisme, gekozen uit Spreuken 13.

Een aantal gevallen van parallellisme zijn gewoon tegengestelden. ‘Wie met wijzen omgaat, wordt wijs; maar wie met dwazen verkeert, wordt slecht’ (13:20). De tweede zin is bijna het tegenovergestelde van de eerste, en de twee zinnen samen herinneren er de lezers aan dat ze gevormd worden door het gezelschap waar ze tijd mee doorbrengen en door het advies waarnaar ze luisteren.

‘Wie zijn roede spaart, haat zijn zoon; maar wie hem liefheeft, tuchtigt hem reeds vroeg’ (13:24). De eerste zin kan een zweem van hyperbool vertonen, maar het contrast tussen de twee zinnen maakt de les van het hele vers duidelijk.

In sommige gevallen is de tweede zin niet het tegengestelde van de eerste zin, maar een uitbreiding ervan. ‘Het onderricht van de wijze is een bron des levens, om de strikken des doods te ontwijken’ (13:14). Natuurlijk is er een contrast tussen ‘leven’ en ‘dood’, maar toch is de gedachte van de tweede zin niet het tegengestelde van wat er in de eerste zin wordt uitgedrukt, maar een verdere uiteenzetting ervan. Dit wordt soms ‘stappenparallellisme’ genoemd.

Wellicht vereisen die spreuken de meest gerichte overdenking waarin de twee zinnen duidelijk bedoeld zijn als tegengestelden, maar waarin de verschillende delen op het eerste gezicht toch niet meteen tegenover elkaar staan. Dergelijke spreuken zijn lichtelijk provocerend. Elk van de twee zinnen wordt subtiel vormgegeven door de andere.

Hier zijn twee voorbeelden. ‘Door overmoed ontstaat slechts twist, maar bij hen die zich laten raden, is wijsheid’ (13:10). Louter formele parallellismen hadden wellicht gekozen voor ‘Door overmoed ontstaat slechts twist, maar nederigheid brengt vrede voort’. Maar de tekst van de Schrift nodigt uit tot grondiger analyse.
‘Wijsheid’ wordt in contrast geplaatst met ‘trots’ (of in de NBG-vertaling: ‘overmoed’) – hetgeen zachtjes verklaart wat wijsheid is, terwijl impliciet gezegd wordt dat trots gelijkstaat met dwaasheid. De twist uit de eerste zin wordt opgewekt door de hoogmoedige weigering naar andere gezichtspunten te luisteren of advies aan te nemen.

Of opnieuw: ‘Ieder schrander mens handelt met overleg, maar een zot kraamt dwaasheid uit’ (13:16). Een eenvoudig contrast zou gekozen hebben voor: ‘Ieder schrander mens handelt met overleg, maar een zot handelt uit onwetendheid (of dwaasheid)’. Maar de tweede zin zegt dat de zot zijn dwaasheid duidelijk maakt. De twee zinnen worden wederkerig verklaard.

De voorzichtige man handelt met overleg (zin 1) en toont daarmee zijn wijsheid; de zot handelt uit dwaasheid, en maakt die daarmee voor iedereen duidelijk. Denk in dit licht na over Psalm 14:1!


Eigen vertaling van de overdenking bij 26 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 25 maart 2013

Woorden van Liefde: audiofile lezing Gerard Hoddenbagh



Zaterdag 23 maart jongstleden gaf Gerard Hoddenbagh uit Brunssum (NL) in CC De Steiger in Menen een lezing in de reeks 'Woorden die blijven', over 1 Johannes.
Titel van de lezing was 'Woorden van Liefde', het behandelde bijbelgedeelte 1 Jh. 3:13-24; 4:7-5:5.

Klik op de playknop om meteen te luisteren naar de mp3 van deze lezing of gebruik rechtermuisknop en 'opslaan als' om de mp3 van de lezing te downloaden:

'Woorden van Liefde' door Gerard Hoddenbagh

Wil je meer lezingen van Gerard Hoddenbagh beluisteren? Je vindt er onder meer via de volgende link naar de website met lezingen georganiseerd door de Vergadering Brunssum

'Weest elkander onderdanig in de vreze van Christus' (Ef. 5)


Exodus 36; Johannes 15; Spreuken 12; Efeziërs 5
In het klimaat van vandaag is een logische lezing van Efeziërs 5:21-33 steeds minder populair. Zonder in detail te gaan, zal ik het wagen mijn uitleg te geven voor het verloop van het gedeelte.

(1) Vreemd genoeg drukt bijvoorbeeld de Engelstalige NIV-vertaling 5:21 (‘en weest elkander onderdanig in de vreze van Christus’) af als een afzonderlijke paragraaf. In de oorspronkelijke tekst is dit de laatste van een snoer van deelwoord-uitdrukkingen die invullen wat het betekent vervuld te zijn met de Geest (5:18): functioneel betekent vervuld zijn met de Geest alles in 5:19-21.

Bovendien mogen de woorden ‘weest elkaar onderdanig’ niet begrepen worden als je wederkerig aan elkaar onderwerpen. Want:
(a) het werkwoord ‘onderdanig zijn’ verwijst in het Grieks altijd naar onderdanigheid in een of andere geordende bundeling, nooit naar wederzijdse onderschikking;
(b) het idee wordt dan terug opgepikt in de volgende ‘huishoudlijst’ van taken: vrouwen zijn onderdanig aan mannen, kinderen aan ouders, en slaven aan meesters (5:22-6:4);
(c) dezelfde visie op onderwerping wordt herhaald in het Nieuwe Testament (Kol. 3:18-19; Titus 2:4-5; 1 Pet. 3:1-6);
(d) het Griekse voornaamwoord dat weergegeven wordt als ‘elkander’ is vaak niet wederkerig (bijv. Opb. 6:4).

(2) Niettemin moeten bepaalde dingen gezegd worden over de onderdanigheid van de vrouw aan haar man (5:22-24).
(a) Ze mag niet verward worden met bepaalde betreurenswaardige stereotypen – kruiperigheid, zelfbeklag, ongelijk loon voor hetzelfde werk (alsof God de God van het onrecht zou zijn), en dergelijke meer.
(b) Deze onderdanigheid vindt haar model in de verantwoordelijkheid van de kerk om onderdanig te zijn aan Christus. Dit leidt tot grote kwesties van typologie die we hier niet kunnen onderzoeken. Maar praktisch zou het moeten zorgen voor het verminderen van gezeur, van het kleineren van de echtgenoot, van intimiderende manipulatie en dergelijke.
(c) Deze onderdanigheid is geen ontkenning van evenwaardigheid (beiden zijn geschapen naar het beeld van God) of volmaakte functionele gelijkheid op veel terreinen (bijv. seksuele rechten in 1 Kor. 7).

(3) Echtgenoten moeten hun vrouwen liefhebben zoals Christus de gemeente liefhad (5:25-33)- wat minstens betekent dat ze hun vrouwen liefhebben op een zelfopofferende manier en voor hun goed. Meer expliciet moet de man zijn liefde voor zijn vrouw de liefde van Christus voor zijn gemeente weerspiegelen
(a) in zijn zelfopoffering (5:25);
(b) in zijn doel (5:26-28a), waarbij hij streeft naar haar goed en heiliging;
(c) in zijn eigenbaat (5:28b-30)- want er is een soort identificatie die de man met zijn vrouw maakt, zoals Christus zich identificeert met zijn gemeente;
(d) in zijn typologische vervulling (5:31-33)- wat opnieuw enorme typologische structuren introduceert die doorheen de Bijbel lopen.

De verantwoordelijkheden van zowel man als vrouw zijn totaal tegenovergesteld aan egoïsme.


Eigen vertaling van de overdenking bij 25 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 24 maart 2013

Een schone vrouw zonder verstand (Spr. 11)


Exodus 35; Johannes 14; Spreuken 11; Efeziërs 4
Ik wil de aandacht vestigen op drie spreuken, of toch een soort spreuken, in Spreuken 11:

(1) Net als Spreuken 10 bevat dit hoofdstuk diverse spreuken die focussen op de tong, op het menselijk spreken. Het volledige gedeelte 11:9-14 behandelt een of ander aspect van hoe de mond zowel een zegen kan blijken als een vloek.

Onder de interessantste elementen vind je de dubbele vermelding van het feit dat het meest goddelijke dat een mond soms kan doen bestaat uit zwijgen: ‘een verstandig man zwijgt stil … wie betrouwbaar van geest is, houdt een zaak verborgen’ (11:12, 13).

Een ander opvallend kenmerk van dit gedeelte is zijn aandrang dat de mond zowel een volledige stad tot zegen kan zijn (en in principe een land), als de stad kan vernietigen (11:10, 11, 14). De ene tong biedt wijze raad, profetische vermaning, strategische planning, volkomen integriteit in zaken van regering en jurisprudentie, een respectvolle nederigheid in de omgang met anderen, en duidelijke bemoediging om in de vreze des Heren te wandelen. De andere tong is hoogmoedig, bedrieglijk, bereid om zowel de wettelijke als judiciële processen te schenden, egoïstisch en manipulatief.

(2) ‘Als een gouden ring in een varkenssnuit is een schone vrouw zonder verstand’ (11:22). Qua structuur is het Hebreeuws een eenvoudig parallellisme zonder predicaat: ‘Een gouden ring in een varkenssnuit / Een schone vrouw zonder verstand’.

Om de Hebreeuwse subtiele vergelijking expliciet te maken (aangezien de Engelstalige en Nederlandstalige poëzie niet zo afhankelijk is van parallellisme als de Hebreeuwse poëzie), heeft de NBG-vertaling een vergelijking gemaakt. Maar het punt is hetzelfde, en de beeldtaal wonderlijk evocatief.

De grote halfwilde varkens van de antieke wereld hadden ringen in hun neus om hen onder controle te kunnen houden. Nooit waren deze ringen van goud gemaakt! De duidelijke dwaasheid van het beeld zou voor de Jood een vleug van afkeer meedragen, aangezien varkens onreine dieren waren.

Op dezelfde schaal maar in een andere grootte, wordt de uitmuntendheid van schoonheid in een vrouw neergehaald, en verlaagd tot het niveau van een weerzinwekkende grap, wanneer de vrouw zelf geen omzichtigheid toont. Er is heel wat in onze cultuur, en niet alleen in Hollywood, waar we kunnen leren van deze spreuk.

(3) Er zijn er, die uitstrooien en toch nog meer verkrijgen; terwijl anderen meer inhouden dan recht is en toch gebrek lijden’ (11:24). De paradox is een ander kenmerk van veel spreuken. Dit soort uitdrukkingen is veel krachtiger dan een eenvoudige vermaning als ‘We zouden vrijgeviger moeten zijn’, of een eenvoudige slogan ‘Vrijgevigheid loont’, of iets dergelijks.

In de manier waarop onze voorzienige God het universum georganiseerd heeft, heeft de vrijgevige hand, als regel, veel te geven. Heel vaak eindigt de zelfzuchtige gierigaard in bittere armoede. Kun je voorbeelden bedenken?


Eigen vertaling van de overdenking bij 24 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 23 maart 2013

'De vreze des HEREN vermeerdert de dagen, maar de jaren der goddelozen worden verkort' (Spr. 10)


Exodus 34; Johannes 13; Spreuken 10; Efeziërs 3

Spreuken 10 opent een nieuw onderdeel in het boek Spreuken, in veel Nederlandse vertalingen getiteld ‘Spreuken van Salomo’ (bijv. NBV) (vergelijk met de hoofdingen van andere onderdelen voor hoofdstuk 25, 30 en 31). Mensen die deze hoofdstukken bestuderen debatteren erover in hoeverre elk van deze onderdelen dan wel geordend is, of gewoon losse verzamelingen spreuken bevat. Bijna iedereen is het er echter over eens dat heel frequent bepaalde thema’s een gedeelte overheersen.

Het is bijvoorbeeld de moeite waard om doorheen hoofdstuk 10 te lezen en elk woord aan te duiden dat gerelateerd is aan het menselijk spreken: mond, lippen, leugenlip, tong, enzovoort. Spreuken 10:19 is een uitgelezen voorbeeld: ‘In veelheid van woorden ontbreekt de overtreding niet, maar wie zijn lippen bedwingt, is verstandig’.

In plaats van dit thema uit te spitten, wil ik vandaag nadenken over wat een spreuk is. Een spreuk is geen rechtspraak, d.w.z. een stuk wetgeving die een specifiek geval behandelt. Het is al evenmin een ongebreidelde belofte. Dit heeft zijn invloed op hoe je Spreuken interpreteert.

Bekijk bijvoorbeeld 10:27: ‘De vreze des HEREN vermeerdert de dagen, maar de jaren der goddelozen worden verkort’. Indien dit een ongekwalificeerde belofte is, volgt daaruit dat de rechtvaardige mensen altijd langer zouden leven dan de onrechtvaardige mensen. Vind dus iemand die op relatief jonge leeftijd sterft, en je weet dat je te maken hebt met een slechte mens. En iemand die 100 jaar wordt moet in dit geval wel een rechtvaardig persoon zijn.

Maar we weten maar al te goed dat de wereld niet zo is. Godvrezende jonge mensen overlijden soms aan kanker. Terwijl we ons doorheen het boek Job werkten, waren we ons pijnlijk bewust dat verderfelijke mensen soms een rijpere leeftijd bereiken. En wat zullen we zeggen van mensen die onverwachts om het leven komen in verkeersongevallen, of in stormen en andere ‘daden van God’, of in vervolging?

Betekent dit dan dat Spreuken 10:27 alle betekenis verliest? Nee, natuurlijk niet. Maar het is een spreuk, geen ongebreidelde belofte. Een spreuk is een wijs gezegde, een aforisme. De meeste van de spreuken in dit boek bieden wijze, generaliserende conclusies over hoe de wereld werkt onder Gods voorzienige regering.

De vreze des Heren voegt werkelijk jaren toe aan iemands leven: over het algemeen genomen zal een leven dat op die manier geleefd wordt minder schadelijke gewoontes aannemen, zal het ook leren vertrouwen en daardoor de stress reduceren, zal het hard werk dat voor de Heer verricht wordt hoog achten, zal het genieten van familie en vrienden, enzovoort – en in Gods universum hebben al deze dingen hun effect. Niets van dit alles betekent dat een godvruchtig persoon niet jonger kan sterven dan een ongoddelijk persoon.

Wel betekent het dat in een specifieke groep mensen, degenen die de Heer vrezen in het algemeen langer zullen leven dan wie dit niet doen. Dit is de zegen van God; de Heer heeft het universum op die manier georganiseerd en blijft er voorzienig over regeren.


Eigen vertaling van de overdenking bij 23 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 22 maart 2013

De vreze des HEREN is het begin der wijsheid en het kennen van de Hoogheilige is verstand (Spr. 9)


Exodus 33; Johannes 12; Spreuken 9; Efeziërs 2
In het echte leven zijn de meesten van ons een mix van wijs en dwaas, voorzichtig en ondoordacht, voorzichtig en impulsief. Niettemin helpt het ons te zien wat er op het spel staat door de alternatieven uiteen te zetten als een eenvoudige keuze. Dit is wat Spreuken 9 voor ons doet.

Het toont twee vrouwen, Wijsheid en Dwaasheid, die roepen naar mensen. In zekere zin is deze drive naar een eenvoudige keuze – wijsheid of dwaasheid, goed of slecht, de Heer of opstand – typerend voor wijsheidsliteratuur. Het is een krachtige, evocatieve manier om over te brengen wat de fundamentele kwesties zijn in de keuzes die we maken.

Laten we beginnen met Dwaasheid (9:13-18). De manier waarop dwaasheid in de deuropening van haar huis zit doet de lezer denken aan een prostituee. Ze roept naar degenen die voorbijkomen, naar degenen die anders ‘hun paden recht maken’ (9:15 in NBG; NBV vermeldt: ‘naar hen die rechtdoor willen gaan’). Ze is ‘enkel onverstand, en zij weet niets’ (9:13). Wat ze biedt is nooit fris: het is opgewarmd, gestolen materiaal, gestoffeerd met beloften van esoterisch genot – zoals de belofte van heimelijke seks (9:17). Zij die door haar aangetrokken worden denken er niet aan dat haar verleidingen tot de dood leiden (9:17).

Ook Wijsheid bouwt een huis en roept mensen naar binnen (9:1-6). Maar haar huis is stabiel en goed gebouwd (9:1). Net als Dwaasheid roept Wijsheid van ‘boven op de hoogten der stad’, waar ze gehoord kan worden (9:3, 14); maar in tegenstelling tot Dwaasheid, heeft Wijsheid een heerlijke en voedzame maaltijd klaargemaakt (9:2, 5). De ‘onverstandigen’ (of ‘onnozelen’, JL), d.w.z. zij die nog geen wijsheid bezitten maar ze graag willen verwerven, mogen komen en feesten, en leren ‘de weg van het verstand’ te betreden (9:6).

Natuurlijk dat spreken over het informeren of corrigeren van de onverstandigen meteen de aandacht vestigt op hoe de raad van Wijsheid zal onthaald worden. In zekere zin toont iemand die wijsheid accepteert daarmee al aan dat hij wijs is; de persoon die wijsheid verwerpt is een spotter of slechterik.

Vandaar het krachtige contrast uit de volgende verzen (9:7-9): ‘Bestraf de spotter niet, opdat hij u niet hate, bestraf de wijze, dan zal hij u liefhebben (9:8) – met de twee alternatieven die aan elke zijde van dit vers uitgewerkt worden (9:7, 9).

Het hoogtepunt in het hoofdstuk komt bij 9:10-12: ‘De vreze des HEREN is het begin der wijsheid en het kennen van de Hoogheilige is verstand’ (9:10). Normaal gezien zijn er zelfs in dit leven zegeningen weggelegd voor zij die dergelijke prioriteiten en toewijding aan de dag leggen (9:11-12).

Bovenal toont deze definitie van ‘het begin der wijsheid’ krachtig dat de wijsheid die in Spreuken wordt gepresenteerd noch esoterisch inzicht is, noch seculiere intellectuele bekwaamheid; het is veeleer toewijding aan God en alles wat uit dergelijke toewijding voortvloeit in gedachten en leven.


Eigen vertaling van de overdenking bij 22 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 21 maart 2013

In Christus uitverkoren om heilig en onberispelijk te zijn voor zijn aangezicht (Ef. 1)


Exodus 32; Johannes 11; Spreuken 8; Efeziërs 1
In het Grieks is Efeziërs 1:3-14 één lange zin. Misschien is dit een van de redenen waarom zelfs de beste Engelse (en Nederlandse, JL) vertalingen een beetje gecondenseerd zijn en niet eenvoudig uiteen te zetten. Hier zal ik me toeleggen op het eerste deel, Efeziërs 1:3-10, en nadenken over de manier waarop drie thema’s bijeenkomen: Gods voorbestemmende soevereiniteit, Gods onvoorwaardelijke genade, en Gods heerlijke doel.

De passage is een doxologie, een woord van lof, aan ‘God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus’ – en de volgende zinnen geven ons de redenen waarom we deze God zouden moeten prijzen en waarom zijn Zoon Jezus Christus deel uitmaakt van zijn prijzenswaardige daden.

Deze God, zo zegt Paulus onmiddellijk, is Degene ‘die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus’ (1:3). De ‘ons’ verwijst naar christenen; de zegeningen die we ontvingen waren ‘in Christus’; en de sfeer van deze geestelijke zegeningen zijn ‘de hemelse gewesten’.

In Efeziërs verwijzen ‘de hemelse gewesten’ of ‘de hemelen’ naar de hemelse dimensie van ons uiteindelijke bestaan, die we nu al in zekere mate ervaren. Op die manier worden we al ingeleid in het derde thema, Gods heerlijke doel.

Indien de beschrijving van God in 1:3 de lezer al minstens een aantal redenen onthult waarom God geprezen moet worden, dan introduceert de ‘immers’ aan het begin van vers 4 de formele reden: zelfs nog voor de wereld geschapen werd, heeft God ons in Christus uitverkoren (Gods voorbestemmende soevereiniteit) om ‘heilig en onberispelijk’ te zijn ‘voor zijn aangezicht’ (Gods heerlijke doel).

Ja, ‘in liefde heeft hij ons ertoe bestemd’ (Gods onvoorwaardelijke genade en zijn voorbestemmende soevereiniteit), ‘naar het welbehagen van zijn wil’ (Gods voorbestemmende soevereiniteit) – dit allemaal ‘tot lof van de heerlijkheid zijner genade’ (zowel Gods heerlijke doel als zijn onvoorwaardelijke genade), ‘waarmede Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde’ (Gods onvoorwaardelijke genade).

‘In Hem hebben wij de verlossing door zijn bloed, de vergeving van de overtredingen’ (Gods heerlijke doel), ‘naar de rijkdom zijner genade, welke Hij ons overvloedig heeft bewezen in alle wijsheid en verstand’ (Gods onvoorwaardelijke genade) (1:4-8).

Lees doorheen de rest van deze passage en werk voor jezelf deze thema’s uit (en er zijn nog andere).

De thema’s zijn in belangrijke mate met elkaar verbonden. Hoe duidelijker je ziet hoe soeverein Gods uitverkiezing is, des te duidelijker schittert zijn onverdiende genade. Maar soevereine ‘voorbestemming’ is irrationeel zonder ‘bestemming’: Gods doelen in zijn soevereine handelen zijn dus onvermijdelijk verbonden met zijn soevereiniteit en zijn genade.

Hoe meer we zicht krijgen op Gods wonderlijke goede plannen, des te dankbaarder zullen we zijn voor zijn soevereine handelen wanneer hij ze tot stand brengt.


Eigen vertaling van de overdenking bij 21 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 20 maart 2013

Elkaars lasten dragen, terwijl iedereen zijn eigen last draagt? (Gal. 6)


Exodus 31; Johannes 10; Spreuken 7; Galaten 6

In een eerdere overdenking (vol. 1, 30 september) stond ik stil bij de gedachtegang in Galaten 6. Hier wil ik focussen op elementen van Galaten 6:1-5. Op het eerste gezicht ligt er een nadrukkelijke tegenstelling tussen 6:2 (HSV), ‘Draag elkaars lasten’ (NBG: ‘Verdraagt elkanders moeilijkheden’), en 6:5, ‘Want ieder zal zijn eigen last dragen’.

Je zou een pastorale oplossing kunnen veronderstellen. Christenen zouden de bekommernis moeten dragen anderen te helpen; tegelijk zouden ze deze zorg niet mogen omkeren en zodanig afhankelijk worden van de hulp van anderen dat ze niets méér worden dan profiteurs.

6:2 is met andere woorden zeker zinvol wanneer we eronder verstaan dat het isolationisme verbiedt en mededogen gebiedt; 6:5 is zeer zinvol wanneer we eronder verstaan dat het parasieterij verbiedt en persoonlijke verantwoordelijkheid gelast.

Maar de context van de paragraaf waarin de beide uitspraken besloten liggen stellen ons in staat om nog wat verder te gaan. Het gedeelte begint met de vermaning aan christenen om een broeder of zuster terecht te helpen die op zonde betrapt wordt (6:1).

Meer specifiek zegt Paulus dat ‘gij, die geestelijk zijt’ die taak op zich zouden moeten nemen. In het licht van de voorafgaande verzen (zie de overdenking van gisteren), zijn degenen die ‘geestelijk’ zijn, christenen, die duidelijk ‘door de Geest het spoor houden’ (5:25) en zo de vrucht van de Geest voortbrengen.

Deze verantwoordelijkheid wordt op alle christenen gelegd, maar sommige christenen staan duidelijk wat verder in hun vruchtdragen dan anderen. Zo zouden christenen die de vrucht van de Geest voortbrengen, zoals opgelegd aan alle christenen, in de eerste plaats verantwoordelijkheid moeten nemen voor het zachtmoedig terechtbrengen van een gelovige die op een zonde betrapt werd.

Dit zou een zachtmoedig terecht helpen moeten zijn, vooral omdat bedachtzame christenen zullen erkennen hoe ook zij zelf in verzoeking kunnen komen voor deze of gene zonde (6:1b). Door elkaar op die manier te helpen – met bemoediging, gebed, morele steun, kameraadschap, door aan elkaar rekenschap af te leggen, of wat dan ook – dragen we elkaars lasten (6:2).

Dit staat natuurlijk gelijk met het vervullen van de wet van Christus, die niet alleen leerde dat de grootste geboden bestaan uit het liefhebben van God en onze naaste als onszelf, maar ook zijn ‘nieuw gebod’ gaf - elkaar lief te hebben zoals Jezus hen liefhad (Joh. 13:34-35).
In een dergelijk klimaat is eigenbelang lelijk, nutteloos en een kwestie van zelfbedrog (6:3). Hoogmoed komt voor de val. Het brengt schade toe aan het rustige zelfonderzoek dat onwrikbaar is en geduldig eerlijk (6:4).

De hoogmoed die de gemeenschap verwoest en de ziel misleidt wordt aan de dag gelegd wanneer christenen hun dienststaat met elkaar vergelijken om toch maar de andere persoon te kunnen neerhalen. Eerlijk zelfonderzoek bewerkt een godvruchtige dankbaarheid en een geoorloofde trots die nooit een ander neerhaalt, ‘want ieder zal zijn eigen last dragen’.


Eigen vertaling van de overdenking bij 20 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 19 maart 2013

Zaterdag lezing in de reeks over 1 Joh.: 'Woorden van Liefde'



Komende zaterdag 23 maart kun je in CC De Steiger in Menen opnieuw naar een lezing uit de reeks 'Woorden die blijven'.
Gerard Hoddenbagh spreekt dan over 'Woorden van liefde' aan de hand van de Schriftgedeelten 1 Jh. 3:13-24 en 4:7-5:5.
Iedereen welkom, aanvangsuur is 19.30 u.

'Als u zich laat besnijden, zal Christus u niets baten' (Gal. 5)


Exodus 30; Johannes 9; Spreuken 6; Galaten 5
Het begin en het slot van Galaten 5 vertellen ons - als we ze samen beschouwen - heel wat over het evangelie dat Paulus predikt.

In het eerste deel probeert Paulus nog altijd om de heidense christen lezers in Galatië te overtuigen dat het toevoegen van Joods erfgoed en Joodse rituelen aan hun christelijk geloof niets kan toevoegen, maar er wel iets van af doet. Als ze zich, in het bijzonder, overgeven aan besnijdenis, dan zal Christus hen ‘van geen nut’ zijn (5:2). Waarom niet? Welk kwaad kon het je te laten besnijden? Paulus legt uit dat de heiden die zichzelf laat besnijden ‘verplicht is de gehele wet na te komen’(5:3).

Dit was de symbolische betekenis van besnijdenis: het was het teken van onderwerping aan het Wetsverbond. Maar die stap zetten verraadt een enorm gebrek aan inzicht in de ware relatie tussen het Wetsverbond en het Nieuwe Verbond dat de Heer Jezus Christus introduceerde.

Het eerste bereidt voor op het tweede, kondigt het aan, en grijpt ernaar vooruit. Maar je toewijden aan het gehoorzamen van de voorschriften van het Wetsverbond staat eigenlijk gelijk met verklaren dat het Nieuwe Verbond dat Jezus door zijn dood verzekerde in zekere zin ontoereikend is.

Deze Galaten, die in het verleden duidelijk verstaan hebben dat mannen en vrouwen die gerechtvaardigd zijn door genade doorheen geloof, nu ‘door de wet gerechtigheid verwachten’, en daarmee meteen ‘los van Christus’ zijn; het betekent niets minder dan afvallen van genade (5:4).

De uiteindelijke gerechtigheid zal op het einde de onze zijn, wanneer Jezus terugkomt. Ondertussen geldt: ‘Wij immers verwachten door de Geest uit het geloof de gerechtigheid, waarop wij hopen’ (5:5). De cruciale betekenis van Christus op die manier begrijpen, betekent dat zij die in Christus Jezus geloven – in wat Hij voor ons heeft bewerkt in zijn centrale plaats in de heilsgeschiedenis – heel goed weten dat de besnijdenis zelf volkomen irrelevant is (5:6).

Maar besnijdenis trekt eigenlijk van Christus af als je ze ondergaat vanuit een verlangen om je te onderwerpen aan een verbond dat Christus in bepaalde opzichten voorbijgestreefd heeft gemaakt.

Terwijl Paulus in het eerste deel van het hoofdstuk spreekt over het werk van Christus, schuift hij er een korte vermelding van de Geest in: ‘Wij immers verwachten door de Geest uit het geloof de gerechtigheid, waarop wij hopen’ (5:5, cursief toegevoegd).

De Geest is al aan gelovigen gegeven, als gevolg van Christus’ werk. Christenen zijn dan zij die ‘door de Geest het spoor houden’ (5:25, of ‘door de Geest wandelen’, HSV), die de liefelijke vrucht van de Geest vertonen: ‘liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing’ (5:22-23).

Streeft naar deze dingen; er is geen wet tegen ze, en ze staan tegenover de rotte daden van onze zondige natuur (5:19-21; vgl. Spr. 6:16-19) waartegen de Wet zich wel uitsprak maar die ze zelf niet kon overwinnen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 19 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 18 maart 2013

Nader niet tot de vreemde vrouw (Spr. 5)


Exodus 29; Johannes 8; Spreuken 5; Galaten 4
Alles in Spreuken 5 is een waarschuwing, in wijsheidscategorieën, tegen het zwichten voor een overspelige – een waarschuwing die blijft terugkeren in de openingshoofdstukken van dit boek (bijv. 6:20-35; 7:1-27). Soms lijkt het erop dat gedacht wordt aan een hoer; soms gaat het algemeen om overspeligheid.

In een tijd met verhoogde gevoeligheid rond stereotypen, hebben sommigen het kwalijk genomen dat de persoon die verleidt telkens een overspelige vrouw is. Is het in de echte wereld niet zo dat de verleider minstens net zo vaak mannelijk is, dus een overspelige man?

We zouden er veel over kunnen zeggen, maar vier korte bemerkingen zullen volstaan.

(a) Voor een deel betreft de waarschuwing een overspelige vrouw, omdat die gericht is tot ‘mijn zoon’ (5:1), wat volgt uit de fundamentele structuur van het genre (1:8; zie de overdenking voor 15 maart).

(b) Maar zelfs dan is de ‘zoon’ die valt voor de overspelige zeker niet gevrijwaard van schuld. De dwalende zoon in dit hoofdstuk wordt neergezet als meer dan een slachtoffer. Dit is de zoon die ‘tucht haat’ en wiens hart ‘de vermaning versmaadt’ (5:12). Er wordt van hem gezegd ‘Zijn ongerechtigheden vangen de goddeloze, in de strikken zijner zonde raakt hij vast’ (5:22). Hij is schuldig aan ‘grote dwaasheid’ (5:23).

(c) In dit boek zullen zowel wijsheid als dwaasheid later verpersoonlijkt worden als vrouwen (Spr. 9; zie de overdenking voor 22 maart). Met andere woorden, er is geen eenduidige verbinding tussen vrouwen en het kwaad. Mannen zijn vaak zondig, en dit geldt ook voor vrouwen. Beide worden opgeroepen om ‘Vrouwe Wijsheid’ na te volgen.

(d) In elk geval zijn er in de bredere canon veel plaatsen waar de voornaamste schuld voor seksueel wangedrag duidelijk bij de man op de stoep wordt gelegd. Dit geldt bijvoorbeeld voor de affaire van Juda met Tamar, voor de verkrachting door Amnon van zijn halfzuster, voor David die Batseba verleidt. Overspel zelf is verkeerd, of zondig, of kortzichtig, of ongedisciplineerd – welke omschrijving Spreuken ook gebruikt – en niet slechts de overspelige vrouw.

Het hoofdstuk komt niet alleen met waarschuwingen, maar biedt ook een alternatief: een huwelijk dat wordt gekoesterd, ontwikkeld, gevoed en vooral op het seksuele terrein (5:18-19).

Maar boven alle onmiddellijke en culturele redenen voor seksuele trouw in het huwelijk is er een van doorslaggevend belang: ‘Want voor de ogen des HEREN liggen ieders wegen open, Hij weegt al zijn gangen’ (5:21). Er zijn natuurlijk diverse vergelijkbare verzen in de Schrift – bijv. ‘geen schepsel is voor Hem verborgen, want alle dingen liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem, voor wie wij rekenschap hebben af te leggen’ (Heb. 4:13).

Maar in de context van de Wijsheidsliteratuur, is er een bijkomende ondertoon. Niet alleen ziet God alle dingen, inclusief elk seksueel wangedrag, maar het maakt deel uit van wijsheid, de wijsheid om je leven in Gods universum op Gods manier uit te leven, om onze Schepper te behagen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 18 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 17 maart 2013

'Behoed uw hart boven al wat te bewaren is' (Spr. 4)


Exodus 28; Johannes 7; Spreuken 4; Galaten 3

‘Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de oorsprongen des levens’ (Spreuken 4:23).

(1) In de symboliek van het hedendaagse Westen is het hart de zetel van de emoties: bijv. ‘Ik heb je lief met mijn hele hart’. Maar in de symbolenwereld van de Schrift is het hart de zetel van de hele persoon. Het ligt dichter bij wat we bedoelen met ‘verstand’, hoewel dit zowel in het Engels als het Nederlands misschien een beetje te strikt cerebraal is.

(2) Zo betekent ‘behoed uw hart’ meer dan ‘wees voorzichtig met wat of wie je liefhebt’ – hoewel het niet gauw minder dan dit kan betekenen. Het betekent iets als ‘Wees voorzichtig met wat je koestert; wees voorzichtig waar je je genegenheid aan schenkt en je gedachten op zet’.

(3) Want uit het ‘hart’, gebruikt in die betekenis, ‘zijn de oorsprongen van je leven’. Het stuurt de rest van het leven. Waar je je verstand en emoties op richt bepaalt waar je gaat en wat je doet. Het kan gemakkelijk je hele leven vervuilen.

Het beeld is misschien des te duidelijker in dit deel van Spreuken omdat de volgende verzen andere lichaamsdelen vermelden: ‘Doe weg van u de valsheid van mond en houd ver van u de verkeerdheid der lippen. Laten uw ogen voorwaarts blikken … Laat uw voet een effen pad inslaan’ (4:24-26, cursief toegevoegd). Maar boven alles, behoed je hart, ‘want daaruit zijn de oorsprongen des levens’. Het is de bron van alles op een manier die niet kan opgaan voor, bijvoorbeeld, de voeten.

Jezus pikt vrijwel dezelfde beelden op. ‘Adderengebroed’, zegt hij tegen een groep, ‘hoe kunt gij, die slecht zijt, iets goeds zeggen? Want uit de overvloed des harten spreekt de mond. Een goed mens brengt uit zijn goede schat goede dingen voort, en een slecht mens uit zijn boze schat boze dingen’ (Mat. 12:34-35, cursief toegevoegd). Dus behoed je hart.

(4) Maak deze taak prioritair: ‘behoed uw hart, boven al wat te bewaren is’. Je kunt verstaan waarom. Indien het hart niets anders is dan het centrum van je volledige persoonlijkheid, dan is dat wat bewaard moet worden.

Indien je geloof louter uiterlijk is, terwijl je ‘hart’ een kolkende massa van eigenbelang is, wat heb je dan aan het geloof? Indien je hart vurig streeft naar randzaken (niet noodzakelijk wellustige dingen), dan zul je je vanuit een christelijk gezichtspunt snel in beslag laten nemen door het louter onbelangrijke.

Als je ervan droomt een bepaald iets te bezitten, als je ernaar snakt een bepaald salaris of een bepaalde reputatie te hebben, dan vormt dat je leven. Maar als je het, boven al het andere, als je plicht ziet om je hart te bewaren, dan zal die vastberadenheid zich weer vertalen in keuzes van wat je leest, hoe je bidt, waarover je nadenkt. Het zal je aanzetten tot zelfonderzoek en belijdenis, berouw, en geloof, en zal de rest van je leven veranderen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 17 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 16 maart 2013

'Vertrouw op de HERE met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet' (Spr. 3)



Exodus 27; Johannes 6; Spreuken 3; Galaten 2
Spreuken 3 bevat diverse bekende passages.

Veel christenen hebben al gehoord dat ze niet wijs mogen zijn in eigen ogen (3:7).

Het gedeelte dat de tuchtiging van gelovigen door de Heer vergelijkt met de tucht van een vader tegenover zijn zoon in wie hij zich verheugt (3:11-12) duikt ook later weer op in het Nieuwe Testament (Heb. 12:5-6).

Opgroeiend in een christelijk gezin is mij vaak gezegd ‘Welzalig de mens die wijsheid vindt, de mens die verstandigheid verkrijgt … Zij (de wijsheid, noot van de auteur) is kostbaarder dan koralen, al wat gij kunt begeren, kan haar niet evenaren (3:13, 15). Wijsheid is ofwel Gods plan of het gepersonaliseerde middel om de volledige geschapen orde vast te stellen (3:19-20).

Maar de eerste plaats zou moeten gaan naar 3:5-6, een passage die ingekaderd aan veel muren hangt en door vele generaties zondagschoolstudenten uit het hoofd geleerd werd: ‘Vertrouw op de HERE met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet. Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken’.

Merk op:

(1) Het eerste deel van deze vertrouwde tekst valt de onafhankelijkheid aan bij de wortel van alle zonde. Ons eigen inzicht is onvoldoende en vaak vervormd. Het enige rechte pad is dat je de Here vertrouwt. Dergelijk vertrouwen in de Heer is niet een etherisch subjectivisme; het is een soort levenslange toewijding (‘met uw ganse hart’ zegt Salomo) die zelfzuchtige gezichtspunten achterwege laat en ze inruilt voor de gezichtspunten van de Heer.

In de context van Bijbels geloof betekent dit dat je leert en weet wat de wil van de Heer is, en die wil gehoorzaamt, ongeacht of het nu ‘populair’ is om dit te doen of niet. Verre van een oproep te zijn voor subjectieve leiding, brengt dit vertrouwen van de Heer met je hele hart, met zich mee dat je nadenkt over Gods woord, dit woord in je hart bergt, en leert te denken zoals God denkt – precies zo dat je niet op je eigen inzicht vertrouwt.

Jozua heeft deze les moeten leren aan het begin van zijn leiderschap (Joz. 1:6-9). Van de koningen van Israël werd verwacht dat ze dit zouden leren (Deut. 17:18-20), maar het gebeurde zelden.

(2) De tweede strofe, ‘Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken’ vereist meer dan dat we erkennen dat God bestaat en dat Hij voorzienig regeert, of iets dergelijks. Het betekent dat we Hem zodanig erkennen dat zijn wegen en wetten en karakter onze keuzes vormgeven en onze levens besturen. Dan kennen we Hem in al onze wegen – niet uitsluitend in een bepaalde nauwe religieuze sfeer, maar in alle dimensies van ons leven. Het alternatief is Hem verwerpen.

Zo loopt de tweede strofe grotendeels parallel met de eerste. Het resultaat is een rechte koers, bestuurd door God zelf.


Eigen vertaling van de overdenking bij 16 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 15 maart 2013

'De HERE geeft wijsheid, uit zijn mond komen kennis en verstandigheid' (Spr. 2)


Exodus 26; Johannes 5; Spreuken 2; Galaten 1

Misschien is het nergens duidelijker dan in Spreuken 2 dat het tegenovergestelde voor Oudtestamentische wijsheid zonde is.

Salomo spreekt tot zijn ‘zoon’ – mogelijk zijn onmiddellijke zoon en erfgenaam voor de troon, of eventueel een meer algemene verwijzing. Salomo wil dat deze zoon zijn vaders geboden ‘bewaart’ (of ‘opbergt’, HSV), dat hij met zijn oor de wijsheid opmerkt en zijn hart neigt tot verstandigheid (2:1-2). Als dit zijn passie is, (zo zegt Salomo hem), dan ‘zult gij de vreze des HEREN verstaan en de kennis Gods vinden. Want de HERE geeft wijsheid, uit zijn mond komen kennis en verstandigheid’ (2:5-6).

Dergelijk nastreven van wijsheid zal een persoon niet sluw of slim maken in de zin van gewiekst. Verre van: ‘Dan zult gij gerechtigheid en recht verstaan, ook rechtschapenheid, elke goede weg. Want de wijsheid zal in uw hart komen en de kennis zal voor uw ziel liefelijk zijn; bedachtzaamheid zal over u waken, verstandigheid zal u behoeden, om u te redden van de boze weg, van de man die verkeerde dingen spreekt’ (2:9-12).

We moeten eens nadenken over een dergelijk begrip van wijsheid. De cynicus zou neerbuigend kunnen zeggen dat deze visie op wijsheid te klein is. Het is niets dan de kleingeestige vooruitgang van religieuze mensen. Ware wijsheid in onze wereld wordt vaak verbonden met die soort ‘sofisticering’ die makkelijk en met even weinig toewijding meekomt met secularisten, christenen, boeddhisten, moslims en heidenen – waarbij het van allemaal een beetje neemt en andere dingen verwerpt, allemaal in de naam van een kosmopolitische wijsheid.

Aan de andere kant kan wijsheid gelinkt worden aan die bepaalde ‘mensenkennis’ die je in staat stelt om een grote onderneming te runnen en het te maken in de zakenwereld of de kunstwereld. Het heeft zeker niet noodzakelijk iets te maken met religie.

Niet dat we ook maar een ogenblik gaven als ‘mensenkennis’ verachten. Maar op zichzelf zou dergelijke ‘wijsheid’ op de manier zoals de Bijbel het ziet, beoordeeld worden als zuivere dwaasheid. Welk voordeel ligt er, vanuit Gods gezichtspunt, in het krijgen van complimenten van een cultuur die God veracht? Vraagt Jezus niet ‘Want wat baat het een mens de gehele wereld te winnen en aan zijn ziel schade te lijden? Want wat zou een mens kunnen geven in ruil voor zijn leven?’ (Markus 8:36-37).

Indien dit Gods universum is, als Hij onze Schepper en Rechter is, waarom ook ter wereld (of daarboven in dit geval!) zou ook maar iets als ‘wijs’ bestempeld worden dat Hem negeert? Hoeveel te minder mag het ‘wijs’ genoemd worden als het zich overgeeft aan daden of gedragingen die door Hem verboden worden?

Verre van dat de Oudtestamentische wijsheid te beperkt zou zijn of te religieus, voor de christen die de levende God kent, want voor hem is het de enige zinvolle visie op wijsheid. Elk ander standpunt is noodzakelijkerwijs eerder bedroevend en vaak ook louter eigenbelang.


Eigen vertaling van de overdenking bij 15 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 14 maart 2013

'De wijze hore en vermeerdere inzicht' (Spr. 1)


Exodus 25; Johannes 4; Spreuken 1; 2 Korinthiërs 13
Voor we aanvangen met Spreuken 1, moet ik iets zeggen over ‘wijsheid’ in het Oude Testament. Voor ons betekent wijsheid iets als scherpzinnigheid. De wijze persoon is inzichtrijk, scherpzinnig, zelfs schrander, en in staat om kennis toe te passen voor verschillende mensen en omstandigheden.

Je kan begrijpen waarom T. S. Eliot zich, in een van zijn meer scherpzinnige vooruitblikken op het digitale tijdperk, afvroeg waar wijsheid naartoe is nu ze verloren ging in kennis, en waar kennis naartoe is nu die verloren ging in informatie.

Maar wijsheid heeft in het Oude Testament een heel eigen karakter, hoewel haar betekenis soms overlapt met het moderne Engelstalige (en Nederlandstalige) gebruik.

Aan de ene kant is het een breed concept dat de structuur van alles in Gods heelal behelst, zowel inhoud als relaties, zelfs nog voor er ook maar iets bestaat (vgl. 8:22). De heerlijkheid van God wordt in dergelijke wijsheid gemanifesteerd; het kan zelfs gemanifesteerd worden in zijn vastbeslotenheid dergelijke wijsheid te verbergen (25:2).

Maar aan de andere kant is wijsheid in het Oude Testament gewoon een of andere bekwaamheid.

(1) Het kan de vaardigheid zijn te overleven, hetgeen verklaart waarom van mieren en hagedissen gezegd wordt dat ze extreem wijs zijn (30:24-28).

(2) Het is de vaardigheid te kunnen omgaan met mensen, wat wij ‘sociale vaardigheid’ noemen – hoe je omgaat met vrienden, werknemers, heersers, echtgenoten, en bovenal met God.
Intuïtief voel je aan hoe die praktische ‘wijsheid’ of vaardigheid verbonden is met de fundamentele wijsheid, d.w.z. hoe deze dingen werkelijk zijn in Gods universum. Dit gebruik van ‘wijsheid’ is opvallend gebruikelijk in Spreuken.

(3) Wijsheid kan verwijzen naar een bepaalde technische vaardigheid of zo (bijv. Ex 28:3). In de indelingen van vandaag zou je de ‘wijsheid’ kunnen hebben om een draaibank te bedienen of met een programma of computer te kunnen werken of een fijn kleed te kunnen naaien. Een van deze praktische vaardigheden, een die overlapt met de tweede beschrijving, is administratieve vaardigheid, administratieve wijsheid. Dit omvat ook inzicht in rechtspraak.

Het behelst niet alleen de mechaniek van administratie, maar ook dat je in staat bent aandachtig te luisteren en tot het hart van een kwestie door te dringen (bijv. Deut. 1:15). Dit was natuurlijk de ‘wijsheid’ waar Salomo om bad (1 Kon. 3); het is de wijsheid die de Messias karakteriseert (Jes. 11:2).

De spreuken uit dit boek zijn dan vermeld ‘om wijsheid en tucht te verkrijgen, om verstandige woorden te verstaan, om de tucht aan te nemen, die verstandig maakt, gerechtigheid en recht en rechtschapenheid’ (1:2-3).

Het tegengestelde van wijsheid is daarom niet alleen ‘dwaasheid’ in een bepaalde intellectuele zin, maar ‘dwaasheid’ die we verstaan als maar weinig minder dan zonde. Zo wordt de ‘zoon’ in dit hoofdstuk vermaand om de richtlijnen van mama en papa te volgen (1:8), of meer in het algemeen, wijsheid na te streven (1:20 e.v.); het alternatief is verleid worden door zondaren tot een eventueel ander pad (1:10 e.v.).


Eigen vertaling van de overdenking bij 14 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 13 maart 2013

'Daarom herroep ik en doe boete in stof en as' (Job 42)


Exodus 24; Johannes 3; Job 42; 2 Korinthiërs 12
Drie gedachten over Job 42:

(a) Jobs antwoord aan de Heer (42:1-6) is niet ‘Nu begrijp ik het. Nu heb ik het verstaan’, maar een diep berouw. Hij vat Gods argument tegenover hem zelfs terug samen: ‘Wie is het toch’, zegt U ‘die het raadsbesluit omsluiert zonder verstand?’ (42:3). Zonder een spoor van zelfrechtvaardiging, antwoordt Job ‘Daarom: ik verkondigde, zonder inzicht, dingen, mij te wonderbaar en die ik niet begreep’ (42:3). Job is nu zeker dat in de finale balans geen van Gods plannen verijdeld kunnen worden (42:2).

In feite heeft God nu met woorden zoveel van zichzelf geopenbaard dat Job zijn huidige visie op God contrasteert met wat hij slechts over Hem had vernomen in het verleden – wat ons er natuurlijk aan herinnert hoe God ons vaak in de Schrift vergunt om Hem ‘geopenbaard’ te zien met woorden.

‘Daarom herroep ik en doe boete in stof en as’ (42:6). Dit is niet zeggen dat de drie vrienden het uiteindelijk juist hadden. Job geeft hier niet toe dat zijn lijden duidelijk voortkomt uit aanzienlijke verborgen schuld, maar hij geeft wel toe schuldig te zijn aan het feit dat hij van God een grondige uitleg eiste.

(b) De drie vrienden krijgen alleen vergeving voor alle verkeerde dingen die ze over God gezegd hebben dankzij Jobs voorbede (42:7-9). Dit past uitermate goed bij de overtreding: ze hebben Job veroordeeld, maar alleen Jobs gebeden zullen voldoen voor hun eigen vergeving. Wat ze over God verkeerd gezegd hebben (42:7, 8) kan enkel gaan over hun simplistische verdienstetheologie, van met gelijke munt betaald zetten. Zij hebben geen mysterie en grootsheid toegelaten; impliciet hebben ze ook geen genade toegelaten.

(c) Het drama eindigt met een grondige rechtvaardiging van Job. Zijn rijkdom wordt hem teruggeschonken (en verdubbeld), hij krijgt een nieuw gezin, en alle eer die hij vroeger bezat wordt hem teruggegeven en nog vergroot.

Heel wat hedendaagse critici vinden dit kletspraat, of zelfs een tweede einde dat op een of andere manier werd toegevoegd door een dwaze redacteur aan een meer genuanceerd boek. Dergelijk scepticisme is uiterst verkeerd. Een van de punten van het boek is dat het volk van God op het einde wordt vrijgesproken. God is rechtvaardig.

Op vergelijkbare manier wordt van christenen niet verwacht dat ze lijden zullen aanvaarden zonder vrijspraak, of dood en zelfverloochening zonder de belofte van de hemel. Het kwade kan nu misschien mysterieus zijn, maar het zal niet overwinnen.

We zijn geen geestelijke masochisten die alleen vervulling kunnen vinden bij lijden. Als er een betekenis is waarin we ons verblijden in lijden, dan is het dat we verblijd zijn om de Heer Jezus te volgen die leed. Zelfs Hij verheugde zich niet in lijden. De leidsman en voleinder van ons geloof was degene ‘die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods’ (Heb. 12:2, eigen cursief). ‘Daarom dan, laten ook wij (…) met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt’ (Heb. 12:1).


Eigen vertaling van de overdenking bij 13 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 12 maart 2013

'Wie zou Mij tegemoet treden, die Ik ongedeerd zou laten?' (Job 41)


Exodus 23; Johannes 2; Job 41; 2 Korinthiërs 11
Net als in de voorgaande drie hoofdstukken is veel van Job 41 bedoeld om Jobs ogen te openen voor zijn beperkingen. Als Job toegeeft wat hij niet weet en niet kan doen – allemaal dingen die God weet en kan doen – dan zal hij waarschijnlijk minder snel zijn om God te beschuldigen.

Eén vers, Job 41:2 (merk op: in de Engelse versie van D.A. Carson gaat het door een andere versindeling om vers 11; ook NBV deelt anders in) vereist dat we er langer over nadenken. God spreekt: ‘Wie zou Mij tegemoet treden, die Ik ongedeerd zou laten? Wat onder de ganse hemel is, dat behoort Mij toe’.

Is Gods ongenaakbaarheid voor aanklachten op niets meer gebouwd dan op rauwe macht? We stellen ons de laagste burger voor in Nazi-Duitsland die probeert Hitler te vervolgen, en Hitlers meedogenloze respons: ‘Wie zou Mij tegemoet treden, die Ik ongedeerd zou laten? Wat in het Derde Rijk is, dat behoort Mij toe’. Afkomstig van Hitler zou dit een uitgesproken immorele verklaring zijn. Dus waarom zou God zich bedienen van zijn kosmische equivalent?

Ten eerste, als dit Gods enige verklaring over zichzelf ware, zou het geen heel goede zijn. Maar deze verklaring komt tot ons binnen de context van het boek Job, en binnen de grote context van de canon van de Schrift.

Binnen het boek Job is er gemeenschappelijke grond tussen Job en God: beiden erkennen dat God in de finale beoordeling rechtvaardig is. Job is geen modern skepticus die redenen zoekt om God aan de kant te schuiven; God is geen Hitler. Maar als God en Job het eens zijn dat God rechtvaardig is, moet Job ook op een bepaald punt gaan zien dat God niet een gelijke is die je voor de rechtbank sleept. Vertrouwen in God is belangrijker dan proberen jezelf te rechtvaardigen voor God – hoe rechtvaardig je ook mag geweest zijn.

Ten tweede, binnen de context van de volledige canon, heeft God herhaaldelijk zijn geduld en lankmoedigheid getoond tegenover het ras van zijn beelddragers, die Hem voortdurend uitdagen en tegen Hem in opstand komen. Hij is de God die ons allemaal in volmaakte heiligheid had kunnen uitroeien; Hij is de God die bij gelegenheid het angstaanjagende potentieel voor oordeel heeft gedemonstreerd (de zondvloed, Sodom en Gomorra, de ballingschap van zijn eigen verbondsvolk).

Bovenal, ondanks de herhaaldelijke nadruk van de Bijbel dat God iedereen rechtvaardig kon veroordelen, is Hij de God die zijn eigen Zoon stuurt om te sterven in plaats van een verloste nieuwe mensheid.

Ten derde is Job 41:2 binnen dergelijke kaders een nuttige herinnering dat we niet onafhankelijk zijn. Zelfs indien God niet de buitengewoon goede God ware die Hij is, dan zouden we nog geen verhaal hebben. Hij bezit ons; Hij bezit het heelal; alle gezag behoort Hem toe, alle uitlopers van de goddelijke regering zijn van Hem, de ultieme rechterlijke macht behoort Hem toe.

Er is geen plaats ‘buiten’ vanwaar je Hem zou kunnen beoordelen. Het anders beweren is nutteloos; erger nog, het is een onderdeel van de opstand van ons ras tegen God – ons verbeelden dat Hij ons iets verschuldigd is, ons inbeelden dat we goed geplaatst zijn om Hem een uitbrander te geven. Dergelijke wilde fantasie is noch gevoelig, noch goed.


Eigen vertaling van de overdenking bij 12 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 11 maart 2013

'Laat hij die God terechtwijst op dit alles antwoorden!' (Job 40)


Exodus 22; Johannes 1; Job 39:34-40:28; 2 Korinthiërs 10
Halfweg zijn lange rede tot Job geeft God hem een gelegenheid om te antwoorden. Volgend op een retorische vraag (‘Wil de bediller twisten met de Almachtige?’), zegt God, ‘De aanklager van God antwoorde daarop!’ (39:35 – Merk op: NBG hanteert hier een andere vers- en hoofdstukkenindeling dan de vertaling waarvan D.A. Carson in het Engels gebruikmaakt, in zijn geval gaat het om 40:2, indeling die je ook bij NBV terugvindt, JL).

Het is van belang om dit boek goed te kunnen verstaan dat we deze uitdaging niet verkeerd verstaan. God trekt zijn aanvankelijke inschatting van Job niet in (1:1, 8). Zelfs onder de meest vreselijke stortvloed van Satan en van de drie ‘ellendige vertroosters’, heeft Job zijn fundamentele integriteit niet afgezwakt en is hij zijn basistrouw aan de Almachtige niet kwijtgespeeld.

Hij heeft het advies van zijn lijdende vrouw om God te vervloeken en te sterven niet opgevolgd; hij heeft het advies van zijn vrienden niet opgevolgd en heeft niet eenvoudig verondersteld dat hij leed omwille van zonden die hij tot op dat moment niet onderkend had en dat hij daarom berouw moest tonen. Maar het scheelt geen haar of hij beschuldigt God van zijn lijden; of, beter gezegd, hij heeft zeker benadrukt dat hij zijn dag wil krijgen in de rechtszaal, dat hij zich voor God wil rechtvaardigen.

Impliciet, en soms expliciet, heeft Job God ervan beschuldigd onrechtvaardig te zijn, of zo veraf te staan dat de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen hetzelfde einde lijken te krijgen. In zijn betere ogenblikken neemt Job gas terug van de minst ingehouden gedeeltes van zijn retoriek, maar hij vindt toch wel dat God hem minstens uitleg verschuldigd is.

Maar nu zegt God eigenlijk dat de persoon die wil ‘twisten’ met God – om een probleem uit te klaren – niet moet beginnen met de veronderstelling dat God verkeerd is of met de Almachtige ervan te beschuldigen de dingen niet goed aan te pakken. Dit was de strekking van de retorische vragen (hoofdstukken 38-39): Job heeft noch de kennis, noch de kracht dat hij in staat zou zijn God te veroordelen.

Op dit punt heeft Job blijkbaar de les begrepen: ‘Zie, ik ben te gering, hoe zal ik U bescheid geven? Ik leg de hand op mijn mond. Eenmaal heb ik gesproken, maar ik doe het niet weer; ja tweemaal, maar ik ga er niet mee voort’ (39:37-38). Maar de vraag rijst of Job er werkelijk van overtuigd is dat hij te ver ging. Gelooft Job nu ook echt dat, hoe rechtvaardig hij misschien ook was, hij werkelijk niet het recht heeft om op die manier tegen God te spreken? Of, godvruchtig als hij is, is hij misschien gewoon tot zwijgen gedwongen?

God neemt geen risico’s: Hij geeft Job nog twee hoofdstukken meer (40-41) vol niet te beantwoorden retorische vragen. Nog maar eens wordt Job opgedragen zich de lendenen te omgorden als een man – en dan begint God: ‘Wilt gij zelfs mijn recht teniet doen, Mij in het ongelijk stellen om zelf gelijk te hebben?’ (40:3). Het is alsof God iets meer wil van Job, iets dat Job pas herkent in het laatste hoofdstuk van het drama.


Eigen vertaling van de overdenking bij 11 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 10 maart 2013

Je hebt één kans en dan komt de eeuwigheid



Dank je Wannes en De Weg.

Het evangelie moet de basis vormen voor ons gedrag (2 Kor. 9)


Exodus 21; Lukas 24; Job 39; 2 Korinthiërs 9
De overdenking voor 20 september in volume 1 werkte zich een weg doorheen 2 Korinthiërs 9. Niettemin wil ik op die passage terugkomen. Op de vermaning die Paulus zorgvuldig formuleerde tegenover de christenen in Korinthe – om het geld voor hem klaar te hebben dat ze beloofden te sturen aan de armen in Jeruzalem (hoofdstukken 8 en 9) – hoeven we niet meer terug te komen.

Voor de overdenking van vandaag zal ik focussen op hoe Paulus’ vermaning over geven en geld verbonden is met het evangelie.

In hoofdstuk 8 roept Paulus het voorbeeld op van Christus die zichzelf geeft: ‘Gij kent immers de genade van onze Here Jezus [Christus], dat Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden’ (8:9).

Hier in hoofdstuk 9 zegt Paulus dat, als de Korinthiërs hun beloofde gift voltooid hebben, mensen God zullen prijzen ‘om uw gehoorzaam belijden van het evangelie van Christus en om uw onbekrompen delen met hen en met allen’(9:13, cursief toegevoegd).

In elk geval laat Paulus christenen nooit vergeten dat al ons geven slechts een zwakke afspiegeling is van Gods ‘onuitsprekelijke gave’ (9:15), die natuurlijk de kern vormt van het evangelie.

Zo veel van de christelijke basisethiek is op een of andere manier verbonden met het evangelie. Wanneer echtgenoten instructie nodig hebben over hoe ze hun vrouwen moeten behandelen, introduceert Paulus niet een speciale huwelijkstherapie of doet hij ook geen beroep op een of andere mystieke ervaring.

Hij grondt daarentegen gedrag in het evangelie: ‘Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overgegeven heeft’ (Ef. 5:25). Als je volwassenheid nastreeft, kijk dan uit voor een of andere ‘dieper leven’-aanpak die het evangelie aan de kant schuift, want Paulus schrijft: ‘Nu gij Christus Jezus, de Here, aanvaard hebt, wandelt in Hem, geworteld en dan opgebouwd wordend in Hem, bevestigd wordend in het geloof, zoals u geleerd is, overvloeiende in dankzegging’ (Kol. 2:6-7).

Natuurlijk is er ‘dieper leven’ in de zin dat christenen worden vermaand om door te zetten naar grotere gelijkvormigheid aan Christus Jezus en niet tevreden mogen zijn met hun huidige niveau van gehoorzaamheid (bijv. Fp. 3). Maar je kunt niets van dit alles beschouwen als een oproep tot iets wat het evangelie achter zich laat of iets aan het evangelie toevoegt.

We moeten de visie vermijden dat, terwijl het evangelie een soort van ontsnappingsticket biedt uit oordeel en hel, alle ware levensveranderende kracht van iets anders komt – een esoterische leerstelling, een mystieke ervaring, een therapeutische techniek, een discipelschapscursus. Dit is een te beperkende visie op het evangelie. Erger nog, het eindigt ermee dat je het evangelie relativeert en marginaliseert, en het van zijn kracht ontrooft, terwijl je de aandacht van mensen wegtrekt van het evangelie en verlegt naar iets dat minder nuttig is.


Eigen vertaling van de overdenking bij 10 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 9 maart 2013

'Gord nu als een man uw lendenen, dan wil Ik u ondervragen' (Job 38)


Exodus 20; Lukas 23; Job 38; 2 Korinthiërs 8
Nu we het einde van het drama naderen, spreekt God voor het eerst rechtstreeks tot Job (Job 38); hij zal Job blijven aanspreken tot in hoofdstuk 41. Elders spreekt God tot Elia in een stille, zachte stem (1 Kon. 19); hier spreekt God tot Job uit een storm (38:1), want hij wil dat zelfs de vorm van zijn communicatie, of zijn locatie, de hoofdpunten staven die hij wil maken.

Gods eerste woorden zijn angstwekkend: ‘Wie is het toch, die het raadsbesluit verduistert met woorden zonder verstand? Gord nu als een man uw lendenen, dan wil Ik u ondervragen, opdat gij Mij onderricht’ (38:2-3).

Dit openingssalvo zou ertoe kunnen leiden dat de onoplettende lezer denkt dat Job degene is over wie God in de eerste plaats verbolgen is, en dat de drie ellendige vertroosters er eerder licht vanaf komen. Maar als een drama dat heen en weer balanceert tussen het ene en het andere perspectief, is dit boek nog niet ten einde.

Uiteindelijk vermeldt het openingshoofdstuk Gods waardering voor Job, en niets in deze hoofdstukken keert die waardering om.
Verder heb ik al de aandacht gevestigd op 42:7, waarin God zegt dat hij boos is op de drie vrienden (iets wat Hij nooit zegt over Job), omdat ze niet recht sprake over God (zoals Gods dienstknecht Job wel deed).

Gods schrikwekkende uitdaging aan Job in deze vier hoofdstukken moet gezien worden in het bredere kader van het boek, willen we de zin van het geheel kunnen ontdekken.

Job heeft herhaaldelijk gezegd dat hij God wil ondervragen. Nu zegt God dat Hij Job zal ondervragen (38:3). Maar de aard van de vloed aan retorische vragen die God in deze hoofdstukken opwerpt is absoluut niet het soort vragen dat Job wil beantwoorden. Job wil spreken over zijn eigen lijden, over de rechtvaardigheid ervan, over Gods rol in het gebieden van dergelijk lijden, en dergelijke meer.

Hij wil dit heel zeker doen omdat hij zijn terechte reputatie van integriteit en gerechtigheid wil behouden. Maar Gods vragen focussen op een veel groter plaatje. God vraagt eigenlijk: ‘Job, was jij aanwezig aan het begin van de schepping? Heb jij precieze kennis van de volledige wereld, dan nog niet gesproken over de hemelen? Bepaal jij de koers van de hemellichamen – Pleiades en Orion, bijvoorbeeld?

Was jij degene die het menselijk verstand ontwierp, zodat je kunt uitleggen hoe het werkt? Bewerkt jouw woord het soort voorzienige uitgestrektheid dat ervoor zorgt dat de hongerige raven en de jagende leeuwin te eten hebben?’

Aan de ene kant vormt deze repliek natuurlijk helemaal geen antwoord op de soort vragen die Job opwierp. Maar aan de andere kant doet hij dit wel. Hij waarschuwt Job dat zijn vermogen om te verstaan beperkter is dan hij denkt. Dit bereidt ons voor op de conclusie dat God van ons iets meer verlangt dan gewoon maar verstaan.


Eigen vertaling van de overdenking bij 9 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.