maandag 12 november 2012

De gevolgen van de zonde zijn verpletterend, maar nog gloort er hoop (2 Kon. 25)


2 Koningen 25, Hebreeën 7, Amos 1, Psalm 144
In dit laatste hoofdstuk van 2 Koningen (2 Koningen 25), dwaalt Jeruzalem richting schaamte en nederlaag. Maar er zit een wending aan het verhaal.

Het verslag zelf is duister. De interim-koning Sedekia was zwak en corrupt. Jeremia predikte onderdanigheid: God had verordend dat Juda op deze manier zou gestraft worden, en daarom moet het volk zich niet verzetten tegen Babylon. 1.100 kilometer verder predikte Ezechiël nagenoeg hetzelfde: hij benadrukte dat Juda en Jeruzalem veel slechter waren dan de meeste mensen dachten, en God had oordeel over hen beschikt.

Verscheidene jaren voor de uiteindelijke verwoesting voorspelde Ezechiël dat de heerlijkheid van God Jeruzalem zou verlaten en de stad vernietigd zou worden (Ez. 8-11) – een desastreus bericht voor de bannelingen, want voor hen betekende het dat er geen thuis meer was waar ze naar konden terugkeren, en ze hadden nauwelijks categorieën om te begrijpen wat het betekende om zo helemaal van God verlaten te worden.

Maar Sedekia kwam toch in opstand. De Babylonische vergelding was al even gewelddadig als onvermijdelijk. Tegen 588 v.C. stond het machtige Babylonische leger terug aan Jeruzalems poorten. De stad werd ingenomen in 587 v.C. Sedekia trachtte te ontkomen, maar werd gevangen genomen dichtbij Jericho en meegenomen naar Nebukadnessars hoofdkwartier in Ribla. Daar werden zijn zonen voor zijn ogen gedood – en dan werden hem de ogen uitgestoken. Het grootste deel van de stad werd verbrand en de muren werden steen voor steen neergehaald. Iedereen van enig gewicht werd meegevoerd naar Babylon.

Over de armen die in het land bleven om de wijngaarden te verzorgen stelde Nebukadnessar Gedalja aan als bestuurder. Hij maakte van Mispa zijn administratief centrum, aangezien Jeruzalem zo radicaal verwoest was. Niet meer dan zeven maanden later werd Gedalja vermoord door dwaze hardelijners van koninklijken bloede: blijkbaar waren ze beledigd dat een bestuurder was aangeduid van buiten de Davidische lijn. Uiteindelijk realiseerden ze zich wat ze gedaan hadden.

Omdat ze vergelding vreesden vanwege de Babyloniërs, vluchtte de resterende bevolking naar Egypte.

Mocht dit zijn hoe 2 Koningen eindigt, dan zouden de thema’s van gerechtigheid en oordeel gediend worden, maar de lezer zou achterblijven met de twijfel of er nog enige hoop restte voor de lijn van David en de vergaande messiaanse beloften die ermee verbonden waren.

Maar in feite eindigen de boeken met een wending in het verhaal. De paar laatste verzen (25:27-30) brengen rustig verslag uit van het feit dat Koning Jojakin in het zevenendertigste jaar van zijn ballingschap vrijgelaten werd uit zijn gevangenschap. Voor de rest van zijn leven werd in zijn levensonderhoud voorzien door de Babylonische staat: ‘hij mocht zijn gevangenisklederen afleggen’, en zolang hij leefde at hij geregeld aan de tafel van de koning.

Het verhaal van verlossing is nog niet afgelopen, de lijn van David nog niet uitgestorven. Midden de verpletterende zonde en het snijdende oordeel gloort nog steeds hoop.


Eigen vertaling van de overdenking bij 12 november uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten