donderdag 20 december 2012

'Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalfde' (Opb. 11)


2 Kronieken 24, Openbaring 11, Zacharia 7, Johannes 10
Doorheen het boek Openbaring vind je regelmatig gezichten van het einde of van de troonzaal van God die vooruitgrijpen op de laatste twee hoofdstukken. De manier waarop de verhaallijn zich ontwikkelt is met andere woorden niet altijd lineair. De verwachting van overwinning, heerlijkheid en het perspectief van de Almachtige worden soms in de context geplaatst van de meest donkere scènes van oordeel: zo bijvoorbeeld Openbaring 14:1-5, in de context van de hoofdstukken 12-14.

Wanneer de zevende bazuin klinkt (Opb. 11:15-19) wordt de sluier een beetje weggeschoven om ons een glimp te schenken van precies een dergelijke scène – in dit geval niet van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, maar van de regering van God over deze taferelen van verschrikkelijk oordeel.

Ik wil de aandacht vestigen op twee elementen.

Ten eerste is het begrip ‘koningschap van God’ een dynamisch begrip dat van precieze betekenis verandert naargelang de context. Hier verkondigen luide stemmen in de hemel: ‘Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalfde, en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden’ (11:15). Dit suggereert dat er daarvoor een tijd was waarin dit goddelijke ‘koningschap’ over deze gevallen wereld nog niet begonnen was.

Waar het hier dus om gaat is zeker niet het universele koningschap van Gods voorzienige regering. Ook is het niet het begin van Jezus’ regering, zoals ingeluid door zijn opstanding en verheerlijking. Het is waar, op dat moment kreeg hij alle gezag in hemel en aarde (Matt. 28:18). Niettemin wordt die regering zo uitgeoefend dat ze nog steeds gecontesteerd is.

Het volgende vers suggereert dat God nu zijn grote kracht opneemt met de bedoeling hen te verderven die voorheen zijn volk hebben verdorven. De tijd is gekomen ‘voor de doden om geoordeeld te worden en om het loon te geven aan uw knechten, profeten, en aan de heiligen en aan hen, die uw naam vrezen, aan de kleinen en de groten en om te verderven wie de aarde verderven’ (11:18).

Dit kondigt aan dat de uiteindelijke uitoefening van het gezag nabij is, dat alle resterende oppositie zal wegvegen en allen met een volmaakt oordeel zal oordelen.
Ten tweede hebben we al gezien dat gemengde metaforen kenmerkend zijn voor apocalyptische literatuur. Hier in 11:19 is Gods tempel in de hemel geopend - binnen in de tempel zien we de ark van het verbond – en dit gaat gepaard met een ontzagwekkende storm.

Vreselijke stormen die Gods grote daden van zelfopenbaring vergezellen stammen uit hetgeen plaatsvond bij Sinaï; iets vergelijkbaars vinden we in het gezicht van 4:5. De les van de tempel, ark en storm in dit vers is, dat God zelf aanwezig is en regeert.
In het gezicht van de hoofdstukken 21-22 is er daarentegen geen tempel in de hemel nodig, want de Heer God Almachtig en het Lam zijn de tempel (21:22). Alleen een kniesoor zal dit beschouwen als met elkaar in tegenspraak.


Eigen vertaling van de overdenking bij 20 december uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten