2 Koningen 23, Hebreeën 5, Joël 2, Psalm 142De woorden van Psalm 2:7, ‘Mijn zoon zijt gij; Ik heb u heden verwekt’ (in het Engels staat er ‘You are my Son; today I have become your Father’, dus leest het tweede deel dan ‘ik ben heden uw vader geworden’) worden drie keer geciteerd in het Nieuwe Testament:
(a) in Handelingen 13:33, waar hij dient als een soort bewijstekst om de opstanding van Jezus te rechtvaardigen;
(b) in Hebreeën 1:5, waar de auteur eruit afleidt dat omdat Jezus alleen de Zoon van God is, Hij superieur is aan de engelen; en
(c) in Hebreeën 5:5, waar hij wordt geciteerd om te bewijzen dat zoals Aäron het hogepriesterschap niet zelf kon opnemen maar door God geroepen werd tot de taak, zo ook Jezus door God was aangewezen voor zijn hogepriesterschap.
Zo wordt Psalm 2:7 afwisselend gebruikt om de opstanding van Jezus te ondersteunen, om bewijs aan te dragen voor Jezus’ superioriteit over de engelen, en om aan te tonen dat toen Jezus hogepriester werd hij niet zelf de taak op zich nam, maar daartoe aangesteld werd door God.
Op het eerste gezicht is geen van deze toepassingen van Psalm 2:7 zeer voor de hand liggend. Het helpt om twee dingen in gedachten te houden.
Ten eerste is Psalm 2:7 een psalm voor de troonsbestijging. De psalm viert het aanstellen van de volgende Davidische koning voor zijn taak. Op dat punt wordt de man ‘Gods zoon’. In de oude wereld was het meestal zo dat zoons uiteindelijk ook aan de slag gingen in wat hun vaders deden. God regeert met rechtvaardigheid en onpartijdigheid; de koning, die dan optreedt als Gods ‘zoon’, moest doen wat God doet: naast andere dingen moest hij regeren met rechtvaardigheid en onpartijdigheid. En deze Davidische lijn eindigt uiteindelijk in iemand die bij uitstek de ‘Zoon’ is.
Ten tweede, met het risico de zaken te eenvoudig voor te stellen, valt de christologie van het Nieuwe Testament uiteen in twee patronen.
In het eerste begint het verslag van Christus in de voorbije eeuwigheid, om dan neer te dalen in vernedering tot deze wereld en tot de schande en schaamte van het kruis, en vervolgens gaat het opwaarts doorheen de opstanding en verheerlijking van Christus tot de triomf. We kunnen dit zien als het ‘op-neer-op’-model. Filippenzen 2:6-11 en Johannes 17:5 zijn gedenkwaardige voorbeelden.
In het tweede is er geen sprake van Jezus’ herkomst in de voorbije eeuwigheid: het is een ‘neer-op’-model. De focus ligt volledig op zijn overwinning door dood, opstanding, hemelvaart en verheerlijking. Deze grote heilsgebeurtenis is van cruciaal belang, het moment waarop Jezus aangesteld wordt als koning, het moment dat zijn priesterlijke rol een aanvang neemt, het moment waarop Hij verklaard wordt ‘Gods Zoon te zijn in kracht’ (Rom. 1:4).
Dit wil niet zeggen dat Jezus niet in bepaalde zin de Zoon is, of de koning, of dat Hij geen priesterlijke taken zou opnemen, voor het kruis en de opstanding. Maar dit model van christologie laat er geen twijfel over bestaan waar het grote keerpunt van de geschiedenis ligt.
Dit zijn de vooronderstellingen die achter de drie verschillende manieren van gebruik van Psalm 2:7 liggen. Het is een nuttige oefening om ze opnieuw te overdenken, met deze structuren in gedachten.
Eigen vertaling van de overdenking bij 10 november uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten