1 Kronieken 1-2, Hebreeën 8, Amos 2, Psalm 145Er is een thematisch verband tussen de eerste twee van bovenstaande Bijbelverwijzingen (afkomstig uit het Bijbelleesrooster van de negentiende-eeuwse Schotse predikant Robert Murray McCheyne, JL). 1 Kronieken 1 en 2 begint met lange hoofdstukken van becommentarieerde genealogische informatie. Dit is niet het soort materiaal waar we ons meteen toe aangetrokken voelen. Toch bewerken geslachtsregisters veel dingen naast het voor de hand liggende optekenen van genealogische afstamming.
Mocht je de Bijbel helemaal doorlezen, zouden de namenlijsten op dit punt deels dienen als een terugblik: de beginjaren tot aan David, met 1 en 2 Kronieken die de lezer vervolgens meenemen tot aan het einde van het Davidische koningshuis. De geslachtsregisters zetten in kort bestek enkele van de zijpaden uiteen die je anders makkelijk uit het zicht verliest wanneer je de verhalen gewoon op zich leest.
Hoe zijn de afstammelingen van Abraham verbonden met Noach? Abraham zelf had kinderen bij drie vrouwen: Hagar, Ketura en Sara. Waar eindigden zij? Natuurlijk is de genealogie niet bedoeld om volledig te zijn. Het is de weg wijzen naar Juda, naar het Davidische koningshuis.
En dit is de les: er is beweging en verandering, er zijn ontwikkelingen en nieuwe verbonden, maar vanaf het begin is de verhaallijn van de Bijbel een eenduidig verslag dat evolueert in de richting van de Davidische lijn, en uiteindelijk in de richting van ‘de grotere Zoon van de grote David’ (zie de overdenkingen van 17 mei en 10 september).
In genre en nadruk is Hebreeën 8 zeer verschillend van de geslachtsregisters van de openingshoofdstukken van 1 Kronieken. Toch overlapt een deel van de argumentatie in dit hoofdstuk met lessen uit 1 Kronieken. Op dit punt in Hebreeën betoogt de auteur dat de tabernakel (en, in principe, de tempel) ingevoerd bij het verbond bij Sinaï, niet moet gezien worden als de finale uitdrukking van Gods wil voor de eredienst van zijn volk. Anders begrijpen we zijn doel verkeerd in de ontwikkeling van de heilsgeschiedenis.
De auteur heeft al uitgebreid betoogd voor de superioriteit van het priesterschap van Jezus over het Levitische priesterschap (Heb. 5-7) – dit superieure priesterschap was zelfs al aangekondigd door de Oudtestamentische geschriften zelf.
Nu vestigt hij de aandacht op het feit dat het ‘heiligdom’ dat, of de ‘tabernakel’ die in de woestijn wordt opgericht exact het ‘ontwerp’ (NBV) of ‘voorbeeld’ (NBG en HSV) volgde dat Mozes kreeg op de berg (8:5).
De reden hiervoor, zo betoogt de auteur, is dat het slechts een schaduw vormde van de realiteit. Er de ultieme realiteit van maken, zou betekenen dat je het verkeerd interpreteert. Bovendien zouden lezers van de Hebreeuwse canon dit moeten weten. Deze tabernakel was verbonden met het Mozaïsche verbond. Maar eeuwen later, ten tijde van Jeremia, beloofde God dat er een nieuw verbond zou komen (8:7-12).
‘Als Hij spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning’ (8:13). Het inluiden van het nieuwe verbond verwijst niet enkel de tabernakel van het oude verbond naar het verleden, maar spreidt ook de eenheid van de Bijbelse verhaallijn tentoon, hoe divers ook de stromen – want de verschillende stromen komen bijeen in Jezus.
Eigen vertaling van de overdenking bij 13 november uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten