zondag 11 november 2012

'Ja, naar het bevel van de HEERE gebeurde dit in Juda, om hen van voor Zijn aangezicht weg te doen' (2 Kon. 24)


2 Koningen 24, Hebreeën 6, Joël 3, Psalm 143
Het finale uiteenvallen van de Davidische dynastie was niet mooi om zien. De laatste hervormende koning, Josia, maakte een grove vergissing toen hij onnodig de strijd aanging met Farao Neko van Egypte. Josia verlóór niet alleen in 609 v.C., hij verloor ook zijn leven (1 Kon. 23:29) terwijl hij nog een relatief jonge man was.

Zijn zoon Joachaz werd koning op zijn drieëntwintigste, maar diens regering duurde slechts een goede drie maanden, tot Farao Neko hem liet oppakken en uiteindelijk wegvoerde naar Egypte, waar hij stierf. Farao Neko zette een andere zoon van Josia op de troon, meer bepaald Jojakim. Hij ging elf jaren mee. 2 Koningen 24 pikt daar de draad van het verslag op.

Het Juda van Jojakim zat gekneld tussen Egypte in het zuiden en westen en Babylon in het noorden en oosten. Dit laatste rijk had de bovenhand. Jojakim zelf was corrupt, verdorven op religieus vlak en hij had verheven gedachten over zichzelf. Hij voerde heidense cultussen terug in; geweld floreerde.

In het vierde jaar van zijn regering, in 605 v.C., werd Farao Neko verpletterd door de Babyloniërs in de slag van Karkemis aan de noordelijke Syrische grens; de macht van Egypte kon zich in bijna driehonderd jaar niet weer oprichten. Jojakim en het kleine landje Juda werden tot een vazalstaat die schatplichtig was aan het Babylonische rijk.
Maar in 601 v.C. kwam Jojakim in opstand. Nebukadnessar stuurde contingenten van zijn gewapende strijdkrachten om Juda te stropen. In december 598 v.C. zette hij zijn machtige leger in om Jeruzalem te belegeren. Jojakim stierf. Zijn achttien jaar oude zoon Jojakin regeerde drie maanden.

Geconfronteerd met een ongelooflijk moeilijke beslissing, gaf hij op 16 maart 597 v.C. het verzet op en gaf zich over. Koning Jojakin, de koningin-moeder, het koninklijke gevolg, de edelen, de mannen van waarde, de leidende ambachtslieden en de priesterlijke aristocratie (inclusief Ezechiël) werden meer dan 1.100 kilometer ver weggevoerd naar Babylon – in een tijd waarin een dergelijke afstand nog een heel, heel lange weg was.

Jojakin bleef in de gevangenis en onder huisarrest gedurende zevenendertig jaar vooraleer hij werd vrijgelaten; maar zelfs dan keerde hij nooit terug naar huis, zag hij Jeruzalem nooit meer terug. De Babyloniërs beschouwden hem nog altijd als de wettige koning (net als de bannelingen), maar ondertussen installeerden ze een interim-koning ver weg in Juda – zijn oom Sedekia, ook nog altijd maar eenentwintig jaar oud (24:18). Zijn einde hoort bij het volgende hoofdstuk.

‘Waarlijk, dit overkwam Juda naar het woord des HEREN, die het van zijn aangezicht wilde wegdoen, wegens alle zonden die Manasse gedaan had, en ook wegens het onschuldige bloed dat hij vergoten had; hij had immers Jeruzalem gevuld met onschuldig bloed. De HERE wilde dat niet vergeven … Zo kwam het door de toorn des HEREN zover met Jeruzalem en Juda, dat Hij hen van zijn aangezicht verwierp’ (24:3-4, 20).


Eigen vertaling van de overdenking bij 11 november uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten