woensdag 28 november 2012

'Hoed de kudde van God die bij u is en houd daar toezicht op' (1 Petr. 5)


1 Kronieken 24-25, 1 Petrus 5, Micha 3, Lukas 12

Meer dan gelijk welke andere Nieuwtestamentische passage biedt 1 Petrus 5:1-4 ons een boeiende kijk op christelijk dienstwerk.

De apostel Petrus richt zich tot oudsten, die hij ook ‘opzieners’ en ‘herders’ noemt, d.w.z. voorgangers (zie de overdenking voor 2 november). Hij spreekt hen zelfs aan als ‘medeoudsten’, eerder dan hen aan te spreken als een apostel die zich richt tot oudsten. Dit belet hem niet te alluderen naar een van de factoren die hem onderscheidt van de meeste andere oudsten: in tegenstelling met hen, was hij ‘getuige van het lijden van Christus’ (5:1). Maar zelfs als hij hier onderscheid maakt tussen zijn ervaring en die van hen, doet hij dat op een manier die niet naar hemzelf wijst maar naar Christus en zijn lijden.

Deze oudsten worden vermaand: ‘Hoed de kudde van God die bij u is en houd daar toezicht op’ (5:2). Herders leiden, verzorgen, genezen, beschermen, tuchtigen, voeden en geven om hun kudde. De taak behelst ‘toezicht’: ‘houd daar toezicht op’, voegt Petrus eraan toe. Dan komt Petrus met drie zinsdelen met de vorm ‘niet dit … maar dat’, en samen biedt dit een betekenisvolle opsomming van het christelijke dienstwerk:

(1) ‘Niet gedwongen, maar uit vrije beweging, naar de wil van God’ (5:2): louter plichtsbesef zal nooit volstaan. Spijtig genoeg kunnen (beroeps)dienaren van het evangelie zich gevangen voelen, en gewoon maar ‘dienen’ omdat het voelt alsof ze moeten, omdat ze de groep niet mogen teleurstellen, of omdat ze niet de scholing kregen om iets anders te kunnen doen. Op dit punt is het ofwel tijd om je hart te veranderen, of anders het dienstwerk te verlaten. Er moet een verlangen zijn vanuit het hart om op deze weg te dienen, zelfs midden teleurstelling en lijden – zoals ook onze Meester zijn Vaders wil tot de zijne maakte.

(2) ‘Niet uit schandelijke winzucht, maar uit bereidwilligheid’ (5:2): dit is niet een job waarbij je per uur of per stuk betaald wordt; ook is het geen beroepsgroep gekend voor zijn hoge belastingschijf. Spijtig genoeg hebben tv-evangelisten en bepaalde anderen het beeld vertekend. Terwijl kerken hun dienstknechten soms behandelen met koppige schraperigheid (‘Heer, houd U hen nederig en wij houden hen arm’), kunnen deze werkers antwoorden met ernstig materialisme dat niet minder ongepast is. In het beste geval is de kerk altijd genereus en hechten de werkers weinig waarde aan materieel bezit. Voorgangers moeten in de eerste plaats gemotiveerd worden door een verlangen om te dienen.

(3) ‘Niet als heerschappij voerend over hetgeen u ten deel gevallen is, maar als voorbeelden der kudde’ (5:3): hier is er een leiderschapsstijl die de machtshongerigen moet uitsluiten van het dienstwerk (hoewel bepaalde van dergelijke mensen jammer genoeg toch in posities belanden waarvan ze zouden moeten uitgesloten worden). Voorgangers zouden meer moeten inzitten met het zijn van goede voorbeelden, dan met het staan op hun gezag. Er is geen dienaar die meer is dan een ‘onder-herder’. Allen zijn verantwoording verschuldigd aan de ‘Opperherder’ – en Hij alleen beloont zijn medewerkers (5:4).


Eigen vertaling van de overdenking bij 28 november uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten