dinsdag 6 november 2012

Nu heeft God gesproken 'in Zoon' (Hebr. 1)


2 Koningen 19, Hebreeën 1, Hosea 12, Psalmen 135-136

De tegenstellingen in de openingsverzen van Hebreeën 1 neigen allemaal in dezelfde richting. ‘Eertijds’ contrasteert met ‘nu, in het laatst der dagen’. God sprak ‘tot de vaderen’ staat tegenover het feit dat Hij in het laatst van de dagen ‘tot ons’ heeft gesproken. In het verleden sprak God ‘vele malen en op vele wijzen’ tot de vaderen. Maar nu in deze laatste dagen heeft God tot ons gesproken ‘in de Zoon’ (1:1-2).

De vorm van die uitdrukking ‘in de Zoon’ (NBV zegt ‘door zijn Zoon’) suggereert in de oorspronkelijke weergave behoorlijk sterk dat de auteur van de Hebreeënbrief de Zoon niet beschouwt als weer een profeet, of zelfs niet als de hoogste profeet. De idee is niet dat, terwijl in het verleden het woord van God doorgegeven werd door de profeten, het in deze laatste dagen doorgegeven werd door de Zoon, die op die manier de laatste van de profeten wordt.

Er staat iets meer fundamenteels op het spel.

Als we de Griekse uitdrukking letterlijk vertalen geeft dit als resultaat ‘in Zoon’. De afwezigheid van het voorzetsel ‘de’ is betekenisvol. Bovendien contrasteert ‘in Zoon’ niet alleen met ‘door de profeten’ maar met ‘door de profeten … vele malen en op vele wijzen’ (merk op: NBG duidt dit verschil niet exact aan, want spreekt ook over ‘in de profeten’, in tegenstelling tot bijvoorbeeld HSV en NBV).

De les is dat God zich in deze laatste dagen veropenbaard heeft in de Zoon-openbaring. Toen God in het verleden de profeten gebruikte, gaf Hij hen soms rechtstreeks woorden (in openbaringen of visioenen), soms leidde Hij hen voorzienig doorheen ervaringen die ze opschreven, soms ‘sprak’ hij doorheen buitengewone gebeurtenissen, zoals de brandende braamstruik: er waren ‘vele malen’ en ‘vele wijzen’ (1:1).

Maar nu heeft God gesproken ‘in Zoon’ – we kunnen parafraseren als ‘in de Zoon-openbaring’. Het is niet dat Jezus eenvoudigweg de openbaring doorgeeft; Hij is de openbaring. Het is niet dat Jezus gewoon het woord brengt; Hij is zelf, als we het zo mogen uitdrukken, het Woord van God, Hij is zelfs het uiteindelijke Woord.

De idee is zeer gelijkend aan wat je leest in de proloog van het Evangelie van Johannes. De Zoon is hiertoe in staat omdat Hij ‘de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen’ is (1:3).

In strikte zin moeten christenen dan de Nieuwtestamentische boeken niet zien als de Oudtestamentische, die nu de volgende fase in Gods heilsplan aan ons brengen. Mormonen beweren dat dit slechts is wat ze zijn – en dan zeggen ze dat Joseph Smith een nog latere openbaring tot ons bracht, aangezien hij toch nog een volgende aangewezen profeet was. Maar de schrijver van de Hebreeënbrief beschouwt, in strikte zin, als de climax van alle Oudtestamentische openbaring, aan ons doorgegeven door de profeten en opgeschreven in boeken, niet nog meer boeken – maar Christus Jezus zelf.

De Nieuwtestamentische boeken komen samen rond Jezus en getuigen van Hem die de climax van openbaring is. Latere boeken die geen getuigenis afleggen van deze uiteindelijke climax-openbaring zijn automatisch gediskwalificeerd.


Eigen vertaling van de overdenking bij 6 november uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten