2 Koningen 17, Titus 3, Hosea 10, Psalmen 129-1312 Koningen 17 is een bepalend moment in de Oudtestamentische geschiedenis. Het noordelijke koninkrijk van Israël eindigt als politieke entiteit. De aanleiding voor deze laatste stap in de teloorgang van de natie is een stukje bedrog dat begaan wordt door zijn laatste koning, Hosea.
Terwijl Hosea naar buitenuit de schijn van loyaliteit aan Assur (de regionale supermacht) ophoudt, start hij onderhandelingen op met Egypte, dat nog steeds een indrukwekkende politieke en militaire macht is, in de hoop dat Israël onder haar paraplu kan schuilen tegen betere voorwaarden.
Salmanassar, de koning van Assur, kon dit enkel interpreteren als verraad en hij vernietigde Samaria, de hoofdstad van Israël (17:1-6). Hij bracht de leidende Israëlieten over naar Assur en importeert dan – zoals het einde van het hoofdstuk duidelijk maakt – heidenen van elders in het imperium, die vermengden met de arme Israëlieten die achterbleven.
Het resterende deel van het hoofdstuk biedt ons twee uitgesproken verklaringen en een meer subtiele, impliciete verklaring.
Ten eerste is de uiteindelijke reden voor de vernietiging van de natie niet politiek of militair, maar godsdienstig en theologisch (17:7-17). Het volk Israël bezweek voor afgoderij. Terwijl het oppervlakkig gezien loyaal bleef aan de levende God, bouwden ze ‘in het geheim’ heidense hoogten – alsof de alziende God bedrogen kon worden!
De gewijde palen voor de Asjera’s en de dienst aan de Baäls namen fel toe. Het volk negeerde de profeten die God hen zond. ‘Zij gingen de nietige afgoden achterna, zodat zij zelf nietig werden’ (17:15 HSV; vergelijk Jer. 2:5). Terwijl ze de tempel in Jeruzalem verwierpen, maakten ze twee afgodskalveren. Ze aanbaden de hemellichamen, rotzooiden met het occulte en verzonken uiteindelijk in de verfoeilijke praktijk van kinderoffers aan Moloch. ‘Daarom was de HERE zeer vertoornd geworden op Israël en had hen van voor zijn aangezicht verwijderd’ (17:18).
Ten tweede legt dit hoofdstuk de oorsprong uit van de vermengde godsdienst van Samaria (17:24-41). De ingeweken heidenen vermengden zich met de overblijvende Joden in het land. Raciaal en theologisch kreeg je een mix. Ondanks waarschuwingen van God (in de vorm van verscheurende leeuwen – die nu niet langer voorkomen in dat deel van de wereld maar die ooit talrijk waren), is het beste dat dit gebroed kan opbrengen pathetisch: ‘Zij vereerden de HERE, maar bleven ook hun goden dienen’ (17:33). Dit is de achtergrond voor de ‘Samaritanen’ die we tegenkomen in de tijd van Jezus.
De derde verklaring is alleen impliciet. Ze wordt pas duidelijk wanneer dit hoofdstuk wordt gelezen in de stroom van de ontwikkeling van de canon. De gevallen mensheid wordt veroordeeld bij de zondvloed; slechts enkelen overleven. De aartsvaders van de ontluikende Joodse natie eindigen in slavernij. Wanneer God hen verlost, zorgt hun ongeloof dat ze het Beloofde Land maar met uitstel kunnen binnentrekken. De periode van de Richteren eindigt in verwording, corruptie en afval. En nu loopt de periode van het koningschap met vergelijkbare schande af.
God helpe ons: we hebben meer radicale oplossingen nodig dan deze.
Eigen vertaling van de overdenking bij 4 november uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten