woensdag 31 juli 2013

Gij dan, geeft geen gehoor aan uw profeten, uw waarzeggers, uw dromers, uw toekomstvoorspellers en uw tovenaars (Jer. 27)


Richteren 14; Handelingen 18; Jeremia 27; Markus 13
Als de profetie uit Jeremia 27 vroeg in de regeringsperiode van Zedekia plaatsvindt (27:1), dan zijn er nog jaren te gaan vooraleer Jeremia gelijk krijgt. Op dit punt zijn koning Jojakin en de aristocratie al weggevoerd naar Babylon, waarbij ze Zedekia en een regerende rest achterlieten.

Maar Zedekia en de regerende oligarchie laten zich allerminst waarschuwen door die recente tegenslagen, en willen helden zijn en de Babylonische macht aanpakken. God beveelt Jeremia om zowel een verbale waarschuwing als een objectles te geven, niet alleen aan Zedekia, maar ook aan de gezanten van de omringende kleine naties en stadstaten (27:1-3, 12). Ze zitten allemaal in hetzelfde schuitje: als ze zich onderwerpen aan de Babylonische supermacht, worden ze gespaard; komen ze in opstand, worden ze verpletterd en vernietigd.

De God van Israël is soeverein over alle natiën; de heidense staten zouden er goed aan doen naar Hem te luisteren in plaats van naar al hun tovenaars, heidense profeten en mediums (27:9-10).

Natuurlijk luistert het merendeel naar hun eigen religieuze establishment. Na de tragische gebeurtenissen die zich voordeden, waren ongetwijfeld niettemin een aantal mensen een beetje meer onder de indruk van de God van Israël dan voor deze gebeurtenissen. Hij was de enige die de toekomst juist had.

Ik houd al een paar jaren vreemde essays en boeken bij die de toekomst voorspellen. Ze zijn geschreven door astrologen, diverse futurologen en zelfverklaarde profeten Natuurlijk werken ze niet allemaal volgens dezelfde uitgangspunten.

Futurologen projecteren eerder huidige trends op de toekomst en leiden eruit af wat zal gebeuren. De besten onder hen houden ook een beetje rekening met reacties op huidige trends. Astrologen en zelfverklaarde profeten claimen een bepaald extern perspectief.

Ik houd deze voorspellingen al genoeg jaren bij om te weten dat hun staat van dienst niet goed is. Onvermijdelijk hebben ze sommige dingen juist – ze doen veel voorspellingen, en ze kunnen niet altijd verkeerd zijn. Maar als ik niettemin zomaar een essay uit mijn files pluk, dan zoek ik op wat iemand in 1968 voorspelt over de godsdienstige situatie van Canada over 25 jaar, d.w.z. in 1993.

Onder zijn voorspellingen: de katholieke kerk zal vrouwen aanstellen; kerkbezoek in het land zal dalen met ongeveer 60 procent; een nieuwe Billy Graham zal opstaan, ‘nog charismatischer, meer bezwerend qua invloed over de massa dan Graham zelf’; de belangrijkste publieke ethische kwestie zal niet abortus of de doodstraf zijn, maar sterilisatie voor de mentaal gehandicapten en hersentransplantaties. En veel meer van hetzelfde.

Velen van ons zijn bekend met de wijdverbreide profetie die een grote opwekking voorspelde in het westen op een welbepaalde datum (nu al lang voorbij). Broeders en zusters, vrees, luister of respecteer hen niet. Vrees en luister naar de woorden van de Heer.


Eigen vertaling van de overdenking bij 31 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 30 juli 2013

En het ganse volk liep tegen Jeremia te hoop in het huis des HEREN (Jer. 26)


Richteren 13; Handelingen 17; Jeremia 26; Markus 12
Omdat toegewijde lezers de Bijbelse schrijvers als helden van het geloof beschouwen, zien ze soms het feit over het hoofd dat veel van deze schrijvers in hun eigen tijd veracht, verworpen en geminacht werden.

Natuurlijk zijn sommigen die bijdroegen aan de canon van de Schrift rijk geworden of beroemd of beide: Salomo komt in gedachten. Sommigen die machtig waren krijgen op een bepaald punt in hun leven te maken met moeilijkheden en tegenstand: denk maar aan David. Maar veel van de profeten werden veracht; sommigen van hen lieten het leven.

Zoals de Heer Jezus zei: ‘Zalig zijt gij, wanneer men u smaadt en vervolgt en liegende allerlei kwaad van u spreekt om Mijnentwil. Verblijdt u en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij de profeten vóór u vervolgd’ (Mt. 5:11-12, cursief toegevoegd).

We zagen al dat Jeremia geen al te gelukkig lot was beschoren. Vanaf hier (Jer. 26) wordt het droevige beeld duidelijker. Voor zijn meest hardnekkige critici klinkt Jeremia’s boodschap, vooral zijn voortdurende hameren op het feit dat Jeruzalem en zijn tempel zouden vernield worden tenzij het volk berouw toonde, wel heel erg als verraad met een laag godslastering.

Verraad omdat Jeremia beschuldigd kon worden van het demoraliseren van het volk en maakte dat het minder goed aan de Babylonische stormloop kon weerstaan; godslasterlijk omdat hij eigenlijk zegt dat God de stad ofwel niet kon of niet wilde bewaren. Dus proberen de notabelen een judiciële terechtstelling te organiseren.

Wat Jeremia naar de mens gesproken redt, is zijn sterke nadruk op het feit dat hem doden gelijkstaat met een streng oordeel over zich halen. ‘Want in waarheid, de HERE heeft mij tot u gezonden om ten aanhoren van u al deze woorden te spreken’ (26:15).

Sommigen willen hem daarom het voordeel van de twijfel geven; anderen herinneren eraan dat Micha van Moreset (de Bijbelse Micha) gelijkaardige woorden van beschuldiging sprak. (De chronologie van de profeten maakt het waarschijnlijk dat sommige van de oudste mensen die voor Jeremia staan ook Micha werkelijk gehoord hadden). Dus wordt Jeremia vrijgelaten.

Anders vergaat het zijn collega Uria, de zoon van Semaja. We weten niets over Uria, behalve wat in deze verzen vermeld staat (26:20-23). Jeremia was niet de enige profeet die trouw Gods woord verkondigde.

Toen Uria net als Jeremia met de dood bedreigd werd, vluchtte hij naar Egypte, in tegenstelling tot Jeremia. Op dat ogenblik was Israël nog steeds een vazalstaat van Egypte, en was er een bepaald onderling uitwisselingsverdrag van kracht. Uria werd teruggevoerd en geëxecuteerd. Zijn vlucht had zijn beschuldigers ervan overtuigd dat hij werkelijk een soort verrader was. Denk dus nogmaals na over de hierboven geciteerde woorden van Jezus.


Eigen vertaling van de overdenking bij 30 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 29 juli 2013

Het zwaard roep Ik op tegen alle bewoners der aarde (Jer. 25)


Richteren 12; Handelingen 16; Jeremia 25; Markus 11
De profetie van Jeremia 25 wordt gedateerd in het vierde jaar van Nebukadressar, d.w.z. in 605 v.C., het jaar waarin de Babyloniërs de Egyptenaren versloegen in Karkemis, daarbij Juda dwingend zijn loyaliteit te verleggen naar de nieuwe en opkomende macht.

Op dit ogenblik profeteert Jeremia al drieëntwintig jaar – vanaf de regering van de laatste goede koning, Josia, tot op deze dag (25:3). De opkomst van de Babylonische suprematie is voor Jeremia een geschikt moment om een aantal van zijn hoofdthema’s te herhalen: een terugblik op de chronische ongehoorzaamheid van het volk, een terugblik op de waarschuwingen geen andere goden na te volgen, de weigering van het volk om naar de woorden van de Heer te luisteren (25:3-8).

Maar er zijn in dit hoofdstuk verschillende elementen die ofwel niet eerder vermeld werden, of die tot hiertoe nog maar zijdelings behandeld werden.

Ten eerste wordt Nebukadressar, in taal die doet denken aan Jesaja, beschreven als Gods ‘dienaar’ (25:9). Dit is een manier om te zeggen dat het God zelf is die achter de val van Jeruzalem zit, zelfs al is de tijdelijke macht die het werk uitvoert dan Babylon en zijn koning.

Ten tweede zal de dienst aan de koning van Babylon ‘zeventig jaren’ duren (25:12). Er zijn verschillende manieren om de duur van de ballingschap te berekenen.

Dit is een afgerond getal dat begint met de opkomst van Babylon in 609 en ofwel loopt tot de nederlaag van Babylon tegen de Perzen (539), of misschien vanaf de eerste wegvoering van leiders in 605 tot de eerste terugkeer van de Joden naar het land onder het regime van koning Kores van Perzië (536; vgl. 2 Kron. 36:20-23; Zach. 1:12).

Ten derde, op een manier die ons herinnert aan wat God zegt dat Hij zal doen met de Assyriërs nadat Hij hen gebruikt heeft om het Noordelijke koninkrijk te tuchtigen (Jes. 10:5 e.v.), zegt God hier dat Hij Babylon zal straffen, ‘hun ongerechtigheid bezoeken’ en ‘tot eeuwige woestenijen’ zal maken (25:12). ‘Dan zal Ik over dit land doen komen al mijn woorden die Ik daartegen gesproken heb, alles wat in dit boek geschreven staat, wat Jeremia over alle volken heeft geprofeteerd’ (25:13).

Ten vierde wordt in de volgende verzen van Jeremia verlangd, in een visionaire ervaring, dat hij de volken zal doen drinken van de ‘beker met de wijn der gramschap’ (25:15; vgl. Opb. 14:10).

De God van de Bijbel is niet zomaar een stammengod; Hij houdt alle volken verantwoordelijk. Het oordeel mag dan beginnen met de verbondsgemeenschap, maar finaal omhelst het alle gemeenschappen, zonder uitzondering. ‘Gij zult niet vrij uitgaan, want het zwaard roep Ik op tegen alle bewoners der aarde, luidt het woord van de HERE der heerscharen’ (25:29).

En waarheen zouden wij vluchten om aan het oordeel te ontkomen, behalve naar de schuilplaats die Hij alleen biedt?


Eigen vertaling van de overdenking bij 29 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 28 juli 2013

Gelijk deze goede vijgen, zo zal Ik de ballingen van Juda (…) aanzien, ten goede (Jer. 24)


Richteren 11; Handelingen 15; Jeremia 24; Markus 10

Het gezicht van de twee korven vijgen (Jer. 24), een met ‘zeer goede vijgen, zoals de vroegrijpe vijgen’ (24:2 – de vroege vijgen rijpten in juni en werden gezien als een delicatesse, vgl. Jes. 28:4) en de andere korf vol met vijgen ‘zo slecht, dat zij niet te eten waren’ (24:2), is heel duidelijk.

De goede vijgen wijzen naar de Israëlieten die al weggestuurd zijn in ballingschap ‘naar het land der Chaldeeën’ (24:5). God zal over hen waken en hen terugbrengen. Hij zal hen een hart geven om de Heer te kennen. ‘Zij zullen Mij tot een volk en Ik zal hun tot een God zijn, wanneer zij zich van ganser harte tot Mij bekeren’ (24:7; merk op: in het Engels staat er een redengevende zin ‘for they will return to me with all their heart’, dit is verwant met HSV: ‘want zij zullen zich tot Mij bekeren met heel hun hart’, JL).

De slechte vijgen daarentegen wijzen naar Zedekia en zijn bestuurders en de rest van het volk in Jeruzalem. Zij zullen worden ‘tot een smaad en een spreekwoord, tot spot en vloek op alle plaatsen waarheen Ik hen zal verstrooien’ (24:9). Ze zullen niet in hun land blijven. Ze zullen verbannen worden en God zal hen volgen met ‘het zwaard, de honger en de pest’ (24:10).

De analogie roept twee gedachten op.

Ten eerste is het een omkering van een populaire verwachting, zowel in Jeruzalem als in de ballingengemeenschap in Babylon. De Jeruzalemmers waren geneigd te denken dat zij de elite waren, aangezien zij gespaard werden: God had hen niet in ballingschap gestuurd. De ballingen waren de afval; wie in het land gelaten werd, was het getrouwe overblijfsel.

De ballingen kwamen in de verleiding hetzelfde te denken. Zij wilden niet stilstaan bij de verwoesting van Jeruzalem en de tempel, want dan zou er geen ‘thuis’ zijn om huiswaarts te keren. Dus hadden ze de neiging het volk te idealiseren dat achtergelaten was, met een gebed dat God de ballingen op een dag zou laten terugkeren naar het getrouwe overblijfsel in Jeruzalem.

Maar God zegt hier dat de werkelijke situatie net andersom is. Wie achterbleven in Jeruzalem zijn verwerpelijk en zullen verpletterd worden. De goede vijgen zijn in ballingschap, en God zal hen naar het land terugbrengen. Kortom: het overblijfsel is in ballingschap.

Hetzelfde thema (zonder de beeldtaal van de vijgen) wordt ontwikkeld in Babylon door Jeremia’s tijdgenoot Ezechiël: bijv. Ez. 11:14-21.

Ten tweede is dit een zo schokkende omkering van de populaire verwachtingen dat het de lezer doet denken aan tal van andere omkeringen in de Bijbel. Je denkt aan het machtige Egyptische rijk tegen de Israëlitische slaven; aan de rijke man en Lazarus; aan de zaligsprekingen van Jezus die het koninkrijk beloven aan de armen van geest.

Denk aan zoveel omkeringen als je kan, zowel op de bladzijden van de Schrift als in de latere geschiedenis. God verheugt zich in het verhogen van de nederige en het vernederen van de verhevene.

Uiteindelijk stierf onze Verlosser aan een kruis. Dus waarom zouden bedachtzame christenen jagen naar macht en posities, in plaats van naar nederigheid en trouw?


Eigen vertaling van de overdenking bij 28 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 27 juli 2013

Wee de herders, die de schapen welke Ik weid, verderven en verstrooien (Jer. 23)


Richteren 10; Handelingen 14; Jeremia 23; Markus 9
Veel van Jeremia 23 is een aanklacht tegen de ‘herders’ die de schapen van Gods kudde verderven en verstrooien (23:1; vergelijk met Jer. 10 en de overdenking voor 14 juli). Het lange gedeelte dat de liegende profeten aanklaagt (23:9-40) is een van de meest indringende voorstellingen van de verschillen tussen ware en valse profeten in de hele heilige Schrift.

Zijn pathos wordt nog verdiept door de kanttekeningen van de profeet Jeremia, kanttekeningen die niet alleen een bepaald element van de ware profeet openbaren, maar ook Jeremia’s eigen hart tonen: ‘Mijn hart is in mijn binnenste gebroken, al mijn beenderen sidderen; ik ben als een beschonken man, als iemand wie de wijn naar het hoofd gestegen is, om de HERE en om zijn heilige woorden’ (23:9).

De vernietigende veroordeling van dromen die enthousiast doorgegeven worden in kringen van de profeten, terwijl diezelfde profeten nalaten Gods woorden trouw te spreken (23:25-39), heeft een actuele relevantie waarvoor je blind moet zijn om die te missen.

Maar hier wil ik focussen op de eerste zes verzen. In het licht van de verschrikkelijk immorele en afgodische koningen die in het voorgaande hoofdstuk veroordeeld worden, en in het licht van de vernietigende herders die in dit hoofdstuk worden geïntroduceerd, presenteert God de ultieme oplossing. Die bestaat uit drie componenten:

(1) God zal de vernietigende herders te gronde richten (23:2). Dit is een thema dat we al eerder zagen, en een dat een behoorlijk groot deel van dit hoofdstuk beslaat.

(2) Nog belangrijker, God zelf zal de rest van de kudde verzamelen van waarheen ze verstrooid zijn, en Hij zal hen terugbrengen naar hun weide. ‘Ook zal Ik over hen herders verwekken om hen te weiden, en zij zullen vrees noch schrik meer hebben, en zij zullen niet gemist worden, luidt het woord des HEREN’ (23:4), verklaart de Heer.

Met andere woorden, de belofte van een einde aan de ballingschap en een terugkeer van de rest wordt nu in bewoordingen gegoten van een verstrooide kudde die naar haar weide wordt teruggebracht.

Maar er is ook een element van verwachting dat het historische einde van de ballingschap overstijgt: de Heer zelf zal een klasse van ‘herders’ (d.w.z. ‘pastors’) verwekken die zal overstijgen wat het volk in het verleden heeft ervaren.

(3) In het bijzonder zal de Heer ‘aan David een rechtvaardige Spruit (…) verwekken’ (23:5). De Davidische lijn zal niet veel meer zijn dan een stronk, maar daaruit zal een nieuwe ‘Spruit’ groeien, ‘die zal als koning regeren en verstandig handelen, die zal recht en gerechtigheid doen in het land’ (23:5).

Zijn dagen zullen veiligheid en verlossing brengen voor het verbondsvolk van God. ‘Dit is zijn naam, waarmede men hem zal noemen: de HERE onze gerechtigheid’ (23:6). Precies zo: want door Hem, zal God zowel rechtvaardig zijn, als de zondaar kunnen rechtvaardigen, terwijl Hij hen vrijspreekt door het leven en de dood van de Spruit uit de lijn van David (Rom. 3:20-26).


Eigen vertaling van de overdenking bij 27 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 26 juli 2013

‘Ik heb tot u gesproken, toen gij in rust verkeerdet’, zegt God, maar ‘gij hebt gezegd: Ik wil niet horen’ (Jer. 22)


Richteren 9; Handelingen 13; Jeremia 22; Markus 8

Alle ernstige lezers van Jeremia weten dat de verschillende profetieën niet in chronologische volgorde staan. Soms is de volgorde van de profetieën verwonderlijk, soms is ze duidelijk thematisch. In Jeremia 22 vinden we een aantal profetieën over de laatste koningen van Juda, maar de lijst is niet chronologisch geordend.

Misschien is het belangrijkste over deze godsspraken dat ze samen een afweer vormen voor het vooruitzicht op een meer vruchtbare koning, geïntroduceerd in het volgende hoofdstuk.

(1) De eerste negen verzen zijn een voortzetting van de waarschuwing voor Zedekia, het pleidooi om terug te keren tot de voorschriften van het verbond, om de aankomende rampspoed af te wenden.

(2) Jeremia 22:10-12 gaat over Sallum, ook bekend als Joachaz. Hij was een van de zonen van de laatste hervormende koning Josia, die gedood werd in Megiddo in 609 v.C.

Sallum regeerde een luttele drie maanden vooraleer hij afgezet werd door Farao Necho (gedurende de laatste jaren waarin Juda nog steeds een vazal van Egypte was, vooraleer Babylon in 605 de rol van regionale supermacht overnam: zie de commentaren van gisteren).

Weggebracht naar Egypte, keer Sallum nooit meer naar Israël terug – de eerste van de Davidische koningen die stierf in ballingschap.

(3) Sallums oudere broer Jojakim volgde hem op (22:13-23). Jojakim was gedwongen om Egypte een hoge belasting te betalen, maar legde bijkomende lasten op voor zijn eigen verheerlijking. Hij was tiranniek, begerig, hebzuchtig en dwaas (zie 2 Kon. 23:35).

En het ergste nog, hij keerde het hervormingsbeleid van zijn vader Josia om, en beval heidense rites, zelfs die van de onderdrukkende macht, Egypte. Zijn uitbuiting van arbeiders was een schending van het Mozaïsch verbond (Lev. 19:13; Deut. 24:14). De aanklacht van Jeremia is striemend: ‘Zijt gij een koning, als gij wedijvert in cederhout? Uw vader, heeft hij niet gegeten en gedronken en recht en gerechtigheid gedaan? Toen ging het hem wèl’ (22:15).

Het gevolg van Jojakims rampzalige en boze beleid was de ondergang van het land. Wat hemzelf betreft, hij zal een smadelijke dood sterven, en zijn lijk zal met het vuilnis naar buiten gedragen worden (22:19). ‘Ik heb tot u gesproken, toen gij in rust verkeerdet’, zegt God, maar ‘gij hebt gezegd: Ik wil niet horen’ (22:21).

(4) Zijn zoon Jojakin (ook Jechonja genoemd [24:1] of Konjahu [37:1]) nam over in december 598, toen Jojakim stierf.

Op dat moment werd Jeruzalem al belegerd. Jojakin was nauwelijks een knaap, achttien jaar oud. Hij regeerde drie maanden. Toen viel Jeruzalem en hij werd naar Babylon gebracht, waar hij de rest van zijn jaren verbleef – in de gevangenis tot 561, en dan aan het Babylonische hof. Geen van zijn kinderen of kleinkinderen zou op de troon van David zitten (22:30). ‘Land, land, land, hoor des HEREN woord’! (22:29).


Eigen vertaling van de overdenking bij 26 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 25 juli 2013

Ik zal tegen u strijd voeren met uitgestrekte hand en sterke arm, in toorn, gramschap en grote verbolgenheid (Jer. 21)


Richteren 8; Handelingen 12; Jeremia 21; Markus 7
Jeruzalem werd een vazalstaat van Babylon vanaf 605 v.C., nadat Babylon Egypte versloeg bij de slag om Karkemish. Jeruzalem kwam in opstand en werd verslagen in 597, toen het grootste deel van de koninklijke familie, samen met de edelen, de rijken en de bekwame ambachtslieden naar Egypte gebracht werd, en ze Zedekia als interim-monarch achterlieten.

Zedekia was een oom van de jonge koning Jojakin, die in ballingschap werd gevoerd. Ondanks Gods krachtige waarschuwingen door Jeremia dat Israël niet mocht in opstand komen tegen de Babyloniërs, verkozen de autoriteiten in Jeruzalem om te luisteren naar de valse profeten. Toen Juda rebelleerde, waren de represailles van Babylon meedogenloos.

De troepen van Nebukadnessar verpletterden Juda en belegerden Jeruzalem, dat uiteindelijk vernietigd werd in 587.

De profetie van Jeremia 21 vindt plaats onder Zedekia, wanneer de Babylonische troepen zich verzamelen voor de finale belegering, waarschijnlijk in 589 of 588. De Paschur die Zedekia stuurt om Jeremia te raadplegen is niet de Paschur die geïntroduceerd werd in 20:1.

Grootschalige vernietiging dreigt, precies zoals Jeremia al meer dan 3 decennia voorspelt. In zijn wanhoop raadpleegt Zedekia wie hij maar kan, inclusief Jeremia, zozeer smacht hij naar ook maar het kleinste beetje hoop. Zal de Heer misschien opnieuw grote wonderen verrichten, zoals Hij in het verleden deed – ten tijde van de Exodus, bijvoorbeeld, of toen de Assyriërs afgeslagen werden tijdens de regering van Hizkia – en Jeruzalem sparen?

Gods antwoord via Jeremia bevat drie delen:

Ten eerste zal God de stad allerminst sparen, maar is Hij vastbesloten die te vernietigen (21:3-7). Hij zal vechten aan de zijde van de Babyloniërs. ‘Ik zal tegen u strijd voeren met uitgestrekte hand en sterke arm, in toorn, gramschap en grote verbolgenheid’ (21:5). Zedekia en zijn entourage zullen niet gespaard worden.

Ten tweede volgt daaruit dat zich overgeven de enige wijze koers is. Onder de niet mis te verstane bepalingen van de belegeringen in de oorlog, kon de stad die zich verdedigde tegen een belegeraar op geen genade rekenen. Wie zich overgaf kon slaaf gemaakt worden of anders in ballingschap gestuurd worden, maar hun levens zouden tenminste nog gespaard worden. Dit zijn de twee wegen die God uiteenzet (21:8-10): de weg des levens en de weg des doods.

Deze keuze is niet exact als andere ‘twee wegen’-keuzes in de Schrift (bijv. Deut. 30:15, 19; Mt. 7:13-14), maar ze lijkt er in die zin wel op omdat ze ook onderscheid maakt tussen gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid en hun respectievelijke gevolgen.

Ten derde, zoals zo vaak bij Gods beloften van oordeel, is er een uitweg – mits ze onmiddellijk terugkeren naar sociale rechtvaardigheid en persoonlijke gerechtigheid die de hart vormen van het Mozaïsche verbond (21:11-14).

Zonder snelle reformatie is de kleine natie echter ten dode opgeschreven. En tragisch genoeg is er niets van reformatie te merken – niet de laatste keer dat geen acht wordt geslagen op sombere waarschuwingen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 25 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 24 juli 2013

Jeremia’s geloof en zielestrijd (Jer. 20)


Richteren 7; Handelingen 11; Jeremia 20; Markus 6
Het hoofdstuk voor ons (Jer. 20) biedt zowel inzicht in Jeremia’s externe omstandigheden in deze fase van zijn bediening als in zijn innerlijke onrust.

(1) Jeremia’s externe omstandigheden: de priester Paschur, de zoon van Immer, is ‘hoofdopziener’ in de tempel, waarschijnlijk hoofd van de veiligheidsmensen, die onder de huidige hogepriester dienst doen.

De profetische acties en woorden van Jeremia uit het voorgaande hoofdstuk, waarmee hij de vernietiging van Jeruzalem en zijn tempel aankondigt, worden bijna gezien als hoogverraad, of godslasterlijk, temeer daar Paschur een van degenen was die ‘vals geprofeteerd’ hebben (20:6), bewerend dat God deze stad nooit in handen van de heidenen zou laten vallen (vgl. 14:14-15).

Dus liet hij Jeremia aanhouden en slaan, wellicht met de wettelijke limiet van veertig zweepslagen (Deut. 25:3 – dit aantal werd in de tijd van Paulus met één verminderd zodat de limiet niet per ongeluk werd overschreden, 2 Kor. 11:24).

Jeremia moet een nacht in de gevangenis doorbrengen, een uitgelezen middel om de vreselijke pijn van verkrampte spieren te garanderen. Tegen de volgende morgen is Paschur op andere gedachten gekomen en laat hij Jeremia gaan.

Als hij denkt dat deze toegeeflijkheid de profeet angstig zal doen ineenkrimpen, heeft hij het verkeerd: Jeremia maakt van de gelegenheid gebruik om Paschur een nieuwe naam te geven die ‘Schrik-van-rondom’ betekent (20:3-4) – een nieuwe beeldrijke voorzegging van het oordeel dat zeker komt, wanneer al Paschurs valse profetieën zullen ontmaskerd worden.

(2) De innerlijke onrust van Jeremia: is de profeet naar buitenuit moedig, dan tonen de volgende verzen (20:7-18) iets van zijn persoonlijke angst. Op dit moment heeft Jeremia al tientallen jaren oordeel gepredikt, en het is nog niet gekomen. Het is steeds makkelijker geworden om hem af te wijzen en te bespotten. De lankmoedigheid van de Heer wordt een excuus voor cynisme (zoals in 2 Petr. 3:8-9).

Jeremia grijpt tijdelijk terug naar stilte, maar het profetische woord brandt zodanig sterk in hem dat hij het niet kan inhouden (20:8-9). Dus spreekt hij, en zijn voormalige ‘vrienden’ luisteren met neerbuigende spot, terwijl ze hopen dat hij iets zal zeggen dat hen in staat zal stellen hem aan de autoriteiten over te leveren en deze dwaze man in de problemen te brengen (20:10).

Jeremia wordt heen en weer geslingerd tussen een gefocust en schitterend geloof dat volkomen vertrouwt dat de Heer hem finaal zal rechtvaardigen (20:11-13), en een verlammende wanhoop die rechtuit wenst dat hij nooit geboren was en zich wentelt in begrijpelijk zelfbeklag (20:14-18).

Misschien zijn er dienstknechten van de Heer die dergelijke hoogten en laagten nooit meegemaakt hebben. Maar ze zijn zeldzaam. Zeker zij die dienen op moeilijke plaatsen weerspiegelen bijna zonder uitzondering in een bepaalde mate de ervaringen van Jeremia. Bid voor christen leiders, in het bijzonder voor hen wiens kring bijzonder ontmoedigend is.


Eigen vertaling van de overdenking bij 24 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 23 juli 2013

En zij kwamen bij Jezus en zagen de bezetene zitten, gekleed en goed bij zijn verstand (Mk. 5)


Richteren 6; Handelingen 10; Jeremia 19; Markus 5
De genezing van de man uit het land van de Gerasenen die bezeten was door een ‘legioen’ demonen (Mk. 5:1-20) vraagt op veel punten om uitleg en overdenking. We pikken er zes uit:

(1) De omgeving is heidens gebied aan de oostkant van het Meer van Galilea, in de regio van de Dekapolis (5:20), de tien steden met grotendeels heidenen. Dit punt is zelfs duidelijk vanwege de kudde varkens, die geen zichzelf respecterende Jood zou houden.

(2) De arme man die in deze verzen wordt beschreven leed onder een bepaald soort terugkerende aanvallen. Bij momenten was hij voldoende tam om hem te ketenen, maar dan werd de aanval weer zo ontzettend sterk dat hij de ketenen aan stukken trok om zich te bevrijden. Van huis en haard verstoten, leefde hij bij de graven, waar hij schreeuwde en zichzelf pijnigde, een man die door demonische machten zieltogend ten onder gaat (5:5).

We mogen niet veronderstellen dat elke zaak van wat we vandaag krankzinnigheid noemen het resultaat is van demonische activiteit; evenmin mogen we het reductionisme aannemen dat alle demonie herleidt tot chemische onevenwichten in de hersenen.

(3) De woorden tot Jezus (5:6-8) komen van de lippen van de man, maar zijn het product van de ‘onreine geest’. Deze geest weet voldoende om (a) te erkennen wie Jezus is, en (b) om te leven met de vreselijke verwachting van de ultieme verdoemenis die hem wacht.

(4) De conversatie tussen Jezus en de ‘onreine geest’ bevat twee elementen die we niet vinden in andere gevallen van exorcisme in de canonieke evangeliën.

Ten eerste suggereert het vreemde samenspel tussen de enkelvouds- en meervoudsvorm – ‘Mijn naam is legioen, want wij zijn talrijk’ – een ambiguïteit in bepaalde demonische activiteit. Zoals Jezus elders duidelijk maakt is een meervoudige invasie door onreine geesten bovendien een ‘ergere’ toestand die te allen prijze moet vermeden worden (Mt. 12:45).

Ten tweede willen deze demonen het gebied niet verlaten en willen ze toch in een lichaam huizen (5:10, 12). Jezus staat beide verzoeken toe. Wellicht weerspiegelt dit deels het feit dat het finale tijdstip voor hun verderf nog niet gekomen is.

(5) Terwijl het essentieel is om Jezus’ absolute meesterschap over deze boze geesten te erkennen, moet je eraan toevoegen dat Hij niet elk van deze geesten een voor een oproept, hen benadert met hun naam, in gesprek met ze gaat, of tal van andere zaken doet die vandaag in de praktijk gebracht worden door hen die zich wijden aan ‘bevrijdingsbedieningen’.

(6) De reacties op deze bevrijding zijn opmerkelijk. De bevrijde man wil Jezus volgen en krijgt de opdracht te getuigen, in zijn heidense wereld, over hoeveel de Heer voor hem gedaan heeft en hoe Hij hem erbarming betoond heeft (5:18-20). De mensen uit het gebied smeken Jezus om weg te gaan (5:17): ze verkiezen varkens boven mensen, hun financiële zekerheid boven de transformatie van een leven.


