zaterdag 30 november 2013

Uit u zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds (Micha 5)


1 Kronieken 28; 2 Petrus 2; Micha 5; Lukas 14
Bevat het vooruitkijkende visioen van Micha 4 geen beschrijvingen van een komende Messias, dan zetten de openingsverzen van Micha 5 dit terug recht.

Het vorige hoofdstuk eindigt met een droevige beschrijving van Jeruzalem en haar koning (4:14). Waarschijnlijk wordt historisch gealludeerd op de invasie van de Assyriërs onder Sanherib in 701 v.C. Alhoewel Jeruzalem in Gods voorzienigheid standhield, werden de andere ommuurde steden van Juda veroverd, en koning Hizkia werd vernederd en bijna overwonnen.

Idealiter moest de koning uit Davids geslachtslijn rebellie en anarchie neerslaan ‘met een ijzeren knots’ (Ps. 2); Hij moest gerechtigheid brengen door te slaan met de roede zijns monds (Jes. 11:4). Hier echter wordt de ‘richter Israëls’ met de roede op ‘op het kinnebakken’ geslagen (4:14).

Maar het koningshuis overleeft. Zonder de tussenliggende stappen in te vullen ziet de profeet Micha vooruit naar een andere koning uit de lijn van David (5:1-3). Hij komt voort uit Betlehem Efrata, ouderlijke thuis van David, de geboorteplaats van zijn koningshuis.

Vanuit dit plaatsje, zo zegt God, ‘zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid’ (5:1). Deze verwoording bevestigt niet het van eeuwigheid bestaan van deze Messiaanse figuur (hoewel de manier van verwoorden dit natuurlijk ook niet ontkent). Veeleer is het heerlijke vooruitzicht gegrond in het verleden, in het oude Davidische koningshuis.

Wanneer deze koning de scepter opneemt, zal Hij ‘hen weiden’, niet in de onzekere kracht van Hizkia of van een andere koning die Hem voorgaat in deze geslachtslijn, maar ‘in de kracht des HEREN, in de majesteit van de naam des HEREN, zijns Gods’ (5:3).

En na verloop van tijd ‘zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde’, en de verzekerde vrede die in het voorgaande hoofdstuk werd geschilderd zal worden ingeluid (5:3-4).

Dus in de volheid van de tijd organiseerde God de internationale zaken op een zodanige manier dat werd gegarandeerd dat Jezus niet geboren werd in Nazareth, de woonplaats van Maria en Jozef, maar in Betlehem, hun voorouderlijke woonplaats (Lukas 2).

Het was bijna alsof de almachtige God de tweede mijl ging: niet alleen zou er over Jezus worden gesproken als ‘gesproten uit het geslacht van David naar het vlees’ (Rom. 1:3) en dus als een scheut van Betlehem, maar ook als feitelijk daar geboren.

Toen de wijzen in het paleis van Herodes aankwamen om na te vragen waar de beloofde Koning was geboren, citeerden de overpriesters en wetgeleerden dit gedeelte uit Micha 5 om de zaak te beslechten: Hij zou geboren worden in Betlehem in Juda (Mt. 2:5-6).

Alhoewel het dorpje Betlehem volkomen onaantrekkelijk was (‘klein onder de geslachten van Juda’, 5:1), zou het met een dergelijke Zoon ‘geenszins’ kunnen betekenen dat je het kon beschouwen als ‘minste onder de leiders van Juda’ (Mt. 2:6).


Eigen vertaling van de overdenking bij 30 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 29 november 2013

Dan zal de berg van het huis des HEREN vaststaan als de hoogste der bergen (Micha 4)


1 Kronieken 26-27; 2 Petrus 1; Micha 4; Lukas 13
Micha gaat diverse malen over van een lang gedeelte met aanklacht en waarschuwing, naar een relatief kort en positief gezicht van de toekomst. Micha 4 bevat één dergelijk gezicht (4:1-5), onmiddellijk gevolgd door een beschrijving van hoe de dochter Sions van hier naar daar geraakt (4:6-13): ze gaat door ernstige beproeving en tuchtiging, en verschijnt aan de andere kant in het licht van Gods zegen.

De openingsverzen schilderen een tijd waarin ‘de berg van het huis des HEREN [zal] vaststaan als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En volkeren zullen derwaarts heenstromen’ (4:1).

Veel bergen in het oude nabije Oosten waren sites voor de aanbidding van een of andere god. Stellen dat ‘de berg van het huis des Heren’ – d.i. Sion – zal vaststaan als ‘hoogste’ van deze bergen, en ‘zal verheven zijn’ boven de anderen, staat gelijk met zeggen dat de God van Israël nu alle andere goden overschaduwt.

Het gevolg is dat niet alleen Israël terug samenstroomt naar de site, maar dat ‘volkeren’ dit ook doen. ‘Vele natiën’ moedigen elkaar aan en zeggen: ‘Komt, laten wij opgaan naar de berg des HEREN, naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen’ (4:2).

Dan slingert de beweging van het visioen van het centripetale naar het centrifugale. ‘Want uit Sion zal de wet uitgaan en des HEREN woord uit Jeruzalem’ (4:2b). Het resultaat is dat gerechtigheid onder vele volkeren zegeviert en dat oorlog verdwijnt, overspoeld door vrede nu volkeren getransformeerd door het woord van God ‘hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen’ (4:3).

Het gezicht eindigt met het enige dat de vervulling ervan kan verzekeren: ‘de mond van de HERE der heerscharen heeft het gesproken’ (4:4).
Dus nu, in zijn eigen tijd, vermaant Micha oprechte gelovigen zich niet te laten verleiden door andere goden, die onmogelijk deze transformatie kunnen bewerken.

Dit is de tijd om trouw te zijn aan de enige ware God van het verbond. ‘Want alle volkeren wandelen elk in de naam van zijn god, maar wij zullen wandelen in de naam van de HERE, onze God, voor altoos en immer’ (4:5).

Het symbolisch zeer geladen gezicht wordt in de bewoordingen van Micha’s tijd gegoten: de oorlogswapenen, bijvoorbeeld, worden ploegscharen en snoeimessen, geen tractoren en maaidorsers. Hoewel verwoord in termen van de suprematie van de berg Sion, wordt geen melding gemaakt van Israëlitische hegemonie over de natiën, noch van de Messias of het offer dat Hij zou brengen.

Zelfs de geografie van het gezicht ziet er iets anders uit vanuit het perspectief van Joh. 4:21-24. Maar in het licht van het evangelie is de triomf van het nieuwe Jeruzalem, die een einde doet komen aan dood en oorlog en alle zonde (Opb. 21:1-4), hetgeen waar alle christenen voor bidden, de vervulling van Micha’s gezicht.


Eigen vertaling van de overdenking bij 29 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 28 november 2013

Voorwaar, Ik zeg u, vreest Hem! (Lk. 12)


1 Kronieken 24-25; 1 Petrus 5; Micha 3; Lukas 12
Jezus draagt zijn ‘vrienden’ op niet te vrezen voor hen ‘die het lichaam doden en daarna niets meer kunnen doen. Ik zal u tonen, wie gij vrezen moet. Vreest Hem, die, nadat Hij gedood heeft, macht heeft om in de hel te werpen. Voorwaar, Ik zeg u, vreest Hem!”’ (Lukas 12:4-5).

Het evangelie vereist dat we niet alleen onze liefdes onderzoeken, maar ook onze angsten. We moeten God boven alles liefhebben; zo moeten we Hem ook boven alles vrezen. De reden is in beide gevallen dezelfde: Hij is God. Hij verdient onze hartstochtelijke bewondering; je kunt niet met Hem sollen.

Zijn oneindige heiligheid wekt ontzag; maar ze boezemt ook vrees in. We moeten Hem nu liefhebben, en we zullen Hem ongehinderd liefhebben in de nieuwe hemel en de nieuwe aarde; we moeten Hem vrezen, want Hij heeft zowel de macht als het recht om ons van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde uit te sluiten.

Zonder na te denken zeggen mensen soms dat het een grote zegen is dat de een of andere persoon gestorven is, want hij of zij kreeg zoveel pijn te verduren in de laatste dagen of weken van zijn of haar leven op aarde. Maar stel dat deze persoon een onboetvaardige zondaar is: is hij of zij dan nu beter af? Niet volgens dit gedeelte.

Opnieuw, hoeveel van onze beslissingen in het leven worden deels genomen omwille van wat mensen denken of, meer precies, omwille van wat we vrezen dat ze zullen denken? Kortom, we zijn vaak bevreesd voor mensen – indien niet bevreesd voor bruut geweld, dan toch bevreesd voor minachting, bevreesd voor verwerping, bevreesd te worden gemarginaliseerd, bevreesd te worden uitgelachen.

Er is maar weinig kans dat we dergelijke vrees zullen overwinnen door gewoon maar te proberen ophouden met vrezen. We moeten iets anders meer gaan vrezen, iets dat niet alleen toont dat mensenvrees verkeerd is, maar ook dwaas.

Nemen we de woorden van deze twee verzen goed in ons op en vrezen we God boven alles, dan zal het probleem grotendeels zijn opgelost. Dit is een van de redenen waarom het zo belangrijk is deze God te kennen en Hem heel hoog te achten: je zult God nooit vrezen als je maar af en toe eens aan Hem denkt.

Voordat iemand ook maar een ogenblik zou denken dat de band van de christen met de almachtige God alleen maar wordt gekenmerkt door vrees, moeten we opmerken dat Jezus zelfs in dit hoofdstuk zijn volgelingen opdraagt ‘Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke!’ – niet voor mensen, of omstandigheden, of de toekomst – ‘Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven’ (12:32).

Alhoewel God te vrezen is, is de reden daarvoor niet dat Hij de gemeenste kerel van allemaal is. Verre van: zijn liefde en genade en heiligheid – al zijn volmaaktheden – verenigen zich om voor de zijnen te voorzien in de meest heerlijke toekomst die je je maar kunt indenken.


Eigen vertaling van de overdenking bij 28 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 27 november 2013

‘Houd op,’ zeggen zij, ‘houd op met dat geprofeteer! (Micha 2)

1 Kronieken 23; 1 Petrus 4; Micha 2; Lukas 11
Wanneer zaken radicaal verkeerd gaan in een maatschappij, raken de problemen vaak in elkaar verstrengeld. Twee van deze lijnen komen samen in Micha 2:6-11.
Het gedeelte begint en eindigt met een waarschuwing tegen valse profeten, maar in het midden van het visioen vind je Amos’ voortgaande openlijke veroordeling van de machtige mensen die de machtelozen helemaal kaal plukken (2:8-9).

Begin met het laatste. Ze zijn zodanig verdorven, verkondigt Micha, dat ze niet handelen als het verbondsvolk, maar als hun vijanden (2:8a). Vrouwen en kinderen worden door deze bruten beroofd (2:9). Kinderen verliezen op een wrede manier hun erfenis terwijl deze machtige mensen rijker worden – alhoewel er geschreven staat, ‘Geen enkele weduwe of wees zult gij verdrukken. Indien gij dezen toch verdrukt, voorzeker zal Ik, indien zij luide tot Mij roepen, hun geroep horen, en mijn toorn zal ontbranden en Ik zal u met het zwaard doden, zodat uw vrouwen weduwen worden en uw kinderen wezen’ (Ex. 22:22-24).

Tegen deze achtergrond van Gods openbaring had je kunnen verwachten dat de profeten van het land de machtigen ter verantwoording zouden roepen. In plaats daarvan blijken de machtige en verdorven mensen de broodheren van de profeten.

Deze profeten prediken nog altijd, maar wat ze prediken is dat Micha niet mag profeteren. Micha’s antwoord is verschroeiend: ‘Als er maar iemand wind naliep en leugen voorspiegelde: Ik profeteer u van wijn en bedwelmende drank – dan zou hij de profeet van dit volk zijn’ (2:11).

We moeten zien hoe dit gebeurt. Het is verschrikkelijk gemakkelijk voor de prediker om zijn boodschap aan de heersende tijdgeest aan te passen. Wat begint als een bekommernis om relevant en eigentijds te zijn – allebei bewonderenswaardige doelstellingen – eindigt met verleiding en gewelddadige onderwerping.

Dit is des te waarschijnlijker wanneer de rijken en machtigen onze facturen betalen. Op elk vlak is het makkelijk jezelf voor de gek te houden en te denken dat lafheid eigenlijk voorzichtigheid is. Dat zwijgen over de morele kwesties van de dag een kleine prijs is die je betaalt om maar invloed te kunnen uitoefenen in de wandelgangen van de macht.

Krijg een uitnodiging voor het Witte Huis (of zelfs de hoofdkwartieren van de denominaties!) en je zult nooit krachtig protesteren tegen zijn zonden. Geef een lezing aan een prestigieus academisch orgaan, en wees maar zeker dat je tegen zo weinig mogelijk haren zult in strijken. Wordt een bisschop en in plaats van de volgende J.C. Ryle te worden, verkoop je je stilzwijgen.

Natuurlijk moet het niet zo verlopen. God zal altijd zijn Micha en Amos hebben. Maar het gebeurt vaak genoeg dat we moeten terugkeren naar Gods openbaring, om zeker te zijn dat onze boodschap vorm krijgt door wat Hij heeft gezegd, en nooit de vrucht is van vlotgebekte arglistigheid noch de gladde ‘gepastheid’ van hen die slim alleen maar zeggen wat mensen willen horen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 27 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 26 november 2013

Om Jakobs overtreding is dit alles en om de zonden van het huis Israëls (Micha 1)

1 Kronieken 22; 1 Petrus 3; Micha 1; Lukas 10

De openingszinnen van Micha 1 tonen ons dat deze profeet diende in de tweede helft van de achtste eeuw v.C. Initieel was het machtige Assur nog een slapende reus, en de tweeling-koninkrijken Israël en Juda floreerden. Israël breidde zijn grondgebied uit onder Jerobeam II.

Dit boek brengt ons verslag van het visioen dat Micha kreeg, ‘hetwelk hij geschouwd heeft over Samaria en Jeruzalem’ (de twee hoofdsteden, 1:1). Het eerste gezicht werd duidelijk uitgesproken voor elk van de hoofdsteden was gevallen. Later in het boek is Samaria gevallen (722 v.C.) en Jeruzalem zelf komt onder druk te staan, in de tijd van koning Hizkia.

Alhoewel Juda in 701 onder de voet werd gelopen door de Assyriërs, werd Jeruzalem zelf wonderbaarlijk gespaard. Micha, uit Moreset Gad (een boerendorp ten zuidwesten van Jeruzalem), wordt geroepen om te profeteren in Juda, net zoals Amos geroepen was om te profeteren in Israël.

Tijdens een groot deel van Micha’s bediening kent Juda voorspoed. Het geld werd geïnvesteerd in land, met als resultaat dat een paar rijke en machtige ondernemers grote percelen opkochten, waardoor ze het systeem van kleine landbouwbedrijven dat door het verbond was bevolen te gronde richtten (2:2; Jes. 5:8 is een aanklacht tegen dezelfde corruptie).

Maar kwesties van gerechtigheid en sociale verantwoordelijkheid stonden bij niemand hoog op de agenda. Micha, die dus van de vruchtbare vlaktes afkomstig was, zag ongetwijfeld met eigen ogen hoe gewone mensen verdrukt werden; hij was voorzienig voorbereid om het profetische woord van Gods eigen verontwaardiging te brengen.

Hij valt het toenemende eigenbelang aan en het wijdverbreide loslaten van de maatstaven van Gods wet, terwijl hij Juda afschildert als aan de rand van een catastrofaal oordeel.

Jeremia, die ongeveer een eeuw later schrijft, tekent een fascinerend verslag op van Micha’s bediening (Jer. 26:18-19); het is waarschijnlijk niet te vergezocht om te concluderen dat Hizkia’s initiële en krachtige hervorming schatplichtig was aan Micha’s prediking.

Micha is bovenal geschokt door de verwording van de ware godsdienst (1:6-9). Israëls uitverkiezing wordt nu gelijkgesteld met een triomfalistische theologie (3:11); God zelf is herleid tot een soort opa die optreedt als beschermer van een verwend volk.

Micha waarschuwt daarom het volk voor de gevolgen van ontrouw aan het verbond (6:14-15). Al in hoofdstuk 1 maakt hij duidelijk dat God zijn volk moet straffen als ze voortgaan in hun zonde: ‘Om Jakobs overtreding is dit alles en om de zonden van het huis Israëls’ (1:5).

Waar ligt het zwaartepunt van dergelijke zonde? In de hoofdsteden zelf (1:5b). De verfoeilijke verwording en ontrouw hebben zich een weg gebaand van de top naar beneden.

Deze hoofdthema’s hebben voor ons twee belangrijke gevolgen. Ten eerste vereisen ze dat we ons met ons hele hart inzetten voor gerechtigheid en verbondstrouw in onze tijd. Ten tweede bereiden ze ons voor op Micha’s visioen van een beloofde verlosser (bijv. 5:2).


Eigen vertaling van de overdenking bij 26 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 25 november 2013

Ik wist, dat Gij een genadig en barmhartig God zijt (Jona 4)


1 Kronieken 21; 1 Petrus 2; Jona 4; Lukas 9
Jona is bijzonder ontstemd (Jona 4) omdat de oordelen die hij tegen Nineve heeft uitgesproken niet hebben plaatsgevonden. De mensen hebben berouw getoond, van koning tot pauper, en God heeft van het oordeel afgezien en de grote stad genade betoond. ‘Ach, HERE, heb ik dat niet gezegd, toen ik nog in mijn land was?’ (4:2). Dit is sterker dan een idiomatisch en bijtend ‘Ik had het nog zo gezegd’.

Voor de uitdrukking ‘heb ik … gezegd’ staat er letterlijk ‘mijn woord’: Jona zet zijn eigen woord tegenover ‘Het woord des HEREN’ (1:1), waarvoor hij een roeping kreeg om het over te brengen. Hij zegt tegen God, ‘Zie je, ik heb het toch gezegd? Mijn woord was juist, en jouw woord was op zijn best slecht uitgedacht’.

Hij barst uit: ‘Ik wist, dat Gij een genadig en barmhartig God zijt, lankmoedig, groot van goedertierenheid en berouw hebbend over het kwaad’ (4:2). Deze basisgeloofsbelijdenis wordt gevonden in Exodus 34:6-7; Jona citeert het in dezelfde vorm waarin het wordt gevonden in Joël 2:13 (wat betekenisvol kan zijn: Joël 2:14 wordt geciteerd in Jona 3:9).

Wanneer de profeten genade en barmhartigheid willen voor zichzelf, doen ze een beroep op Gods karakter; wanneer Jona geen genade en barmhartigheid wil voor anderen, schildert hij dezelfde wezenskenmerken van God af als gevaarlijke zwakke plekken.

Hij is 2:1-9 vergeten, waar hij erkende dat alleen Gods barmhartigheid hem van de grote vis kon verlossen. De ironieën roepen herinneringen op aan een van Jezus’ gelijkenissen waarin genade dankbaar wordt aangenomen maar aan een ander wordt ontzegd (Matt. 18:23-25).

In 4:3 stelt hij zich hoogmoedig op: zijn woorden ‘neem toch mijn leven van mij’ zijn ontleend aan Elia (1 Koningen 19:4) – maar in plaats van verder te gaan met ‘want ik ben niet beter dan mijn vaderen’ (een belijdenis van persoonlijke zwakheid en falen), zegt Jona ‘want het is mij beter te sterven dan te leven’ – wat niets meer is dan zeurderig zelfbeklag.

Er volgt nog het geval met de ‘wonderboom’, waarschijnlijk een ricinusplant, waarvan de brede bladeren enige beschutting bieden. Wanneer die verwelkt, herhaalt Jona zijn zeurende verlangen om te sterven (4:8), en God herhaalt de vraag die Hij eerder stelde: ‘Zijt gij terecht vertoornd?’ (4:4, 9).

In niet mis te verstane bewoordingen benadrukt Jona dat hij alle recht heeft om toornig te zijn. Wat heeft het voor zin te leven in een wereld die een ricinus laat opschieten en die dan weer neerhaalt, bijna verdord nog voor hij begon te leven?

Dus doorprikt God Jona’s denkwijze. Jona vertoont meer bekommernis over de dood van een plant dan over de dood van een stad. Maar zelfs hier gaat zijn zorg voor de wonderboom niet diep, maar komt die voort uit eigenbelang.

Hij bekijkt de Ninevieten op dezelfde manier – zonder te denken aan wat goed voor hen is, maar uit eigenbelang. Het is God, de genadige en barmhartige God, wiens mededogen zich uitstrekt naar ‘de grote stad’ (4:11).

Denk na over Mattheüs 23:37-39; 28:18-19.


Eigen vertaling van de overdenking bij 25 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 24 november 2013

Wie is toch deze? (Lk. 8)


1 Kronieken 19-20; 1 Petrus 1; Jona 3; Lukas 8

Het stillen van de storm (Lukas 8:22-25) zoals weergegeven in Lukas’ evangelie draagt bijzonder gewicht:

(1) De essentie van het verslag is duidelijk, hoewel het bijna zijdelings licht werpt op de ware uitputting die Jezus soms ervoer in de loop van zijn uitgebreide bediening, waarin ‘Hij van stad tot stad en van dorp tot dorp trok, verkondigende het evangelie van het Koninkrijk Gods’ (8:1).

Niet alleen kon Hij in slaap vallen in de boot, Hij kon zelfs blijven doorslapen toen de boot heen en weer sloeg en rondtoste in een storm die ernstig genoeg was om vissers bang te maken.

(2) De slotzinnen van deze paragraaf vestigen de aandacht op zijn belangrijkste aandachtspunt: wie Jezus is. ‘Wie is toch deze’, vragen de discipelen, ‘dat Hij ook aan de winden en aan het water bevelen geeft en zij Hem gehoorzaam zijn?’ (8:25).

De paragraaf vormt zelfs het begin van een reeks wonderen. In de volgende verzen geneest Jezus een door demonen bezeten man (8:26-39), wekt Hij een dood meisje op en geneest Hij een zieke vrouw (8:40-56), geeft Hij aan de Twaalven een gelijkaardig gezag (9:1-9), en dan geeft hij de vijfduizend te eten (9:10-17) – wat dan een volkomen geschikte plaats is om even halt te houden en na te denken over wie Jezus is (9:18 e.v.).

Degene die heerst over de natuurelementen en de krachten van de geestenwereld en die zelfs de dood zelf kan afwenden is niet alleen de beloofde ‘Christus Gods’ (9:20) maar wordt ook verheerlijkt in het bijzijn van drie apostelen (9:28-36), die iets van de heerlijkheid aanschouwen die normaal gezien achter zijn vleesgeworden vorm verborgen bleef.

(3) Maar je moet ook nadenken over de vreemde vraag die Jezus stelt: ‘Waar was uw geloof?’ (8:25). We mogen dit niet verkeerd begrijpen. Jezus geeft zijn volgelingen niet een uitbrander omwille van een of ander duidelijk falen om de goedheid van de wereld te zien of de onvermijdelijkheid van een happy end.

Stormen kosten mensen soms echt het leven, kanker kan een vijftienjarige wegnemen, ongevallen gebeuren, goede mensen sterven. Het tegendeel denken is geen geloof aan de dag leggen maar Pollyanisch optimisme.

Het geloof dat de discipelen hadden moeten vertonen is geloof in Jezus – niet gewoon maar geloof dat Hij hen hier kon en wilde helpen, maar rijk geloof in Hem dat het, precies omdat Hij de beloofde Messias is die werd gezonden door de Almachtige God, dwaas is te geloven dat een ‘toevallige’ storm Hem en zij die bij Hem waren kon doden.

Hun vrees verraadt minder dan een stevig en vertrouwend verstaan van wie Jezus is. (Zie op dit punt ook vol. 1, de overdenking van 3 februari.)

(4) Nu is de bijdrage van 8:22-25 aan de bredere context duidelijker: de gelijkenis van de zaaier is op zoek naar hoorders van het woord die volharden en vrucht voortbrengen (8:10-11, 15). De volgende zinnen dragen de lezer op, ‘Ziet dan toe, hoe gij hoort’ (8:18, cursief toegevoegd). Jezus’ echte moeder en broers ‘zijn dezen, die het woord Gods horen en doen’ (8:21, cursief toegevoegd). Dus nu onze tekst: echte discipelen tonen hun geloof wanneer ze zo duidelijk erkennen wie Jezus is dat ze Hem in alle omstandigheden vertrouwen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 24 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 23 november 2013

Wie weinig vergeven wordt, die betoont weinig liefde (Lk. 7)


1 Kronieken 18; Jakobus 5; Jona 2; Lukas 7
Twee verbluffende gedachten komen samen in Lukas 7:36-50:

(1) De eerste heb ik al eerder vermeld in deze twee volumes, maar het is de moeite waard ze opnieuw te vermelden. Wie heeft het recht zonden te vergeven? Wanneer iemand je heeft beroofd van je spaarcenten of je echtgenote heeft vermoord, zou ik niet het recht hebben de dader te vergeven. Op menselijk vlak is de benadeelde partij de enige die vergeving kan schenken.

Vanuit Gods gezichtspunt is, ongeacht hoe mensen zelf getroffen worden, de eerste overtreding natuurlijk tegen God zelf (vgl. Ps. 51:6). Dus kan God elke zonde vergeven omdat Hij altijd de benadeelde partij is.

Op menselijk vlak heeft de zondige vrouw uit dit verhaal Jezus op geen enkele manier schade berokkend. Op dit vlak had Hij niet het recht haar te vergeven. Maar het verhaal handelt over Jezus’ vergeving van deze vrouw (7:48) – en andere gasten, een beetje in de war door deze ontwikkeling, stellen de vraag, ‘Wie is deze, dat Hij zelfs de zonden vergeeft?’ (7:49). Inderdaad, wie is Hij?

(2) Het axioma dat Jezus ontwikkelt in dit gesprek met Simon is verbazingwekkend. Aan de ene kant is het axioma overduidelijk: de persoon die veel dingen vergeven is, zal normaal dankbaarder zijn tegenover de weldoener, dan de persoon die weinig vergeven is. Zoals Jezus zegt: ‘wie weinig vergeven wordt, die betoont weinig liefde’ (7:47).

Het axioma verklaart het gedrag van zowel de man als de farizeeër: zij vloeit over van tranen van louter dankbaarheid, terwijl hij onderkoeld en hooghartig is.

Maar indien dit axioma te sterk benadrukt wordt, zou het betekenen dat zij die een relatief ‘goed’ leven geleid hebben, God onvermijdelijk minder liefhebben dan zij die zich bekeerden vanuit een leven van vreselijk verval?

Je zou dan kunnen redeneren dat er bepaalde voordelen zijn als je voor je bekering aan lager wal zat: je waardeert genade in verhouding tot de graad van verdorvenheid die door genade moet worden overwonnen.

Dit mist het punt. Op sociaal vlak zijn de zonden van de vrouw natuurlijk veel erger dan die van de farizeeër. Maar de gradaties van zonde die iemand begaat op het sociale vlak zijn niets vergeleken met de gruwelijkheid van de opstand waarin elk van ons zich heeft gewenteld.

Simon de farizeeër is zelfs nog niet op het punt gekomen waar hij inziet dat hij vergeving nodig heeft. Stel je in plaats voor dat twee mensen zich allebei bekeerd hebben, een uit een sociaal verachtelijke achtergrond en een vanuit een gedisciplineerde en ‘rechtvaardige’ achtergrond: wat dan?

Beiden moeten bidden dat ze de lelijkheid van hun eigen zonden mogen zien, of zonden nu sociaal afgekeurd worden of als het om de lelijke zonden gaat (die vaak door Jezus worden veroordeeld) van arrogantie en zelfgenoegzaamheid.

Want tenzij we de genade krijgen om het verschrikkelijke van onze zonden te zien, is het tamelijk zeker dat we nooit de heerlijkheid van genade zullen vatten, en we Jezus te weinig zullen liefhebben.


Eigen vertaling van de overdenking bij 23 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 22 november 2013

Ik vrees de HERE, de God des hemels, die de zee en het droge gemaakt heeft (Jona 1)

1 Kronieken 17; Jakobus 4; Jona 1; Lukas 6

Ongeacht wanneer het boek Jona precies werd geschreven, kan Jona zelf vrij accuraat worden gesitueerd. Volgens 2 Koningen 14:25, was Jona, zoon van Amittai, een profeet uit Gat-Hachefer die de militaire successen van koning Jerobeam II voorspelde (rond 793 tot 753 v.C.).

Mocht je een spel organiseren en vragen welke verbale associatie je maakt als je het woord Jona hoort, zouden de meesten mensen waarschijnlijk ‘grote vis’ of ‘walvis’ of iets dergelijks antwoorden. Maar we mogen niet vergeten dat de grote vis tekstueel slechts exact drie verzen inneemt – drie van de achtenveertig.

De commentaar van G. Campbell Morgen gaat nog altijd op: ‘Mensen hebben zo aandachtig naar de grote vis gekeken dat ze de grote God niet meer konden zien’. De grootheid van God wordt geaccentueerd door Jona’s dubbele belijdenis (1:9; 4:2). Hier staan we stil bij de eerste: ‘Ik ben een Hebreeër en ik vrees de HERE, de God des hemels, die de zee en het droge gemaakt heeft’ (1:9).

(1) Zowel vanuit ons perspectief als uit dit van Jona betekent deze belijdenis dat God alles maakte, dat Hij de soevereine Heer is over het volledige universum.

Waarschijnlijk verstonden de heidense zeelieden daar niet zo veel onder. Voor hen hebben de goden verschillende terreinen. Wanneer deze Hebreeër beweert dat de God voor wie hij vlucht de Schepper van de zee is (wat Hij ook nog meer mag geschapen hebben), zou de bewering voor hen precies omwille van de storm aan geloofwaardigheid winnen.

(2) Maar voor Jona (en voor ons) heeft de bewering twee andere ondertonen.

Ten eerste: niet alleen heeft God de zee gemaakt, maar alles; en Hij bestuurt ook alles. Dus is er geen ontkomen aan deze God. Zelfs indien Jona een manier zou kunnen vinden om veilig aan wal te geraken, kan deze God hem overal terugvinden.

Jona erkent het pijnlijke feit dat je aan deze God niet kunt ontsnappen – als deze ‘Hound of heaven’ (lett. ‘hemelse jachthond’, naar een gedicht van Francis Thompson, JL) je op de hielen zit en vastbesloten is je niet te laten ontkomen. Dit is waarom hij om de dood vraagt.

Ten tweede: de loutere grootheid van God is wat maakt dat het zin heeft als God vastbesloten is de zondige stad Nineve een kans te geven zich af te keren van haar zonde. Indien monotheïsme waar is, indien er maar één God is, dan moet deze God in zekere zin God van alles zijn, niet slechts de God van het verbondsvolk. Dit kon Jona niet verdragen. Hij kon zien dat, net achter de horizon, Assyrië een geweldige vijand zou worden voor zijn eigen volk, het volk van God – en hier biedt God hen dan ruim de kans zich te bekeren.

(3) Vanuit een canoniek perspectief zie je hier nog maar eens de missionaire God – veel meer toegewijd aan het bereiken van ‘outsiders’ dan zijn volk dit is. Hier is Hij ook de grond aan het voorbereiden, stap voor stap, voor de grote zendingsopdracht die gelovigen beveelt het goede nieuws van Jezus Christus over de hele wereld te verkondigen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 22 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 21 november 2013

De overmoed van uw hart heeft u misleid, u, die woont in rotskloven, in uw hoge woning


1 Kronieken 16; Jakobus 3; Obadja; Lukas 5
We dachten eerder na over de oordelen die God uitsprak over Edom, het volk dat bestond uit de afstammelingen van Esau (en dus de verre neven van de Israëlieten). Ezechiël is zeer expliciet (Ez. 35; zie de overdenking van 2 oktober); Hosea is minder prozaïsch maar zegt vergelijkbare dingen (Hosea 13; zie de overdenking van 7 november).

Hier in Obadja is een volledig boek (weze het dan een kort) gewijd aan dit thema. We schrijven de tijd na de plundering van Jeruzalem in 587 v.C., en mogelijk zo laat als de vroege postballingschapperiode toen de Joden begonnen terug te keren naar het land.

De vervulling van deze profetieën vond plaats over een langere periode. De hoofdstad van Edom was tegen 312 zeker in handen van de Nabateïsche Arabieren. Een coalitie van Arabieren was al al langer dan een eeuw in de plaats gekomen van de Edomieten.

In de vroege periode werden zij geleid door koning Gesem, die rond 440 een van Nehemia’s tegenstanders was. Je moet je afvragen waarom de Oudtestamentische profeten zoveel tijd en ruimte wijdden aan Edom.

(1) Doorheen dit kleine boek is het thema van Gods gerechtigheid zeer aanwezig. Indien Edom zou wegkomen met haar triomfalisme en leedvermaak, wanneer haar eigen gedrag niets beter was dan dit van de natie van de Joden waarmee ze spotte, dan is er geen gerechtigheid.

(2) Het punt kan veralgemeend worden. ‘Want nabij is de dag des HEREN over alle volken; zoals gij gedaan hebt, zal u gedaan worden, uw daad zal op uw eigen hoofd terugvallen’ (15, cursief toegevoegd). Alhoewel Edom in bepaalde opzichten uniek is (van alle omliggende volken had het als enige bloedbanden met Israël), vormt het op een ander vlak een belangrijk model voor alle volkeren.

Wanneer we tegenstanders zien vallen, kunnen we beter erkennen dat God Degene is die tijdelijke oordelen oplegt – en op een dag krijgen we allemaal te maken met eeuwig oordeel. Tijdelijke oordelen vormen op die manier Gods profetische aankondigingen van wat iedereen zal overkomen.

Jezus argumenteert langs vergelijkbare lijnen (Lk. 13:1-5) met betrekking tot relatief kleine groepen met individuele personen. Hier benadrukt Obadja dat hetzelfde waar is op het vlak van het volk. De Nazi’s vielen: moeten we dan leedvermaak koesteren en onszelf op de borst kloppen in triomfalistische vrolijkheid?

Moeten we niet bedenken dat Duitsland een land was van buitengewoon onderwijs en technische competentie, en het strekte zich uit naar macht, expansiedrang en een cascade van boosheid – en viel? Moeten we niet vrezen en God om genade smeken opdat we mogen wandelen in integriteit, eer en liefde of deugdzaamheid?

(3) In bepaalde opzichten is Obadja een commentaar op Amos 9:12. Net als Juda, wordt ook Edom afgesneden. Niettemin ligt de hoop van de wereld in de toekomst van Juda, niet in die van Edom – en dit koninkrijk is des Heren (17-21). Dit was voldoende reden om Gods verbondsvolk niet te verachten, toen niet en nu niet.



Eigen vertaling van de overdenking bij 21 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.



woensdag 20 november 2013

Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten (Amos 9)


1 Kronieken 15; Jakobus 2; Amos 9; Lukas 4
Alhoewel Amos 9 een aantal nogal afschrikwekkende dreigementen van oordeel bevat, eindigt het op een positief akkoord in een driedelige harmonie.

(1) Het oordeel zal niet totaal zijn, maar gedeeltelijk. ‘Evenwel zal Ik het huis Jakobs niet geheel en al verdelgen’, verklaart de Heer (9:8). Het ziften zal zeer grondig gebeuren (9:9-10), maar God zal een overblijfsel sparen.

Ongeveer vanaf de tijd van Elia, wordt het overblijfselthema met elke nieuwe eeuw sterker. Wie erover nadenkt pikt het op en wordt zeer bemoedigd: God bewaart altijd een aantal trouwe mensen.

(2) ‘Te dien dage’ – een profetische formule die uiterst flexibel is in betekenis – zal God ‘de vervallen hut van David weder oprichten’ (9:11). God zal het Davidisch koningshuis weer in zijn vroegere pracht herstellen – zelfs nog grootser, zoals het volgende vers suggereert.

Amos waarschuwde het noordelijke koninkrijk; op dat ogenblik was het Davidisch koningshuis, hoezeer ook geslonken, nog altijd ongeschonden in het zuiden. Deze profetie voorziet niet het herstel van het koningshuis nadat het voor een tijd heeft opgehouden te bestaan (wat de wijze is waarop de latere profeten spreken, anderhalve eeuw na Amos). Veeleer voorspelt het het herstel van het koningshuis in zijn vroegere heerlijkheid en meer.

(3) De slotverzen van het hoofdstuk (9:13-15) schetsen een zodanige tijd van vruchtbaarheid in het land dat de ploeger wordt ingehaald door de maaier – een prachtig beeld van bijna wonderlijke vruchtbaarheid. De vervallen steden zullen worden heropgebouwd en Israël zal nooit meer uit het land worden ontworteld.

Wanneer worden deze profetieën vervuld? De eerste is zeker vervuld in de gebeurtenissen van rond de ballingschap, maar vergelijkbare gebeurtenissen hebben zich sindsdien vele malen voorgedaan. God heeft toen een overblijfsel bewaard, en Hij heeft dat sindsdien altijd gedaan.

Sommigen denken dat, eens de buitensporige taal van de slotverzen met een korrel zout wordt genomen, deze beloften werden vervuld toen het volk naar het land terugkeerde na de ballingschap. Maar de tekst zegt dat het ‘niet meer’ zou worden ontworteld, en dit gebeurde natuurlijk wel.

Dus moet je ofwel concluderen dat Amos blunderde of dat deze belofte niet werd vervuld in de periode na de ballingschap. Die periode was zeker geen getuige van het herstel van het Davidische rijk. Dus voorzien sommigen een letterlijke vervulling in de toekomst.

Maar christenen zullen zich herinneren hoe 9:11-12 wordt toegepast door Jakobus bij de apostelvergadering in Jeruzalem (Hd. 15:16-17). Hij benadrukt dat Jezus de Davidische koning is, dat zijn regering deze belofte vervult, dat de zegeningen voor de heidenen waarop hier wordt gezinspeeld in vervulling gaan bij het uitbreiden van het evangelie naar de heidenen.

Dit suggereert een typologische vervulling van een aantal Oudtestamentische profetieën – een benadering die consequenties heeft voor hoe we ook bepaalde andere Oudtestamentische profetieën lezen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 20 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 19 november 2013

Onstilbare honger naar het Woord des Heren (Amos 8)


1 Kronieken 13-14; Jakobus 1; Amos 8; Lukas 3

Er zijn veel dingen in Amos 8 waar we tot ons nut bij kunnen stilstaan: het klagerige gekerm dat religieuze diensten te lang duren en tijd roven die beter kan gebruikt worden om zaken te doen (8:5); de schimmige praktijken die de winsten fors verhogen (8:5b); de groeiende slavernij die voortkomt uit de economische verarming (8:6); de bittere ironie van 8:7 (als je je herinnert dat ‘Jakobs heerlijkheid’ God zelf is); de apocalyptische taal van 8:9 (vergelijk Joël 2:30-31 en Handelingen 2:19-20); het kleurrijke beeld van de ‘rijpe vruchten’ (8:1-2).

Maar ik wil hier focussen op de verzen 11-12: ‘Zie, de dagen komen, luidt het woord van de Here HERE, dat Ik een honger in het land zal zenden – geen honger naar brood, en geen dorst naar water, maar om de woorden des HEREN te horen. Dan zullen zij zwerven van zee tot zee, en van het noorden naar het oosten zullen zij dolen, om te zoeken het woord des HEREN; maar vinden zullen zij het niet’.

Dit is een uitdrukking van een ‘gebruik het of verlies het’-filosofie. Het verbondsvolk in Amos’ dagen stelt er zich mee tevreden haar leven niet te laten leiden door Gods openbaring, en dus zal het die verliezen. Of de ‘woorden des Heren’ verwijzen naar boodschappen die ze van profeten als Amos te horen kregen, of naar het geschreven Woord van God (waarvan al aanzienlijke delen beschikbaar waren) maakt weinig verschil.

Het punt is dat de mensen die zich niet aan de woorden van God wijden, die uiteindelijk ook zullen verliezen. Het verlies is catastrofaal. De enige geschikte analogie is een hopeloze hongersnood.

Het is makkelijk te zien hoe dit oordeel doorwerkt in de geschiedenis. Om ingewikkelde historische redenen had Frankrijk het op de Hugenoten gemunt en vervolgde het hen tot ze bijna uitgeroeid waren, dus kregen de Bijbel en de Reformatie nooit vaste voet aan de grond in Frankrijk zoals dit het geval was in Engeland.

Soms is de antipathie tegenover de Bijbel eerder voortgekomen uit ontsporing dan door vervolging. In veel Westerse landen was de moraal tot voor een paar decennia grotendeels verbonden met de Tien Geboden. Nu weten nog maar heel weinig mensen slechts wat de Tien Geboden zijn. Het resultaat is niet vrijheid en integriteit, maar een terugkerende minachting die zijn superioriteit tentoonspreidt over iets dat zelfs niet langer begrepen wordt, laat staan gerespecteerd – en wat zal het einde van deze dingen zijn?

Zoveel Bijbels, zoveel Bijbels – en ze worden zo weinig met aandacht gelezen. De volgende stap is de Bijbel als bron voor bewijsteksten; de stap daarna is de Bijbel als curieus relikwie; de volgende de Bijbel als antiquarische magie; de volgende ontzettende onwetendheid – en al die tijd een groeiende honger naar iets dat wijs is, stabiel, verstandig, profetisch, iets dat waar is. En de honger wordt niet gestild.

De enige oplossing is de vervulling van Jezus’ gebed in Johannes 17:17.


Eigen vertaling van de overdenking bij 19 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 18 november 2013

Gebed is de hand leggen op Gods gewilligheid (Amos 7)


1 Kronieken 11-12; Hebreeën 13; Amos 7; Lukas 2
In Amos 7:1-9 doet de profeet voorbede bij God om twee catastrofale oordelen af te wenden. In beide gevallen ziet de Here van zijn voornemen af (7:3, 6). Maar dan legt God een paslood aan om aan te tonen hoe verdraaid Israël is, en Hij belooft dat Hij het volk niet langer zal sparen (7:6-9). Twee gedachten:

(1) Indien God oneindig geduldig was, zou er geen oordeel zijn. Heel wat mensen denken op die manier over God. God is goed, dus kan Hij niet anders dan ons vergeven: dat is zijn job. Zo redeneerde Catharina de Grote. De Bijbel benadrukt dat een dergelijk beeld van God hopeloos vertroebeld is. Anderzijds, indien God ogenblikkelijk recht deed geschieden, dan zou er geen plaats zijn voor mededogen of lankmoedig uitstel.

Dergelijke spanning is verbonden met vele deugden. Ware moed veronderstelt vrees die overwonnen is. Als er helemaal geen angst is, kan er ook geen moed zijn. Evenzo, als er geen toorn is, is lankmoedigheid niet langer een deugd; die gaat dan op in een vreemdsoortige mengeling van aardigheid en morele onverschilligheid.

Zo bestaat een groot deel van wat deze scènes de oude Israëlieten leren uit het feit dat Gods geduld opraakt. De reden dat Hij hen nog niet uit de weg geruimd heeft is dat Hij lankmoedig is. Maar ware lankmoedigheid veronderstelt dat het recht vroeg of laat moet overwinnen: het is een oproep tot bekering voor het te laat is.

(2) God verhoort de voorbede van Amos hier en laat af – zoals in een aantal andere pakkende passages waarin God hartstochtelijke voorbede verhoort (Gen. 18:23-33; 20:7; Ex. 32:9-14; Job 42:8-9).

Hoe valt dit te rijmen met een gedeelte als 1 Samuël 15:29? ‘Ook liegt de Onveranderlijke Israëls niet en Hij kent geen berouw; want Hij is geen mens, dat Hij berouw zou hebben’? Indien ik zeker zou zijn dat ik Gods gedachten op een bepaalde absolute manier zou kunnen veranderen, dan zou ik toch doodsbenauwd zijn het te proberen, want ik weet veel, veel minder dan Hem.

Maar ‘het gebed van een rechtvaardige vermag veel, doordat er kracht aan verleend wordt’, wordt ons verteld (Jak. 5:16-18). Het punt is zeker dat deze God niet een soort koude, deterministische, mechanische kracht is. Hij is een persoonlijke God die zowel middelen bepaald heeft als doeleinden – middelen zoals ook voorbede.

Willen we bidden volgens Gods wil (1 Joh. 5:14), dan had Luther het juist: ‘Gebed is niet het overwinnen van Gods tegenzin. Gebed is de hand leggen op Gods gewilligheid’. Het is niet zozeer een middel om God in een positie te praten die Hem tegenstaat, het is een door God beschikt middel om de zegeningen te verwerven die God in de volmaaktheid van zijn deugden graag wil schenken. Maar die volmaaktheid van deugden betekent ook dat er een punt kan komen waarop de botsing van heiligheid en zonde uitmondt in onverbiddelijke toorn die niet meer kan worden afgewend.


Eigen vertaling van de overdenking bij 18 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 17 november 2013

Ik verafschuw de hoogmoed van Jakob en haat zijn paleizen (Amos 6)


1 Kronieken 9-10; Hebreeën 12; Amos 6; Lukas 1:39-80
Om de sterkte van Amos 6 goed te begrijpen is het nuttig om wat na te denken over twee thema’s: zelfgenoegzaamheid en de machtselite.

(1) Ik moet beginnen met je te herinneren aan een verhaal dat ik vertelde in de overdenking van 15 januari. Een van mijn geschiedenisleraars op de middelbare school verhaalde hoe hij tegen het einde van Wereldoorlog II met verlof naar huis was gestuurd omwille van een letsel. Hij had veel van zijn makkers zien ombrengen; andere waren nog op het slagveld.

Hij reed mee met de bus in een Canadese stad en hoorde een duidelijk rijke en opzichtige vrouw op de bank voor hem praten tegen haar medereizigster. Haar man verdiende heel veel geld in de productie van wapens. Ze vertrouwde de mevrouw naast haar toe: ‘Ik hoop dat deze oorlog niet snel eindigt. We hadden het nog nooit zo goed.’

Dit is het lelijke gezicht van zelfgenoegzaamheid. Het beeld van ‘de zorgelozen op Sion’ (6:1) is niet minder weerzinwekkend. Daar zijn ze dan, jengelend op hun gitaren, terwijl ze zich even begaafde muzikanten wanen als David (6:5), slurpend van hun Chardonnay, de omgeving geladen met hun parfums en aftershaves (6:6) – maar ze treuren niet over alles wat verkeerd en verdorven is.

(2) Quasi elke maatschappij ontwikkelt een elite. Een absolute monarchie of dictatuur toont dit aan op een duidelijke manier. Communisme, in theorie klassenloos, ontwikkelt zijn eigen elite, zijn eigen heersers; het geboortevoorrecht maakt plaats voor de voorrechten van partijlidmaatschap en politieke macht.

In een democratie kan er een relatieve gelijkheid van kansen zijn, maar dit is niet hetzelfde als afwezigheid van klassen. Veeleer verzekert gelijkheid van kansen op zijn best enige mobiliteit binnen een min of meer gelaagde maatschappij: outsiders kunnen insiders worden, en de grote massa kan doordringen tot de elite. Aristocratie en dictatuur worden dan vervangen door meritocratie; de regering van de rijken en de adel is vervangen door de regering van de succesvollen en intelligenten en snoodaards.

Natuurlijk is dit bijna onvermijdelijk, zoals veel sociologen hebben uitgelegd: omwille van praktische redenen is directe regering door het volk onmogelijk. Er moeten vertegenwoordigers zijn, mensen die aangewezen worden om beslissingen te kunnen nemen en zaken uit te werken – en een nieuw machtsblok is geboren.

Misschien is het grootste pluspunt van democratie dat het voorziet in een vredige manier om elke paar jaar rotte plekken te kunnen wegsnijden, en anderen te kiezen. Maar vanuit Gods perspectief gaat leiderschap hand in hand met verantwoordelijkheid.

Amos 6 is gericht tegen de hoofdsteden van Juda en Israël (Sion en Samaria) en tegen de ‘voornaamsten’ of ‘uitgelezenen’ (6:1). De lelijke zelfgenoegzaamheid uit dit hoofdstuk is de zelfgenoegzaamheid van heersers en leiders die de leiding nemen in decadentie, compromis, ongerechtigheid, theologisch verval, en hun zelfgecreëerde comfort. En waar, in de kerk en in de bredere cultuur, gaan leiderschap en zelfgenoegzaamheid vandaag hand in hand? Op hoeveel vlakken? En wat vindt God daarvan?


Eigen vertaling van de overdenking bij 17 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 16 november 2013

Wee hun, die verlangen naar de dag des HEREN (Amos 5)


1 Kronieken 7-8; Hebreeën 11; Amos 5; Lukas 1:1-38
Bij een eerste lezing lijkt Amos 5 nogal een rommeltje. Het bestaat uit zeer uiteenlopende stukjes – met niet alleen verschillende thema’s, maar ook verschillende vormen en literaire genres.

De [Engelstalige, JL] NIV-vertaling erkent het punt door de verzen 8 en 9 tussen aanhalingstekens te zetten (in het Hebreeuws zijn er geen aanhalingstekens) [Ook de Nederlandstalige NBV-vertaling heeft een duidelijk onderscheid aangebracht voor deze verzen, JL]. De eerste drie verzen zijn een klaagzang, een grafzang, die somber de val van Israël betreurt.

De verzen 4-6 en 14-15 vormen een evangelistische oproep. Dit is hoe Israël moet reageren willen ze aanvaard worden door de Heer en overleven. De verzen 7 en 10-13 behandelen de onderdrukking en corruptie in het land. De laatste twee verzen (16-17) keren terug naar de klaagzang.

Het is makkelijk genoeg om over deze uiteenlopende thema’s afzonderlijk na te denken. Je kunt bijvoorbeeld langer stilstaan bij hoe het zoeken van de Heer zelf (5:4-6, 14-15) belangrijker is dan de esthetisch welgevallige vorm van de eredienst (5:4-5), over hoe ware bekering ook een enorme haat tegenover zonde omvat, niet alleen op een afstandelijk, theoretisch vlak, maar ook op het vlak van praktische integriteit en sociale verantwoordelijkheid, inclusief rechtvaardigheid in de rechtbanken (5:15).

Is er een maatschappij die dit meer moet horen dan de onze, waar er steeds minder aandacht is voor recht en gerechtigheid en steeds meer aandacht voor het louter manipuleren van de nauwkeurig vastgelegde wetten? En zo zouden we ons doorheen alle thema’s en vormen uit 5:1-17 kunnen werken.

Voor bepaalde doeleinden is dergelijke thematische analyse natuurlijk nuttig. Het vindt zijn extreem in de liberale criticus die denkt dat het hoofdstuk een mislukte mengeling is van bronnen die met schaar en lijm kan worden goed gezet. Maar dit gaat voorbij aan de genialiteit en kracht van het hoofdstuk.

Dit is een collage, verwant aan een snelle opeenvolging van filmbeelden die dansen van oorlog naar preek naar begrafenis naar oordeel naar zonde en naar bekering.

De oorspronkelijke toehoorders van Amos waren hem vijandig gezind. Om hun aandacht vast te houden moest hij hen van hun sokkel blazen, en de resulterende snelle overgangen geven kracht aan het geheel, precies omdat ze schokkend en onverwacht zijn. We worden gedwongen om niet alleen over de thema’s zelf na te denken, maar ook over hun onderlinge verbindingen met andere thema’s.

De richting van het geheel wordt uiteengezet in de eindverzen van het hoofdstuk (5:18-27). Bij al hun zelfzucht en morele ambivalentie behouden deze mensen een religieuze ijver die verlangt naar ‘de dag van de Heer’ – zoals zovelen onder ons hunkeren naar ‘een opwekking’.

Maar God zegt dat Hij hun religieuze feesten veracht en hun samenkomsten haat. Aan zijn eis kan niet getornd worden: ‘Maar laat het recht als water golven, en gerechtigheid als een immer vloeiende beek’ (5:24). Anders zal de ‘dag des Heren’, wanneer Hij hen werkelijk ontmoet, een dag zijn van donker oordeel, oneindig veraf van het paradijselijke licht waar zij op hopen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 16 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 15 november 2013

Tearfund: Verzoek om hulp na doortocht Haiyan

Deze week kwam dit bericht door vanwege Tearfund:


Beste Tearfund vrienden,

Ik schrijf u vandaag met een dringend verzoek. Dit week-end trok de vernietigende tyfoon Haiyan over de Filipijnen. Dit ging gepaard met hevige rukwinden, vloedgolven, grondverschuivingen. Miljoenen blijven achter met niets meer. Wilt u met ons reageren?

Deze storm wordt een ‘super tyfoon’ genoemd met hevige regens over 33 provincies op de Filipijnen. Telecommunicatiesystemen zijn uitgevallen en het is nog moeilijk om de precieze omvang van de schade te kennen. Experten zeggen dat ongeveer 12 miljoen mensen door deze tyfoon getroffen zijn.

Partners van Tearfund zijn reeds volop in de weer om noodhulp te bieden. Via onze alliantie Integral kunnen wij hen helpen om noodrantsoenen, tijdelijk onderkomen en hygiënekits te verdelen aan de zwaarst getroffenen. Wilt u ons daarbij helpen?

Hoewel we moeilijk rampen als deze kunnen bevatten, weten we dat God in controle is. We weten ook dat door het delen van voedsel, onderdak, zorg en liefde met mensen die de ramp doorstonden, we in staat zijn om Gods liefde te laten schijnen, zelfs in tijden van diepe duisternis.

Ik wil u graag oproepen om mee te bidden voor de bevolking van de Filipijnen, die deze tragedie moet verduren. Bid voor onze staf en voor onze partners op het terrein, die zich inzetten om een antwoord te bieden op deze ramp. Geef ook vrijmoedig om onze broeders en zusters in nood te helpen.

Verleen uw steun op Tearfund rekening, met vermelding ‘Tyfoon Haiyan Filipijnen’
IBAN: BE41 4359 1900 0110
BIC: KREDBEBB

Uw gebed en uw financiële steun zullen een verschil maken. Geef aub. vandaag!

(U kunt ons ook helpen door dit bericht te versturen naar uw vriendenkring en familie)


Uw partner in deze bediening,

Cecil Van Maelsaeke, algemeen directeur Tearfund

Photo: One of a series of UN Disaster Assessment Coordination photos of Tacloban Airport, Tacloban coastal areas and Tacloban City, courtesy of UNDAC

Hoort dit woord, gij koeien van Basan (Amos 4)

1 Kronieken 5-6; Hebreeën 10; Amos 4; Psalmen 148-150
In bepaalde opzichten vloeit Amos 3 zeer natuurlijk over in Amos 4. God heeft gezegd dat de waarschuwingen van de profeten verbonden zijn met reële gevaren (3:7-8). Nu markeert hij een aantal van de zonden die zijn waarschuwingen uitlokten (4:1-5) en legt hij een aantal van deze waarschuwingen uit en wat ze voor de toekomst betekenen als ze niet ter harte worden genomen (4:6-13).

(1) De eerste waarschuwing is gericht tot de rijke vrouwen van Israël (4:1-3), minachtend beschreven als ‘koeien van Basan’ – spreekwoordelijk voor weldoorvoed, vet en lui, eerder dan slank en fit. Deze vrouwen hebben hun rijkdom en positie misbruikt, ze hebben ‘geringen verdrukt en armen vertrapt’ (4:1). De anekdote in één zin is vernietigend: ze zeggen tot hun echtgenoten, ‘Breng aan, dat wij drinken!’ (4:1).

Dit roept een beeld op van verwende, bazige, decadente matrones, die alleen gediend willen worden en nooit zelf dienen, en die heersen over hun echtgenoten, terwijl ze hun verveling doorslikken met alcohol.

Dus zweert de soevereine Heer ‘bij zijn heiligheid’, wat verwant is met zeggen dat Hij bij zichzelf zweert, en dus bij hetgeen onveranderlijk is en waarbij niets en niemand groter is. Hij zweert dat Hij hen gevankelijk zal wegvoeren met angels en ketenen, vernederd en terneergeworpen, in pijn temidden het puin van hun stad (4:2-3).

(2) In de laatste helft van het voorgaande hoofdstuk (3:9-15) haalde God fors uit naar drie misselijkmakende kenmerken van het leven in het land: sociale onderdrukking, genotzucht en verdorven godsdienst. De eerste twee worden uitgediept in de eerste drie verzen van hoofdstuk 4, zoals we net zagen.

Het derde, verdorven godsdienst, wordt nu op fijne profetische hoon onthaald (4:4-5). ‘Komt naar Betel en pleegt afval, naar Gilgal – vermeerdert de afval!’, wat gelijkstaat met zeggen ‘Ga naar Canterbury (de zetel van de aartsbisschop van Canterbury, de primaat van de Anglicaanse Kerk, JL) en zondig; ga naar de baptistische hoofdkwartieren en zondig nog meer’ (vul het mekka in van je eigen denominatie!).

De plaatsen waar Israël historisch getrouw de voorgeschreven offeranden bracht (voor de tempel voorrang kreeg) zijn nog altijd offerplaatsen, maar worden nu gekenmerkt door fijne esthetiek, religieus enthousiasme, en heel veel gepronk. Waar zijn de verbroken geest en het verbroken en verbrijzelde hart (vgl. Ps. 51:19)?

(3) In de volgende verzen (4:6-13) blikt God terug op een aantal van de tijdelijke oordelen die Hij het volk op verschillende momenten heeft opgelegd als waarschuwingen van veel groter oordeel dat nog komt.

Deze waarschuwingen bleken ondoeltreffend: getuige het vreselijke refrein, ‘Toch hebt gij u niet tot Mij bekeerd, luidt het woord des HEREN’ (4:8, 9, 10, 11).

Daarom zal de God van Israël hen ontmoeten (4:12) – Hij zal hen ontmoeten, juist, maar niet in de heerlijkheid van theofanie, maar in de verschrikking van het oordeel.


Eigen vertaling van de overdenking bij 15 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 14 november 2013

De Here HERE heeft gesproken, – wie zou niet profeteren? (Amos 3)


1 Kronieken 3-4; Hebreeën 9; Amos 3; Psalmen 146-147
Hier sta ik stil bij twee thema’s uit Amos 3:

(1) ‘U alleen heb Ik gekend uit alle geslachten van het aardrijk; daarom zal Ik al uw ongerechtigheden aan u bezoeken’ (3:2). De basisstelling is eenvoudig: voorrechten brengen verantwoordelijkheid met zich mee. Maar de kwestie gaat dieper, minstens langs twee sporen.

(a) Het specifieke voorrecht hier is uitverkoren zijn om God te kennen en door Hem gekend te worden – en alle kennis van deze God houdt nabijheid tot heiligheid in. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat dit voorrecht straf op de zonden met zich mee brengt.

(b) Maar dit is in ieder geval een voorrecht op zich. Zonde die wordt gekoesterd leidt uiteindelijk tot veroordeling en verderf; bestrafte zonde kan leiden tot bekering en berouw, waar de Heer ook naar op zoek is.

Deze tekst sluit absoluut de visie uit dat uitverkiezing door God zou betekenen dat je vrijgesteld bent van gehoorzaamheid en trouw aan Hem, of dat God de grote suikeroom is in de lucht. Zoals J.A. Motyer het stelde: ‘Bijzondere voorrechten, bijzondere verplichtingen; bijzondere genade, bijzondere heiligheid; bijzondere openbaring, bijzondere nauwgezetheid; bijzondere liefde, bijzonder aanspreekbaar… De kerk van God ontkomt nooit aan de risico’s van zijn uniciteit.’

(2) De opeenvolging van retorische vragen in de verzen 3-5 kan in westerse ogen aanvankelijk irrelevant lijken. Maar ongetwijfeld waren ze Amos’ manier om zijn boodschap over te brengen aan toehoorders die zowel tegenover hem als zijn boodschap vijandig stonden. In een cultuur die houdt van raadsels en spreuken, namen zijn vragen hen mee in zijn gedachtegang, nog voor ze doorhadden wat er werkelijk aan de gang was.

De les wordt duidelijker met elke nieuwe vraag: gebeurtenissen hebben oorzaken. Als mensen elkaar ontmoeten en samengaan, is het omdat ze het eens waren om zo te handelen. Als een leeuw brult, is het omdat hij zijn prooi heeft gedood. Als een klapnet dichtklapt, is het omdat een of andere vogel of een dier daar aanleiding toe gaf. Als een waarschuwingsbazuin klinkt, is het omdat een gevaarlijke vijand gesignaleerd werd. Gebeurtenissen hebben oorzaken.

Op die manier komt hij tot twee lessen.

(a) Als een ramp een stad treft, dan moet God daar achter zitten (3:6). Natuurlijk zijn er veel secundaire oorzaken, maar uiteindelijk is het God zelf die er achter zit. Amos gelooft niet in toeval, tegenslag, of een eindige God die zo nu en dan een uitschuiver maakt. Hij gelooft in voorzienigheid – en geloven in voorzienigheid betekent geloven dat God in rampen de taal van waarschuwing of oordeel spreekt.

(b) De waarschuwingen die God geeft komen overeen met reële gevaren. De hoorn schalt om te waarschuwen voor een echte vijand. God kan genadige waarschuwingen uiten via zijn knechten, de profeten (3:7) – en dergelijke waarschuwingen zijn geen gebakken lucht, of slechts religieus gewauwel, maar waarschuwingslampen die overeenkomen met dreigend gevaar.

Dus bekeer je: ‘De leeuw heeft gebruld, – wie zou niet vrezen?’ En schiet niet op de boodschapper: ‘De Here HERE heeft gesproken, – wie zou niet profeteren?’ (3:8).


Eigen vertaling van de overdenking bij 14 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 13 november 2013

Wee België (Amos 2)


1 Kronieken 1-2; Hebreeën 8; Amos 2; Psalm 145
Wee China. In de vorige eeuw heeft het vijftig miljoen mensen van zijn eigen mensen afgeslacht in naam van de gelijkheid. Trots en hooghartig handhaaft het een officieel atheïstisch standpunt, terwijl het de kerk vervolgt en die kerk ondertussen, gevoed door het bloed van de martelaren, in een halve eeuw is vermenigvuldigd met vijftig.

Wee Rusland. In het tweede decennium van de vorige eeuw heeft het een enorm sociaal experiment opgestart dat resulteerde in de dood van meer dan veertig miljoen mensen. Het onderwierp land na land, zo zeker als het was dat de wind van de geschiedenis gunstig zat. Het begon uit te blinken in het voortbrengen van de ‘revolutionaire mens’, maar slaagde er niet in de beloofde ‘nieuwe mens’ van het Marxistisch gedachtegoed voort te brengen, en moest zich op die manier verbergen achter illusies en leugens tot zijn economische incompetentie het naar de ondergang voerde.

Wee Duitsland. Bevoorrecht als thuis van enkele van de grootste Hervormers, werd het intellectueel bijzonder arrogant, en startte het de voorbije eeuw twee wereldoorlogen die voor vele miljoenen dood en verderf brachten, met daarbij de verschrikkingen van de nazi’s. Vandaag bouwt het excellente BMW’s maar heeft het een materialistische ziel, en aanbidt het niets groter dan de Duitse Mark.

Wee Groot-Brittannië. Op een bepaald ogenblik bestuurde het een kwart van de wereldbevolking; het is erfgenaam van een deel van het prachtigste christelijke gedachtegoed en de mooiste literatuur ooit voortgebracht, maar het werd trotser en neerbuigender dan ooit voor de volken die het koloniseerde en de mensen die het tot slavernij dwong. Nadat het herhaaldelijk het erfgoed van kennis van God achteloos verspilde, maakt het richtingloos en gedegradeerd overal brokken.

Wee Canada. Het beschouwt zichzelf graag als moreel superieur aan zijn naaste buur, terwijl het schuilt onder de militaire paraplu van de VS. Het glijdt af naar een morele afgrond, en de beslissingen van het hooggerechtshof zijn al even moreel corrosief als overal elders in de Westerse wereld, terwijl de Engels-Franse verdeeldheid door gebrek aan beleefdheid en respect aan beide zijden neigt naar vijandschap en een breuk.

Wee de Verenigde Staten. Men beroemt zich op zijn status van enige overblijvende wereldmacht, maar staat er nooit bij stil hoe God al elke wereldmacht uit de geschiedenis wegveegde. Haar beminde vrijheden, dit grote erfgoed, is in toenemende mate een façade geworden om de ergste immoraliteit en zelfzucht achter te verbergen.

Voor het land op zijn geheel is er geen enkele kwestie, maar dan ook geen enkele, die belangrijker wordt geacht dan de toestand van de economie.
Dit is de redenering van Amos. In Amos 1 blijft hij rond de heidense buren hangen, terwijl hij het oordeel van God uitspreekt. Hier in Amos 2 richt hij zich tot Moab, tot Juda (zijn ‘Canada’), om dan uiteindelijk aan te belanden bij Israël.

Israëlitisch publiek zou beginnen met zelfvoldane tevredenheid tijdens de eerste delen: hoe zou het hen vergaan?

En begrijp dan goed: de opeenvolging van mijn ‘weeën’ hierboven, zou kunnen herschikt worden om te eindigen met gelijk welk land – zoals het jouwe.


Eigen vertaling van de overdenking bij 13 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 12 november 2013

De HERE brult uit Sion en uit Jeruzalem verheft Hij zijn stem (Amos 1)


2 Koningen 25; Hebreeën 7; Amos 1; Psalm 144

De profetie van Amos roept het volk van God terug naar het gedrag dat door het verbond wordt gestipuleerd. Maar aangezien zoveel van Israëls wangedrag verbonden is met sociale ongerechtigheid, niet uitsluitend individuele zonden, bevat deze profetie enkele van de meest scherpe veroordelingen van sociale ongerechtigheid die we maar kunnen vinden.

Enkele voorafgaande opmerkingen over Amos 1:

(1) In tegenstelling tot Ezechiël, die een onderwezen priester was vooraleer hij profeet werd, en in tegenstelling tot Jesaja en Jeremia die heel hun leven lijken profeten te zijn geweest, en in tegenstelling tot Daniël, wiens werk in het ‘seculiere’ strijdperk lag maar die een eersteklas training kreeg, was Amos noch een professioneel godsdienstig leider, noch een geleerde. Hij was een schapenfokker (1:1) – zoals Elisa een landbouwer was en onze Heer een timmerman.

(2) In tegenstelling tot het boek Joël, specifieert dit boek de regering waaronder Amos predikte: onder Uzzia, koning van Juda, en Jerobeam II van Israël (1:1). We kennen de datum niet van de aardbeving waarnaar Amos alludeert, maar de twee koningen in kwestie mochten zich verheugen in lange regeerperiodes in de eerste helft van de achtste eeuw v.C., de eerste van rond 790 tot 740 v.C., de tweede van rond 793 tot 753 (inclusief co-regentschappen met hun respectievelijke vaders).

In die tijd was Assyrië, de regionale macht, niet op expansie gericht, dus stonden de twee koninkrijken Juda en Israël niet van buiten uit onder druk, en werden ze politiek en militair sterk. (Assyrië werd pas een bedreiging na 745, toen Tiglath-Pileser III de troon besteeg).

(3) Amos was een zendeling, d.w.z. een cross-culturele prediker van het woord van God. Hij was een schapenfokker uit Tekoa, in Juda, maar zijn bediening speelde zich af in Israël. In die tijd breidde Jerobeam II, een bekwaam man, het grondgebied even ver uit als Salomo had gedaan.
Maar ondanks alle voorspoed en groei, bleef de rijkdom in handen van slechts heel weinigen. In combinatie met het morele verval en voortdurende afgoderij, betekende dit dat het land op weg was naar de ondergang – en buiten Amos waren er maar heel weinig die de gevaren opmerkten.

(4) Als majesteitelijk koning ‘brult’ de Heer als een leeuw uit Sion, terwijl Hij dreigt met oordeel (1:2). Zijn geduld raakt op. Dit is de reden voor een populaire Amos-commentator (J. Alec Motyer) om zijn boek de titel te geven ‘The Day of the Lion’ (‘De dag van de Leeuw’) en een andere (Roy Clements) ‘When God’s Patience Runs Out’ (‘Als Gods geduld opraakt’).

(5) De formulering ‘Om drie overtredingen van X, ja om vier’ (1:3, 6, 9, 11, 12) is een dichterlijke manier in het Hebreeuws om vier zonden aan te duiden. In Amos 1 zijn de zonden de zonden van Israëls buurlanden: de God die zijn eigen verbondsvolk tuchtigt, is niettemin Rechter van de hele aarde – een waarheid die zowel somber als bemoedigend is.


Eigen vertaling van de overdenking bij 12 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 11 november 2013

Antwoord mij naar uw trouw, naar uw gerechtigheid (Ps. 143)


2 Koningen 24; Hebreeën 6; Joël 3; Psalm 143

Traditioneel wordt Psalm 143 gezien als de laatste van zeven boetepsalmen, ongetwijfeld omdat vers 2 universele schuld erkent. Maar ongeacht hoe belangrijk deze waarheid in de Bijbel op zijn geheel is, in deze psalm komt dit thema alleen in dit ene vers naar voren.

Het grootste deel van de psalm is gewijd aan de moeilijkheden waar David mee te maken krijgt, door toedoen van vijanden (143:1-6), en aan Davids groeiende vastberadenheid als hij zich richt op het volgen van Gods wegen, wat zijn vijanden ook mogen doen.

Enkele opmerkingen:

(1) David doet initieel beroep op Gods trouw en gerechtigheid (143:1). Dit is volkomen gepast, net zoals de goedheid van een heerser of de integriteit van een rechter met vreugde onthaald wordt door wie een fout probeert recht te zetten.

De moeilijkheid is natuurlijk dat als wij als zondaars een beroep doen op de gerechtigheid van God om vrijspraak te bekomen, we ons makkelijk kunnen voorstellen dat wijzelf vreselijk onrein zijn vergeleken met de zuivere heerlijkheid van de onbedekte heiligheid van de Almachtige.

Vandaar vers 2: David erkent ‘niemand die leeft, is voor U rechtvaardig’. Dit is een spanning die niet eerder finaal opgelost geraakt dan aan het kruis (Rom. 3:21-26; vgl. 1 Joh. 1:9).

(2) Waar de verzen 3-4 zich wentelen in het moeras van de vertwijfeling, zien we hoe David er in de verzen 5-6 begint uit te klimmen.

Lezen we voor het eerst de zin ‘Ik gedenk aan de dagen van ouds’, dan zouden we als lezers nog kunnen denken dat David zich overgeeft aan nostalgie, terwijl hij terugdenkt aan ‘de goede oude tijd’. Maar hij is niet zo dwaas, zoals de rest van het vers aantoont: in plaats daarvan wijdt hij zich aan het denken aan alle dingen die God gedaan heeft – met andere woorden, hij overdenkt al Gods creatieve en tuchtigende en verlossende daden uit het verleden; hij zet zich er toe na te denken over de God van de Bijbel.

Ook is dit niet slechts een intellectuele oefening, zoals je lijstjes naziet voor een naderend examen. David weet dat zijn focus op wat God heeft gedaan, een door God gegeven middel is om aansluiting te vinden bij de levende God zelf, en dit is wat hij wil: ‘Ik strek mijn handen tot U uit, mijn ziel smacht naar U als een dorstig land’ (143:6).

(3) Drie keer in de verzen 8-10 bidt David voor leiding. Elk verzoek heeft een iets andere focus.

‘Maak mij de weg bekend, die ik gaan moet’ (143:8) weerspiegelt Davids vertwijfeling, maar is ook een hint dat er unieke en individuele elementen zijn aan de leiding die hij nodig heeft (zoals er individuele roepingen zijn in de kerk, Joh. 21:21-22).

‘Leer mij uw wil te doen’ (143:10:a) focust nu volledig op Gods agenda (‘want Gij zijt mijn God’). Gods wil kennen en doen is waar het om gaat bij leiding.

‘[U]w goede Geest geleide mij in een effen land’ (143:10b) is toegeven dat we ook kunnen vallen of rebelleren, struikelen of afdwalen – en altijd hebben we hulp nodig.


Eigen vertaling van de overdenking bij 11 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 10 november 2013

Groot is de dag des HEREN en zeer geducht! (Joël 2)


2 Koningen 23; Hebreeën 5; Joël 2; Psalm 142
De openingsverzen van Joël 2 bieden een verbluffend beeld van de naderende sprinkhanenzwermen. Het laatste vers van het gedeelte (2:11) maakt duidelijk dat deze sprinkhanen het leger van de Heer zijn.

Feit is dat ‘de dag des Heren’ in het Oude Testament, d.w.z. de dag wanneer de Heer zich manifesteert, al even vaak een dag van oordeel is als van zegen en licht: ‘groot is de dag des HEREN en zeer geducht! Wie zal hem verdragen?’ (2:11).

Overgezet naar de finale dag van de Heer, geldt hetzelfde: hij is zeer groot en geducht. Wie kan hem verdragen? Alleen zij die voor bescherming hun toevlucht hebben genomen tot de veiligheid die alleen God zelf biedt zullen in staat zijn op de laatste dag, wanneer de toorn van God ten volle blijkt, te zeggen ‘I need no other argument / I need no other plea; / It is enough that Jesus died / And that he died for me’ (L. H. Edmonds). (Vrij vertaald: ‘Ik heb geen ander argument nodig / ik heb geen andere pleitgrond nodig / Het is genoeg dat Jezus stierf / En dat Hij stierf voor mij’)

Twee zeer gedenkwaardige passages volgen:

Ten eerste vinden we in Joëls vermaning om terug te keren naar de Heer het volgende merkwaardige vers: ‘Scheurt uw hart en niet uw klederen en bekeert u tot de HERE, uw God. Want genadig en barmhartig is Hij, lankmoedig en groot van goedertierenheid, berouw hebbende over het onheil (2:13).

De gewoonte om jute te dragen of om zijn kleren te scheuren in tijden van grote smart of als een teken van rouw was goed ingeburgerd. Zoals alle uiterlijke tekenen kon het echter gewoon nagedaan worden. In plaats van een uiterlijk kenmerk van innerlijke bekering, kon het gemakkelijk een bijkomend stukje religieuze vorm worden.

God wil een verandering die van binnenuit voortkomt, niet een uiterlijk vertoon dat hoopt zegeningen van Hem af te troggelen. Dit suggereert ook, in sterke bewoordingen, dat diep berouw niet alleen behelst dat je je afkeert van zondig gedrag, maar ook een emotionele, diepe respons – een verscheurd hart, een diepbeschaamde afkeer van voorgaande betrokkenheid met zonde.

Dit brengt geen mensen voort die proberen een nieuw contract met God te onderhandelen, maar mannen en vrouwen die, overtuigd door de Geest, in wanhoop uitroepen, ‘Wat moeten wij doen?’ (Hd. 2:37).

Ten tweede vertellen de slotverzen van het hoofdstuk ons (2:28-32) wat God ‘daarna’ zal doen, d.w.z. na de zegeningen die Hij belooft uit te gieten over het volk in de vorm van hun vaderland en oogst. Hij zal zijn Geest uitstorten over alle mensen (2:28) , zo krachtig dat allen God zullen kennen en allen een profetische Geest zullen bezitten.

Deze verzen worden door Petrus geciteerd als vervuld op de Pinksterdag (Hd. 2:17-21); ze zijn parallel aan verschillende beloften van het nieuwe verbond (Jer. 31; Ez. 36). Zie de overdenking van 15 juli in volume I, en, in dit volume, van 3 augustus en 3 oktober.


Eigen vertaling van de overdenking bij 10 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.