Eigen vertaling van de overdenking bij 23 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 22 juli 2013

Zie, als leem in de hand van de pottenbakker, zo zijt gij in mijn hand, huis Israëls! (Jer. 18)



Richteren 5; Handelingen 9; Jeremia 18; Markus 4

Het beeld van de pottenbakker en de klei (Jer. 18) keert regelmatig terug in de Schrift (bijv. Rom. 9:19 e.v.). In de verschillende gedeeltes worden verschillende klemtonen gelegd, hoewel ze allemaal Gods soevereine heerschappij benadrukken over het volk dat vergeleken wordt met de klei.
De klemtonen kunnen verhelderd worden door de volgende opmerkingen:

(1) De schijf van de pottenbakker was een gebruikelijk zicht in het oude Nabije Oosten, niet zozeer als een hobbywerktuig maar wel als essentieel element in de fabricage van vaten voor gewoon gebruik of voor de esthetiek.

Het woord voor ‘schijf’ staat in het Hebreeuws in de dubbele vorm: twee ronde stenen werden gemonteerd op een verticale as; de laagste werd door de pottenbakker in beweging gehouden met zijn voet, terwijl de bovenste diende als werkblad.

(2) Vaak kwam bij het vormgeven van een vaas een of ander mankement aan het licht – een defect in grootte of vorm of in de textuur van de klei of in een bepaalde vervuiling. Dan kon de pottenbakker de pot die hij aan het maken was terug tot vormeloze kleimassa pletten en helemaal opnieuw beginnen.

Je mist de hoofdzaak met de vraag of de pottenbakker verantwoordelijk is voor het mankement. In de echte wereld van het pottenbakker kan de pottenbakker best verantwoordelijk zijn, of hij zou kunnen werken via een proces van verfijning - met trial and error.

Er is niemand die in de echte wereld van het pottenbakken durft suggereren dat de klei zelf een bepaalde morele verantwoordelijkheid draagt voor hoe het uitdraait. Maar het punt van de uitgebreide metafoor is niet om schuld toe te wijzen voor de fout: dit is een ander onderwerp.

Een dergelijke les proberen te lezen in het gedeelte, is alsof je poogt om dit beeld op handen en voeten te laten kruipen. Bovendien houdt God, in de context van het hoofdstuk op zijn geheel – d.i. buiten de wereld van de uitgebreide metafoor – duidelijk het volk Israël verantwoordelijk voor het gedrag dat het oordeel over zich afroept (bijv. 18:13-15).

(3) Wat is dan de les van het beeld? Misschien zijn er twee lessen.

Ten eerste heeft God het recht om deze pot stuk te maken en opnieuw te beginnen. Wat ook de oorzaak voor het mankement, Hij heeft evenveel recht als de pottenbakker om de pot te pletten en opnieuw te beginnen. Met andere woorden: het volk is helemaal niet zo autonoom en in staat tot zelfbeschikking als het aanneemt. Dit betekent dat hun huidige handelswijze en ongehoorzaamheid een oorzaak is voor volslagen rampspoed.

Ten tweede kan God, net zoals de bekwame pottenbakker makkelijk opnieuw kan beginnen als hij ontevreden is met hoe de pot vorm krijgt, ook opnieuw beginnen omdat Hij ontevreden is over de manier waarop zijn verbondsvolk zich ontwikkelt. Zijn Gods normen lager dan die van de pottenbakker uit de stad? God heeft het recht en Hij heeft ook de normen. Wat heeft het voor zin ons tegen Hem te verzetten?


Eigen vertaling van de overdenking bij 22 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 21 juli 2013

En Hij stelde er twaalf aan, opdat zij met Hem zouden zijn … (Mk. 4)


Richteren 4; Handelingen 8; Jeremia 17; Markus 3

Onder de kinderliedjes die ik als kind leerde in de zondagschool had je ook deze twee:

These are the names of Jacob’s sons:
Gad, and Asher, and Simeon,
Reuben, Issachar, Levi,
Judah, Dan, and Naphtali—
Twelve in all, but never a twin—
Zebulun, Joseph, and Benjamin.
Dit zijn de namen van Jakobs zonen:
Gad, en Aser, en Simeon,
Ruben, Issachar, Levi,
Juda, Dan, en Naftali –
Twaalf in totaal, maar nooit een tweeling-
Zebulon, Jozef, en Benjamin.

There were twelve disciples Jesus called to help him:
Simon Peter, Andrew, James, his brother John,
Philip, Thomas, Matthew, James the son of Alphaeus,
Thaddaeus, Simon, Judas, and Bartholomew.
He has called us, too; he has called us, too!
We are his disciples, I am one, and you.
He has called us, too; he has called us, too!
We are his disciples; we his work must do.

Er waren twaalf discipelen die Jezus riep om Hem te helpen:
Simon Petrus, Andreas, Jakobus, diens broer Johannes,
Filippus, Thomas, Matteüs, Jakobus de zoon van Alfeüs,
Taddeüs, Simon, Judas en Bartolomeüs.
Hij heeft ook ons geroepen; Hij heeft ook ons geroepen!
Wij zijn Zijn discipelen; Zijn werk moeten wij doen.

Ik ben dankbaar dat ik werd opgevoed in een tijd waarin veel van de liederen die we leerden ons enige feiten, wat data, en een aantal redenen voor dingen bijbrachten. Veel christenen zouden vandaag noch de twaalf aartsvaders, noch de twaalf apostelen kunnen opnoemen, en zijn jammerlijk onwetend over heel wat andere elementaire gegevens die de minst geleerde zondagschoolstudent van een generatie terug al kende aan de leeftijd van zes of tien jaar. Natuurlijk maakt het louter beheersen van data je nog geen christen. Aan de andere kant: onwetendheid over de Schrift verzekert bijna altijd een pijnlijke onvolwassenheid.

Niettemin is het refrein van het tweede stukje dat ik hierboven citeer een beetje misleidend. Het is waar, we worden geroepen om discipelen te zijn van Jezus, d.w.z. volgelingen van Jezus. Dit is de roeping van elke christen. Maar toch waren er unieke elementen in de roeping van de twaalf apostelen (Mk. 3:13-19).

Ik vermeld er hier maar een: zij waren aangesteld ‘opdat zij met Hem zouden zijn’ (3:14). Dit was belangrijk om minstens twee redenen:

(a) Ze werden door Hem getraind, en een belangrijk onderdeel van hun vorming was wat we vandaag ‘mentoraat’ zouden noemen – niet slechts het overbrengen van een boodschap en een opdracht, maar je mensen vormen door het goede voorbeeld en het principe te geven van hoe zij moesten leven.

(b) Deze twaalven waren in staat om te getuigen over de feiten met betrekking tot de Christus vanaf de eerste dagen van zijn openbare dienst. Petrus begreep het belang van dit punt (Hd. 1:21-22), want de openbaring van Jezus Christus was niet een bepaalde private mystieke ervaring, maar een unieke, historische gebeurtenis die getuigen vereiste.


Eigen vertaling van de overdenking bij 21 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 20 juli 2013

Wat is onze zonde, waarmede wij tegen de HERE, onze God, gezondigd hebben? (Jer. 16)


Richteren 3; Handelingen 7; Jeremia 16; Markus 2
Drie opmerkingen over Jeremia 16:

(1) Het openingsgedeelte van dit hoofdstuk speelt zich waarschijnlijk nogal vroeg af in Jeremia’s bediening. Hij krijgt het verbod te huwen, niet gewoon omdat vrouwen en kinderen binnen een aantal jaren buitengewoon moeilijke tijden zullen beleven met de belegering tijdens de oorlog en de daaropvolgende ballingschap, maar als een symbolische manier om te anticiperen op het gedwongen ascetisme dat het oordeel zal brengen. In een cultuur waarin bijna alle mannen huwden, was zijn celibaat ongetwijfeld een krachtig symbool.

(2) Een van de meest opvallende kenmerken van dit hoofdstuk is dat het volk zich werkelijk niet bewust lijkt van zijn schuld. Het ziet niet in waarom het oordeel verdient. ‘Waarom heeft de HERE al dit groot onheil over ons uitgesproken’, vragen ze zich af. ‘Wat is onze ongerechtigheid en wat is onze zonde, waarmede wij tegen de HERE, onze God, gezondigd hebben?’ (16:10).

Een van de vreselijkste aanwijzingen voor hoe ver het volk is afgedwaald van gerechtigheid is de mate waarin het zijn eigen schuld niet meer kan zien. Mannen en vrouwen die werkelijk gerechtigheid en integriteit liefhebben zijn er zich steevast van bewust wanneer ze die schenden. De heiligste mensen zijn de eersten om met schaamte en berouw hun zonden te belijden.

De meest schuldige mensen zijn zich gewoon onbewust van hun overtredingen en afgoden. Dus moeten we ons afvragen: waar ergens in dit soort spectrum vinden we onze kerken? Of in onze cultuur? Worden we gekenmerkt door diep berouw, of door een beslist onvermogen aan te nemen dat we werkelijk niets verkeerd gedaan hebben? Wat zegt dit over ons? Wat zegt dit over het standpunt van de Heer tegenover ons?

(3) Hoewel de Heer oordeel belooft, zijn er twee elementen van hoop. Het eerste is dat God op een dag het volk uit ballingschap zal terugbrengen met een dermate dramatische en onverwachte redding dat het de heerlijkheid van de Exodus zelfs in de schaduw zal stellen (16:14-15).

Het tweede is dat een deel van het doel van dit oordeel pedagogisch is. Het volk heeft afgoden gekoesterd. ‘Daarom zie, Ik laat hen ditmaal gewaarworden, Ik laat hen gewaarworden mijn hand en mijn kracht, en zij zullen weten, dat mijn naam is: HERE’ (16:21).

De ballingschap was bedoeld om de chronische afgoderij van het verbondsvolk te doen afnemen of zelfs uit te roeien. Minstens op het vlak van de formele afgodendienst bleek die in dit opzicht opmerkelijk effectief.

De geschiedenis van de Joden na de terugkeer uit ballingschap is in dit opzicht heel anders dan voorheen. Ondanks vreselijke misstappen vind je in de Joodse geschiedenis van na de ballingschap veel minder polytheïsme en syncretisme dan in de geschiedenis van voor de ballingschap. Natuurlijk is de valstrik van afgoderij zowel voor Joden als heidenen veel subtieler en schadelijker dan de verleidingen van het formele polytheïsme.


Eigen vertaling van de overdenking bij 20 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 19 juli 2013

Al stond Mozes met Samuël vóór Mij, dan zou mijn ziel zich toch niet tot dit volk neigen (Jer. 15)


Richteren 2; Handelingen 6; Jeremia 15; Markus 1
Jeremia 15 biedt ons enkele van de meest treffende inzichten in het innerlijke leven en de gedachten van de profeet Jeremia:

(1) Jeremia heeft voorspraak gedaan bij God voor het verbondsvolk (Jer. 14). Maar God beveelt Jeremia te stoppen, want Hij zal niet luisteren (14:11-12). Hij zegt nu bovendien dat zelfs als Mozes en Samuel voor Hem stonden en voorbede zouden doen voor het volk, Hij hen niet zou sparen (15:1).

Eeuwen eerder hadden Mozes en Samuel met succes gebeden voor Israël (Ex. 32:11-14; Num. 14:13-24; Deut. 9:18-20, 25-29; 1 Sam. 7:5-9; 12:19-25) – hoewel het belangrijk is te bedenken dat ze er ook – in zekere mate – voor zorgden dat het volk gewillig was om tot God terug te keren met berouw en hernieuwde gehoorzaamheid.

Dit heeft Jeremia niet kunnen bereiken. Nu vertelt God hem dat hij dit ook niet zàl bereiken: het volk zal in gevangenschap gaan. De onrechtvaardigheid en afgoderij onder Manasse maakten de maat vol (15:4; zie 2 Kon. 21:10-15; 23:26; 24:3).

(2) In 15:10 wenst Jeremia ronduit dat hij nooit geboren was. Voor het gehele land is hij een ‘man van twist en gekrakeel’. Iedereen vervloekt hem, niet omdat hij onbetrouwbaar was in zaken, maar omdat hij trouw het woord van de Heer overbrengt.

De Heer stelt hem gerust (15:11-14; het beste ijzer komt ‘uit het noorden’, uit het gebied van de Zwarte Zee, dus is dit een manier om te zeggen dat Israëls wapens niet zouden opgewassen zijn tegen die van de Babyloniërs).

Maar dit is een deel van Jeremia’s strijd. Een deel van hem wil gerechtigheid, wil dat zijn vervolgers bestraft worden (15:15). Datzelfde deel verheugde zich volkomen in Gods woorden (15:16a). Maar aan de andere kant zijn zijn trouw aan God en zijn woorden precies hetgeen hem van het volk isoleerden: ‘door uw hand was ik eenzaam neergezeten, want Gij hadt mij met gramschap vervuld’ (15:17b).

Enkele van zijn meest venijnige tegenstanders waren zijn familieleden (vgl. Mt. 10:36). Jeremia is soms geneigd te denken dat het God is die gefaald heeft, als een uitdrogende bron (een wadi, 15:18) die soms overvloeit van leven en zegen, en andere keren niets biedt.

Gods antwoord (15:19-21) is dat als Jeremia volkomen trouw blijkt in het overbrengen van zijn woorden, hij zal voortgaan als Gods zegsman en gered zal worden van de boosaardige machinaties van zijn opponenten.

Maar over één punt is geen discussie mogelijk: ‘Laten zij zich tot u keren, maar gij zult u tot hen niet keren’ (15:19b).
De intense spanning tussen trouw aan God en vervreemding van iemands eigen volk is een blijvende constante in de dienst van trouwe predikers die aangewezen worden voor een maatschappij in verval.


Eigen vertaling van de overdenking bij 19 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 18 juli 2013

U bent toch in ons midden, HEER (…) Laat ons niet in de steek (Jer. 14)


Richteren 1; Handelingen 5; Jeremia 14; Matteüs 28
Dit hoofdstuk, Jeremia 14, slingert heen en weer tussen poëzie en proza, en tussen Gods boodschap en Jeremia’s antwoord. Aanleiding is de rampzalige droogte die het land verwoest.

Enkele overwegingen:

(1) Een ramp is soms niet meer dan het gevolg van de zondeval, en niet Gods specifieke oordeel over een volk. Maar ook dan herinnert het ons aan onze sterfelijkheid en verlorenheid, en is het een oproep tot bekering (Lk. 13:1-5).

Niettemin kan een bepaalde ramp ook het onmiddellijke en directe oordeel Gods over een volk zijn. Daarom vragen rampen om zelfonderzoek en een nederig hart.

Op precies dezelfde manier kan een verlammende ziekte niet het directe gevolg zijn van een specifieke zonde (Joh. 9). Maar ze kan dit wel zijn (Joh. 5).

(2) Steeds weer in het Oude Testament straft God de verbondsgemeenschap voor haar zonden door terugkerende plagen uit de oude wereld: het zwaard (d.w.z. oorlog, en soms daarmee verbonden ballingschap), honger en de pest (14:11-12). Deze drievoudige combinatie wordt zeven keer samen vermeld in de profetie van Jeremia. Ezechiël 14 voegt er een vierde aan toe: wilde dieren. Dit zijn ofwel ‘natuurlijke’ fenomenen (honger en de pest) of ze worden bewerkt door zondig menselijk gedrag (oorlog, en soms honger en de pest).

(3) Omdat onze eigen cultuur zodanig hard probeert om God los te maken van alles wat gebeurt in de ‘natuurlijke’ wereld, en ze voor Hem alleen private of afstandelijke ‘geestelijke’ dingen reserveert, haasten we ons om naturalistische verklaringen te geven aan onze oorlogen en hongersnoden en plagen in plaats van minstens te proberen de lessen te trekken die de voorzienigheid ons kan leren.

Ik beweer niet dat het gemakkelijk is om de voorzienigheid te lezen. We zagen dat de Schrift zelf ons waarschuwt voor te snelle en te veel gevolgtrekkingen (Lk. 13:1-5). Maar geen morele en geestelijke lessen trekken kan niettemin niets anders zijn dan een indicatie van de mate waarin we onszelf overgeleverd hebben aan de krachten van de secularisatie.

We weigeren resoluut te ‘horen’ wat God zegt wanneer Hij tot ons spreekt in de taal van het oordeel – precies de respons van het oude Israël. Volgens dit hoofdstuk was er zelfs een flink aantal religieuze leiders die elk verband ontkenden tussen ramp en goddelijk oordeel (14:14). Zo gaat het altijd.

Dus niet alleen zullen profeten verantwoordelijk gehouden worden voor wat ze zeggen en leren, maar ook het volk is verantwoordelijk voor zijn keuze van waar het naar luistert. Zouden we in deze bloederige twintigste eeuw niet enige morele en geestelijke lessen trekken uit twee wereldoorlogen, een wapenwedloop, economische crisissen, de nazi’s, Stalin, Mao, Pol Pot, Biafra, de balkan, Rwanda, Vietnam, wrede totalitaire linkse en rechtse regimes, hongersnoden, slavernij, Soedan, racisme, aids en abortus? Kipling had het bij het rechte eind: ‘Lord God of hosts, be with us yet / Lest we forget; lest we forget.’ (Here God der heerscharen, wees met ons / dat we het niet vergeten; dat we het niet vergeten).


Eigen vertaling van de overdenking bij 18 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 17 juli 2013

Het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot beneden in tweeën (Mt. 27)


Jozua 24; Handelingen 4; Jeremia 13; Matteüs 27
Mattëus vertelt ons het volgende over het ogenblik waarop Jezus stierf: ‘het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot beneden in tweeën’ (Mt. 27:51). De onmiddellijke oorzaak was blijkbaar de aardbeving die met Jezus’ dood gepaard ging.

Maar het is onmogelijk voor de bedachtzame christen om deze korte en cryptische waarneming niet te zien in het grotere plaatje – het verslag van wat het voorhangsel ondertussen al betekende in de geschiedenis van Israël en hoe zich dit verder ontwikkelt in de latere boeken van het Nieuwe Testament, zoals Hebreeën en Openbaring, waar de eerste generatie christelijke schrijvers aan hun lezers uitleggen wat het kruis precies bewerkt had.

Volgen we deze lijnen, dan is het scheuren van de voorhang een handeling vol symboliek en van groot belang.

Vier opmerkingen:

(1) Zowel het voorhangsel, als het scheuren van het voorhangsel zijn zinloos tenzij we zien dat, aan deze kant van de zondeval, we geen recht hebben om in de tegenwoordigheid te komen van een heilige God.

Na hun rampzalige rebellie, worden Adam en Eva uit de hof verdreven (Gen. 3). Wanneer de bevrijde Israëlieten hun gouden kalf vervaardigen in de woestijn, stuurt God niet alleen oordeel, maar dreigt Hij ook zichzelf niet te manifesteren onder hen, opdat ze niet vernietigd worden (Ex. 32-33).

Zowel in het verhaal als in de openbaring hameren de bijbelse schrijvers op deze waarheid: zonde brengt scheiding tussen ons en onze transcendente heilige Schepper. We hebben geen toegangsrecht tot het allerheiligste.

(2) Deze realiteit werd gesymboliseerd in de bouw van de tabernakel en later de tempel. Een derde van de structuur, het heilige der heiligen, had de afmetingen van een kubus. Het was van de rest van het gebouw afgescheiden door een zwaar gordijn. Hier verscheen God zelf in heerlijkheid. Alleen de hogepriester kon binnenkomen – en slechts één keer per jaar, met het bloed van de voorgeschreven offers, gebracht voor zijn eigen zonden en voor de zonden van het volk. Alle anderen waren uitgesloten op straffe des doods.

(3) Het scheuren van het gordijn op het moment dat Jezus stierf symboliseert daarom dat Jezus’ dood toegang verkregen heeft voor zondaars tot de tegenwoordigheid van God zelf. Hij is onze grote hogepriester; Hij is ons zoenoffer. Ook moet Hij niet elk jaar een keer het heilige der heiligen binnensluipen. Hij stierf eenmaal voor allen en voldoet aan de heilige eisen van God, zodat het gordijn in principe kan naar beneden komen.

(4) Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat het ‘nieuwe Jeruzalem’, een van de beelden voor de uiteindelijke woonplaats voor Gods volk (Opb. 21-22), ook de vorm kreeg van een perfecte kubus. Nu al hebben christenen toegang tot de troon van God dankzij Jezus Christus; in de eindvervulling zullen we echter zonder angst en overweldigd door vreugde en aanbidding in de weergaloze schittering van zijn heiligheid staan.


Eigen vertaling van de overdenking bij 17 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 16 juli 2013

Waarom is de weg der goddelozen voorspoedig? (Jer. 12)


Jozua 23; Handelingen 3; Jeremia 12; Matteüs 26
In de achtste eeuw voor Christus kreeg Hosea te maken met het vreselijke verraad van een vrouw met wie hij in het huwelijksverbond stond, maar die tragisch verkleefd was aan prostitutie. Hij leerde daardoor iets van hoe God staat tegenover de geestelijke hoererij van het volk met wie Hij zich door een verbond gelieerd heeft.

Op een enigszins vergelijkbare manier leed Jeremia onder de verwerping door zijn vrienden en verwanten (11:18-23 – zie de overdenking van gisteren). Zijn angst en boosheid over de situatie vormen voor God de achtergrond om zijn reactie te verklaren op de verwerping door het volk (Jer. 12).

De vraag die Jeremia stelt wordt opgeroepen door zijn ervaring in de onmiddellijk voorafgaande verzen. Hij heeft zijn bijdrage geleverd om hervorming te stimuleren, maar zijn leven wordt bedreigd door de verwanten en mensen uit zijn eigen stad. Hoewel hij nog steeds de gerechtigheid van God erkent, protesteert Jeremia ,‘toch wil ik over rechtszaken met U spreken: Waarom is de weg der goddelozen voorspoedig, en zijn zonder zorg allen die zich trouweloos gedragen?’ (12:1).

Ondergedompeld in wanhoop en overspoeld door een gevoel van de zuivere ongerechtigheid van alles, vraagt Jeremia God in de openingsverzen van dit hoofdstuk waarom Hij niet gewoon de zondaars wegneemt en hen doodt.

God beantwoordt Jeremia’s vraag niet meteen (12:5-6).In plaats daarvan zegt Hij eigenlijk aan de profeet dat dit alles nog maar klein bier was. Wanneer Jeremia al zo pijnlijk struikelt in zijn eigen stad, hoe zal het dan met hem gaan in de veel gecompliceerder en verdorven sfeer van Jeruzalem?

‘Als gij met voetgangers loopt, maken zij u moede; hoe zult gij dan een wedloop beginnen met paarden?’ (12:5). Als je al struikelt in het relatief veilige gebied van Anatot, ‘wat kun je dan beginnen in het struikgewas bij de Jordaan?’ (in de periode voor de ballingschap was de Jordaanvlakte bedekt met weelderige begroeiing die veel wilde dieren bescherming bood, zoals de Aziatische leeuw). Veel christenleiders hebben moeten leren dat het aanvankelijke lijden nog maar een voorbereiding was voor veel meer van hetzelfde.

Jeremia is minstens al iets beter in staat om te verstaan wat God bedoelt wanneer Hij zegt ‘Ik heb mijn huis verlaten, mijn erfdeel verworpen; Ik heb mijn zielsgeliefde gegeven in de greep van haar vijanden. Mijn erfdeel was Mij geworden als een leeuw in het woud, het had tegen Mij gebruld; daarom ben Ik het gaan haten’ (12:7-8).

Zo schilderen de volgende verzen het oordeel dat onvermijdelijk moet volgen. Zelfs hier zie je echter hoe Gods genade er doorheen schijnt. Nadat God hen heeft ‘weggerukt’, zal Hij hen terugbrengen naar hun erfdeel (12:14-15).

Indien ballingschap onvermijdelijk is door hun zonde, zal herstel volgen dankzij Gods erbarmen. Zelfs heidense volkeren zullen delen in de zegen van de Heer, waar ze ook maar de Baäls afzweren en zweren bij de levende God (12:16).


Eigen vertaling van de overdenking bij 16 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 15 juli 2013

Ontbreekt de passie voor Gods woord, dan nemen andere passies over (Jer. 11)


Jozua 22; Handelingen 2; Jeremia 11; Matteüs 25
De openingszin van Jeremia 11 toont dat er een nieuwe profetie volgt, een nieuwe Godsspraak, de vierde waarvan dit boek verslag uitbrengt.

Het tijdstip van de prediking valt moeilijk met zekerheid te bepalen. Velen hebben aannemelijk gesuggereerd dat de boodschap werd gebracht niet lang nadat Chilkia de boekrol van de Wet had herontdekt, rond 621 v.C. Dit was de aanzet voor een bepaalde religieuze reformatie onder koning Josia (2 Kon. 22-23).

Volgens 2 Kron. 34 werd de ontdekking van de boekrol voorafgegaan door een centralisatie van de eredienst in Jeruzalem. Dit betekende onvermijdelijk een vermindering van de diensten die beïnvloed werden door de Kanaänietische godsdienst in de lokale heiligdommen – en, wellicht, een toename van wrevel bij de plaatselijke religieuze leiders.

Jeremia ondersteunde Josia zeker in deze reformatie. Indien dit de setting is – en je kunt het niet met zekerheid zeggen, want er zijn ook andere mogelijkheden – dan krijgen twee elementen uit het hoofdstuk voor ons een nieuwe betekenis.

Ten eerste draagt de Heer Jeremia op het volk te bedreigen met oordeel dat specifiek gegrond is in de zegen en vloek van het Mozaïsche verbond (11:6-8). Waarmee gedreigd wordt is specifieker dan de oordelen die andere volkeren te wachten staan, oordelen met als basis Gods respons op ongerechtigheid en afgoderij.

Waar eerder mee gedreigd wordt is niets meer en niets minder dan wat het verbond gezegd had dat Gods volk zou gebeuren bij ongehoorzaamheid (Deut. 28). De godsdienst van het volk van God was blijkbaar zodanig verwaterd, bestond zo puur uit tradities en was zo ver weg van enige studie van de Schrift op dat moment, dat dergelijke elementen bijna verdwenen waren uit het collectieve geheugen, tot de rol van de Wet teruggevonden werd.

Die specifieke oordeelsdreigingen uit het verbond waren de aanzet voor Josia om zijn kleren te scheuren en te zeggen ‘groot is de gramschap des HEREN, die over ons ontbrand is, omdat onze vaderen naar de woorden van dit boek niet hebben geluisterd en niet hebben gedaan overeenkomstig al wat ons voorgeschreven is’ (2 Kon. 22:13). Gaan we uit van deze setting voor Jeremia 11, dan haalt de profeet zorgvuldig de verbondsimplicaties aan van het falen in gehoorzaamheid.

Ten tweede verklaart dit ook waarom de mannen van Anatot, Jeremia’s eigen stad, hem naar het leven staan (Jer. 11:18-23). Al sinds de tijd dat ze er zich vestigden onder Jozua (Joz. 21:18), hadden er priesters geleefd. Omdat deze lijn had deelgenomen aan de opstand tegen David, had Salomo hen echter uitgesloten van deelname aan de tempeldienst (1 Kon. 2:26-27).

Ongetwijfeld waren ze sterk betrokken in plaatselijke heiligdommen en gekant tegen de gecentraliseerde eredienst in de tempel van Jeruzalem, waar het hen niet was toegestaan te dienen.

Dus bovenop de vijandigheid tegen iemand van ter plaatse (een profeet wordt niet geëerd in zijn vaderstad, Lk. 4:24), kunnen deze mannen vooral Jeremia’s steun aan Josia’s hervorming gehaat hebben. Waar passie ontbreekt voor het woord van God, nemen andere passies het over.


Eigen vertaling van de overdenking bij 15 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 14 juli 2013

Tuchtig mij, HERE, doch naar recht; niet in uw toorn, opdat Gij mij niet te gering maakt (Jer. 10)


Jozua 20-21; Handelingen 1; Jeremia 10; Matteüs 24
Twee gedachten over Jeremia 10:

Ten eerste ligt de oorzaak voor de catastrofale straf die Juda binnenkort wacht bij haar onbekwame leiders: ‘Want verdwaasd zijn de herders, de HERE zoeken zij niet; daarom hebben zij geen verstand en is heel hun kudde verstrooid’ (10:21). ‘Herders’ duidt hier in de context op meer dan ‘voorgangers’: het omvat iedereen die de zaken van het land bestuurt – koningen, priesters, profeten en andere leiders.

Het terrein waarop deze leiders onbekwaam zijn is niet algemeen bestuur, charismatische uitstraling, financiële schranderheid of managementpotentieel. Ze zijn ‘verdwaasd’, en hun dwaasheid wordt manifest in het feit dat ze ‘de Here niet zoeken’. Dit kan niet betekenen dat ze zich niet houden aan louter de vormen om de Here te zoeken, waarbij ze dan de profeten raadplegen en de voorgeschreven rituelen beschouwen als een talisman die geluk brengt.

Veeleer betekent het dat ze niet echt willen doen wat God wil. Ze benaderen Hem niet met het berouw en het diepgaand ontzag voor zijn woord waarover Jesaja spreekt (Jes. 66). Ze behandelen Hem niet alsof Hij radicaal ‘anders’ is en fundamenteel verschilt van de myriade aan afgoden die hen omringt.

Landen en kerken overstijgen hun leiders niet. Als onze leiders gepassioneerd zijn om God te leren kennen en de wil van de Heer te gehoorzamen, dan hebben we schitterende vooruitzichten; zijn ze echter losbandig en besmet door zelfzucht, dan zijn onze vooruitzichten somber of zelfs hopeloos.

Ten tweede identificeert Jeremia zich in de slotverzen (10:23-25) op een verrassende manier met zijn volk: ‘Ik weet het, HEER, geen sterveling bepaalt zijn eigen weg, geen mens gaat waar hij wil. Straf ons, HEER, maar met mate, niet in woede, anders zijn we verloren’ (10:23-24).

Je kan deze zinnen initieel lezen als verwijzingen naar niets meer dan Jeremia de profeet, Jeremia de persoon. Individuele gelovigen moeten zich zodanig van hun eigen zonden bewust zijn dat ze God smeken hen te bewaren voor het verderf dat ze verdienen.

Maar kijken we nog wat beter, dan zien we dat de zonden die Jeremia belijdt, de zonden zijn van het volk, in het bijzonder de trotse zelfgenoegzaamheid die zelfs weigert de zuivere Godheid van God te erkennen, de heerlijke waarheid dat alleen God God is en alles bestuurt.

Het volgende vers (10:25) toont dat hetgeen Jeremia vraagt dat God zou sparen ‘Jakob’ is, het verbondsvolk van God. Ongetwijfeld is de straf over hen uitgesproken, maar Jeremia smeekt God dat Hij hen in zijn toorn niet zal uitroeien, maar de ergste maatregelen zal voorbehouden voor ‘de geslachten die uw naam niet aanroepen’. Zo aanroept Jeremia God voor zichzelf, maar ook voor zijn volk, waarmee hij zich identificeert – zoals ook Paulus doet in Galaten 2:17-21 en mogelijk in Romeinen 7:7 e.v.


Eigen vertaling van de overdenking bij 14 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 13 juli 2013

Wie roemen wil, roeme hierin, dat hij verstand heeft en Mij kent (Jer. 9)

Jozua 18-19; Psalmen 149-150; Jeremia 9; Matteüs 23
Nog maar eens heeft Jeremia het over bepaalde thema’s die hij al eerder heeft aangesneden (Jer. 9). De twee slotverzen nemen bijvoorbeeld het thema weer op van ware en valse besnijdenis (vgl. 4:4). Maar ook hier wordt een nieuw facet van de zonde van het volk verkend (9:23-24).

Over deze verzen moet ik vier dingen zeggen:

Ten eerste is de kern van de zonde de trotse zelfvoldaanheid die roemt in zijn eigen wijsheid of kracht of rijkdom (9:23). Dit is altijd een teken van verlorenheid. Ze focust op zichzelf. Erger nog, ze erkent niet dat al wat we hebben (en over roemen) gekregen is: we kiezen niet onze eigen genen, onze ouders, onze erfenis; al wat we bereikten was een gevolg van anderen, van rijkdom, van geschenken, van steun, van omstandigheden – duizend elementen waarover we weinig controle hebben en waarvan we, aan deze zijde van de zondeval, op geen enkele manier het recht hebben ze op te eisen.

Wat nog het ergste is: trotse en zelfvoldane mensen laten geen plaats voor prioriteiten buiten zichzelf; ze laten geen plaats voor God, want ze zijn hun eigen goden.

Ten tweede is er niets in het universum belangrijker voor mensen dan de Heer te kennen (9:24a). Hij is God, niet wij; Hij is de Schepper, niet wij; Hij regeert op voorzienige wijze, niet wij. Hij is algenoegzaam, wij zijn slechts afgeleid en afhankelijk. Hij bewoont de eeuwigheid; wij zijn ontzettend besmet door zonde, en staan onder zijn oordeel. Maar we kunnen Hem kennen! Dit is het enige dat waarlijk waard is over te ‘roemen’. Zul je dit punt nog in twijfel trekken binnen hier en tweehonderd of twee miljard jaren?

Ten derde is Degene die we kennen ‘Jahweh’, ‘die goedertierenheid, recht en gerechtigheid op aarde’ doet (9:24b). Gods verbondsliefde is ‘goedertierenheid’, net als zijn verbondserbarmen, verbonden met zijn volkomen betrouwbaarheid – een deugd die schril contrasteert met de wispelturigheid van mensen die tegen Hem rebelleren.

Ten vierde ziet Paulus de universele toepasbaarheid van deze verzen wanneer hij ernaar alludeert en er dan een gedeelte van citeert in 1 Korinthiërs 1:26-31. Hij schrijft, ‘gij waart (…) niet vele wijzen naar het vlees, niet vele invloedrijken, niet vele aanzienlijken’ – het soort dingen waarin deze Korinthiërs roemden. ‘Wijs/wijsheid’ wordt in beide contexten gevonden; Paulus verstaat ‘sterk’ niet in termen van fysieke kracht, maar in termen van politieke en sociale invloed; hij verstaat ‘rijk’ in termen van ‘aanzien’, want in de pre-industriële wereld gingen de twee meestal hand in hand. Maar wanneer Christus onze ware wijsheid is – d.w.z. onze ‘rechtvaardigheid, heiliging en verlossing’ (1 Cor. 1:30), laat het dan zo zijn dat ‘Wie roemt, roeme in de Here’ (1:31).


Eigen vertaling van de overdenking bij 13 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 12 juli 2013

Hoe durft gij zeggen: Wij zijn wijs en de wet des HEREN is bij ons? (Jer. 8)


Jozua 16-17; Psalm 148; Jeremia 8; Matteüs 22

In elke stap van Jeremia’s beschrijving van de rebellie van Gods volk, worden bepaalde facetten van hun zonde herhaald, terwijl andere worden verfijnd en bepaalde nieuwe worden geïntroduceerd. Hier focus ik op twee van die laatste (Jer. 8).

Ten eerste focust Jeremia op de volkomen onnatuurlijkheid van de onwil van het volk om te leren uit zijn fouten en berouw te tonen. De presentatie van de toespraak draait deels rond een woordspeling: het Hebreeuwse woord voor ‘keren’ of ‘bekeren’ is hetzelfde dat wordt weergegeven als ‘terugkeren’. Het punt is dat in de gewone ervaring iemand die ‘zich afkeert’, d.w.z. die een fout maakt, uiteindelijk terugkeert, terwijl hij leert uit de ervaring. Maar Israël ‘keert zich telkens weer af’ (8:4) – ze leren nooit uit het bittere ervaringen. Dit is omdat ze hun zonde koesteren, vasthouden ‘aan bedriegerij en weigeren zich te bekeren’ (8:5). ‘Niemand heeft berouw over zijn boosheid, dat hij zou zeggen: Wat heb ik gedaan?’ (8:6).

Wie voor het eerst het Oude Testament leest verbaast zich er soms over dat mensen zo dom kunnen zijn dat ze maar niet leren uit de terugkerende cycli van rebellie en straf. Ratten in een doolhof leren zich aanpassen aan externe stimuli; in een bepaalde mate leren welopgevoede kinderen zich te conformeren aan culturele verwachtingen en hun ergste instincten te verbergen. Waarom leert Juda niet uit de geschiedenis van het noordelijke koninkrijk? Of zelfs uit zijn eigen bewogen geschiedenis?

Hoewel een bepaalde gedragsverandering kan bereikt worden via training, toont de bijbelse geschiedenis dat het probleem verbonden is met de menselijke natuur. We zijn een gevallen geslacht. Zondaars zullen zondigen. Belijdenissen en verbonden en eden en beloftes en liturgie kunnen het beest voor een tijd temmen, maar wat we zijn zal niet voor altijd onderdrukt blijven.

De geschiedenis van Israël toont het punt aan, niet omdat Israël het ergste is van alle rassen, maar omdat Israël typisch menselijk is – en gevallen. Zelfs mensen die zo bevoorrecht, uitverkoren en begenadigd zijn als zij, kunnen niet ontsnappen uit de neerwaartse spiralen. Hoe naïef van ons te denken dat we dit wel kunnen!

Ten tweede denken veel van deze mensen gek genoeg dat ze ‘veilig’ zijn omdat ‘de wet des Heren bij hen is’ zelfs als ze die niet gehoorzamen (8:8 – een terugkerend thema in de profeten), maar in dit geval wordt het probleem nog ontzettend vergroot door ‘de leugenpen der schrijvers’ die deze wet ‘bedrieglijk heeft vervaardigd’ (8:8).

Dit is de eerste verwijzing in het Oude Testament naar de ‘schrijvers’, de schriftgeleerden, als een groep – en de mensen die de taak hebben de schriften te bestuderen, te bewaren en uit te leggen, mishandelen haar. Misschien halen ze er elementen uit waar ze van houden en maken ze een synthese die hen bevalt, terwijl ze het geheel naast zich neerleggen; misschien ontplooien ze slimme technieken om de wet te doen zeggen wat hun standpunten en theologie vereist. Klinkt het bekend? Herbekijk de overdenking van 4 juli eens.


Eigen vertaling van de overdenking bij 12 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 11 juli 2013

Zend voor hen geen smeking op en geen gebed (Jer. 7)


Jozua 14-15; Psalmen 146-147; Jeremia 7; Matteüs 21

Deze tempelprediking (Jer. 7) in proza tot het volk dat door de poorten binnenkwam om zich ‘neder te buigen voor de HERE’ (7:2), is bekend omwille van zijn sterke nadruk op het feit dat geen ritueel of instelling of gebouw een schuldig volk kan beschermen tegen de toorn van God. Daar anders over denken staat gelijk met afglijden tot dwaas bijgeloof.

Enkele opmerkingen:

(1) Het slechts herhaaldelijk opdreunen van godsdienstige kreten als ‘des HEREN tempel’ (7:4) – of, net zo goed, ‘Jezus is Heer’ – haalt niets uit. Wat God vraagt is morele hernieuwing, verwerpen van valse goden, gerechtigheid, en vrijgevigheid (7:6-8).

Het vergieten van onschuldig bloed (7:6) kan verwijzen naar justitiële moorden, want we weten dat die voorkwamen (26:23, onder Jojakim).

(2) Maar vooral weerzinwekkend is de pure hypocrisie. Mensen konden zomaar stelen en moorden en overspel en meineed plegen, en offeren aan afgoden – en daarna deelnemen aan de tempeldienst, terwijl ze bescherming vroegen alsof de tempelmuren hen konden bewaren voor het oordeel van God (7:9-11).

Wanneer je de huidige statistieken ziet over stelen (bijv. sjoemelen met de belastingaangifte) en overspel, zowel buiten als binnen de kerk, kun je moeilijk geloven dat onze situatie heel erg verschilt. Wij zoeken dan misschien geen toevlucht in de tempelomgeving, maar op een of andere manier denken we dat de mate waarin we de christelijke regels volgen ons nog altijd ‘goede mensen’ maakt en daarom bewaart voor het oordeel dat andere volkeren treft.

(3) Mogelijk komt de tijd, zoals die ook kwam in de dagen van Jeremia, dat voorbede voor dergelijke mensen door God zelf verboden wordt (7:16). Dit staat gelijk met zeggen dat het te laat is.

(4) Desondanks wil God dat Jeremia al deze dingen doorgeeft aan het volk. Misschien dat de zwaarte van het dreigement tot nadenken stemt en aanzet tot bekering.

Maar neen: ‘Ook nu gij tot hen al deze woorden spreekt, horen zij niet naar u, en nu gij tot hen roept, antwoorden zij u niet; zeg dus van hen: Dit is het volk dat niet hoort naar de stem van de HERE, zijn God, en dat geen tuchtiging aanneemt; de oprechtheid is verdwenen en teloorgegaan uit hun mond’ (7:27-28).

Hoewel geschreven om Judeeërs in de zesde eeuw voor Christus te beschrijven, kun je je moeilijk een passage voorstellen die nog scherper de westerse cultuur beschrijft, inclusief veel van de westerse kerk.

Ook in onze dagen is ‘de oprechtheid verdwenen’, niet alleen in de zin dat eerlijkheid ver te zoeken is, maar ook ten gevolge van postmoderne gevoeligheden die het moeilijk vinden te zien waar we ons druk over maken: al deze religieuze claims worden gedreven door sociologische druk, is het niet, en niet door een Goddelijke persoon die eigenlijk objectieve waarheid spreekt? En zo snellen we in de richting van de hel.


Eigen vertaling van de overdenking bij 11 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 10 juli 2013

Vrede, vrede, terwijl er geen vrede is (Jer. 6)


Jozua 12-13; Psalm 145; Jeremia 6; Matteüs 20
Een paar gedachten over de waarschuwingen uit Jeremia 6:

(1) Benjamin (6:1), dat met Juda trouw was gebleven aan het koningshuis van David en daarom niet samen met de tien andere stammen weggevoerd was door Assyrië, lag ten noorden van Jeruzalem. Dus toen plunderende bendes ‘uit het noorden’ kwamen aanzetten, zou je verwachten dat Jeremia hen de raad zal geven zuidwaarts naar Jeruzalem te vluchten, de best verdedigde stad in de hele streek. Maar Jeremia zegt aan Benjamin dat het moet wegvluchten van Jeruzalem – in wezen een voorzegging dat Jeruzalem zelf volledig verwoest zal worden en dat niemand moet verwachten daar een toevlucht te vinden.

(2) Het Hebreeuws van vers 4 lees je letterlijk als ‘Heiligt de oorlog tegen haar’. Elke oorlog was ‘heilig’ in het oude Midden Oosten. De machtige heidense legers werden vergezeld door een staf astrologen en ze vochten onder de bescherming van verschillende godheden. De volgende zinnen weerspiegelen een typisch gevecht. De strijd begon ’s morgens nadat beide zijden voorbereidingen hadden getroffen, en gingen dan de hele dag door, met beide zijden die normaal gezien bij valavond van het slagveld terugkeerden. Maar hier zet de vijand de aanval ’s nachts verder (6:5) – wat een ongewoon meedogenloze en wrede strijd suggereert.

(3) De kern van de aanklacht tegen de burgers van Jeruzalem en Juda is dat ze niets geven om het woord van de Heer. Wanneer de profeet komt met waarschuwingen, zijn hun oren ‘dicht’ (NBV) – letterlijk ‘onbesneden’ (6:10, NBG en HSV) ‘zodat zij niet kunnen luisteren’ (zie de overdenking van gisteren). Waarom? Wat is het probleem? Ze zijn niet letterlijk doof, maar ‘het woord des HEREN is hun tot een smaad, zij hebben daarin geen behagen’ (6:10).

Ondertussen zegt de Heer dat de profeten en priesters ‘trachten de breuk van mijn volk op het lichtst te genezen door te zeggen: Vrede, vrede, terwijl er geen vrede is’ (6:14). Met andere woorden: de meeste religieuze leiders pakken de zonden van de tijd niet aan en proberen niet om het volk van God te hervormen.

Eerder geven ze geruststellende toespraken voor drukke mensen, terwijl ze bovenal thema’s als oordeel en straf vermijden. Hun wandel is een ‘gruwel’ (6:15) omdat het volk niet gewaarschuwd of hervormd wordt. De predikers schamen zich niet het minst, zij ‘weten niet van blozen’ (6:15).

Natuurlijk niet: ze leven met de illusie dat ze het goede doen. Maar de profeet van God moet vragen ‘naar de oude paden, waar toch de goede weg is, opdat gij die gaat en rust vindt voor uw ziel’ (6:16).

Dit is geen oproep tot ongebreideld traditionalisme, maar tot de overgeleverde openbaring van het verbond, van het woord van God, dat verworpen wordt voor een geruststellende illusie: het volk zei ‘Wij willen niet luisteren’ en God zegt ‘mijn wet verwerpen zij’ (6:19).


Eigen vertaling van de overdenking bij 10 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 9 juli 2013

De toplaag van de zondaars wentelt zich in de toplaag van de zonde (Jer. 5)


Jozua 11; Psalm 144; Jeremia 5; Matteüs 19
Hier zal ik kort stilstaan bij een aantal elementen van de verdorvenheid waaraan de bevolking van Juda zich had overgegeven (Jer. 5):

(1) God daagt Jeremia uit één enkele eerlijke man te vinden in de straten van Jeruzalem (5:1), daarmee anticiperend op de zoektocht van Diogenes in de Griekse wereld. Zelfs één dergelijke persoon was volgens God genoeg geweest om het oordeel over de stad te voorkomen. Maar dit is natuurlijk een andere manier om te zeggen hoe gevaarlijk het morele leven van de stad geworden was, hoe verbreid de zonde was, hoezeer oneerlijkheid en morele corrosie de kinderen van de stad hadden aangetast.

(2) Initieel denkt Jeremia dat de negatieve resultaten van zijn zoektocht misschien te wijten zijn aan de nadelen van de lagere klassen. Natuurlijk werd ook van de zwakken verwacht dat ze de Wet van God kennen en houden, maar het is mild om toegeeflijk te zijn.

Dus vertrekt Jeremia voor een onderzoek van de beter ontwikkelden, de geprivilegieerden, de welbespraakten – en vindt er niet minder moreel verderf dan bij de anderen (5:4-5). Intelligente zondaars gebruiken hun intelligentie om te zondigen; gesofistikeerde zondaars bedenken gesofistikeerde redenen om te denken dat zonde geen zonde is; de toplaag van de zondaars wentelt zich in de toplaag van de zonde. ‘Die echter hadden altezamen het juk verbroken, de banden verscheurd’ (5:5).

(3) Het gemeenschappelijke standpunt tegenover God is dat Hij afwezig is of niet helpt (5:12); het gemeenschappelijke standpunt tegenover oprechte profeten is dat ze windbuilen zijn (5:13). Dus zal God catastrofaal oordeel brengen om zijn kracht te betonen, en Hij zal tot zijn volk spreken in de woorden van een vreemde taal (5:14-17). Ze dienen zo graag hun vreemde goden in hun eigen land; daarom zullen ze vreemden dienen in een land dat niet het hunne is (5:19).

(4) Globaal genomen heeft het volk niets geleerd van Gods wijze en genereuze voorzienige zorg (5:24). Ze hebben evenmin iets geleerd van de tijden waarin God hen getuchtigd heeft door hen oogsten te onthouden (5:25). Of Hij nu vriendelijk of hard is, of Hij vrijgevig voorziet of snel recht brengt, ze negeren Hem of zijn opstandig. Wat moet Hij doen? Vroeg of laat moet Hij het geweld, het bedrog en de corruptie betaald zetten met de munt van straf (5:26-29).

(5) Er kan hoop zijn voor het volk van God wanneer hun leiders hen terugroepen tot trouw en integriteit, of wanneer het volk probeert afgeweken leiders te stoppen en af te zetten. Maar wat vinden we hier? ‘De profeten profeteren vals en de priesters verschaffen zich gewin nevens hen, en mijn volk heeft het gaarne zo [vgl. 2 Tim. 3:1-7]. Maar wat zult gij doen, als het op een einde loopt? (5:31).
Hoeveel van deze elementen vinden we vandaag terug?


Eigen vertaling van de overdenking bij 9 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 8 juli 2013

Indien gij u bekeert, Israël, luidt het woord des HEREN, dan moogt gij tot Mij wederkeren (Jer. 4)


Jozua 10; Psalmen 142-143; Jeremia 4; Matteüs 18
Het grootste deel van Jeremia 4 is gewijd aan het beschrijven van de verwoesting die de Babylonische troepen uit het noorden zullen aanrichten (4:5-31). Veel van deze voorzegging komt van de lippen van Jahweh zelf.

Op een bepaald ogenblik is er een pauze waarin Jeremia beschrijft hoe kapot hij zelf is bij het vooruitzicht: ‘O mijn binnenste, mijn binnenste! Ik moet ineenkrimpen. O wanden mijns harten! Mijn hart jaagt in mij, ik kan niet zwijgen; want bazuingeschal hoor ik, strijdrumoer!’

Hoe getrouw hij Gods woorden ook doorgeeft, hoezeer hij erkent dat Gods oordelen rechtvaardig zijn, toch identificeert Jeremia zich met de benauwdheid die zijn volk zal ondergaan. Daarin anticipeert hij op de Heer Jezus, die de zonden van zijn tijd veroordeelt, maar weent over de stad als Hij stilstaat bij het oordeel dat onvermijdelijk moet volgen.

In de vier openingsverzen van het hoofdstuk toont de Heer echter dat het nog altijd niet te laat is. In feite zal de natie, indien Israël tot Hem terugkeert, niet slechts gespaard worden, maar zal ze haar rol van kanaal van zegen voor de volken terug opnemen (vgl. Gen. 12:3; Ps. 72:17).
Maar een dergelijke terugkeer mag geen schijnvertoning zijn, louter een schijnvertoning van inkeer. Israël moet werkelijk zijn afgoden verlaten. Het moet zweren ‘„zo waar de HERE leeft”, in waarheid, recht en gerechtigheid’ (4:2).

Er zijn minstens twee aspecten aan deze eedzwering.

Het eerste is dat ze eigenlijk bestaat uit een hernieuwing van het Sinaïverbond. Indien de eed niet gemeend is – d.w.z. niet in waarheid, recht en gerechtigheid – dan zou ze niet alleen vals zijn, maar ook godslasterlijk.

Het tweede facet is dat ze de Mozaïsche voorschriften weerspiegelt die zeggen dat de geloften van het volk in de naam van de Heer moeten zijn (Deut. 10:20). Een volk dat gezonken is in afgoderij zou zweren in de naam van vele valse goden. Wanneer iedereen in het land zweert in de naam van de Heer, dan zou dit enkel kunnen omdat de Heer alleen de allerhoogste is, de enige God, het hoogste Wezen bij wie ze kunnen zweren.

Twee uitdrukkingen geven een verdere beschrijving van de zuiverheid van bekering en de oprechtheid van hart die God vereist.

(a) ‘Ontgint u nieuw land en zaait niet tussen de doornen’ (4:3). Het volk toont geen echte ontvankelijkheid voor de Heer en zijn woorden. De hardheid moet opengebroken worden. Er is geen vruchtbaarheid wanneer je zaait tussen dorens die alle leven zuigen uit wat waardevol is (vgl. Mk. 4:1-20).

(b) Wat God wil is meer dan besnijdenis van de voorhuid, hoe diep symbolisch deze daad ook is. Hij wil besnijdenis van het hart (4:4) – een wegsnijden van al wat zondig is. Dit was zelfs al zo in Mozaïsche tijden (Deut. 10:16).

Denk verder na over de conclusies van Paulus (Rom. 2:28-29).


Eigen vertaling van de overdenking bij 8 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.