dinsdag 20 november 2012

God bracht ons een zware slag toe omdat wij Hem niet hadden geraadpleegd (1 Kron. 15)



1 Kronieken 15, Jakobus 2, Amos 9, Lukas 4
In 1 Kronieken 15 vinden we elementen uit Davids gedachtegang die we niet vinden in het parallelle gedeelte in 2 Samuel 6.

Nadat hij Jeruzalem had veroverd besliste David uiteindelijk om de ark van het verbond naar de nieuwe hoofdstad te halen. Onderweg strekte Uzza zijn hand uit om de ark tegen te houden, toen de wagen waarop die vervoerd werd zich een weg schokte over de hobbelige wegen – en meteen werd hij gedood. David was zowel boos op God als bevreesd voor Hem (1 Kron. 13:11-12), en hij liet zijn plan varen.

De ark werd ondergebracht in het huis van Obed-Edom de Gethiet. Gedurende het drie maanden durende verblijf van de ark daar, werd het gezin van Obed-Edom zodanig overvloedig gezegend dat het iedereen opviel. Dus ondernam David na verloop van tijd een nieuwe poging om de ark naar Jeruzalem over te brengen.

Zoveel kon je afleiden uit zowel 2 Samuel als uit 1 Kronieken. Wat 1 Kronieken 15:1-24 toevoegt is iets van Davids redenering en schikkingen. Ik zal me toeleggen op één punt.
Blijkbaar ontnuchterd na het schokkende verlies van Uzza, keert David terug naar de Schriften.

Het is waar, Uzza had de ark nooit mogen aanraken. Maar hadden David en zijn volk enig ander wetsvoorschrift overtreden in de manier waarop ze hier handelden? Davids lectuur van de Bijbel herinnert er hem aan dat het alleen de Levieten toegestaan was de ark te vervoeren, en hoe ze dit moesten doen. Dus draagt hij de Levieten op zich klaar te maken voor de taak, en legt hij zijn gedachtegang uit: ‘Want daar gij (de Levieten, JL) het de vorige keer niet gedaan hebt, heeft de HERE, onze God, ons een zware slag toegebracht, omdat wij Hem niet hadden geraadpleegd, zoals het behoorde’ (15:13).

David besluit met andere woorden dat Gods toorn in de zaak van Uzza’s onnadenkendheid de manifestatie was van Gods diepere ongenoegen. Het vervoeren van de ark mocht niet beschouwd worden als een kleinigheid. God verwachtte gehoorzaamheid, en het symbool van zijn tegenwoordigheid moest behandeld worden volgens de voorschriften van het verbond.

Dus is dit wat de Levieten doen: ‘De Levieten nu droegen de ark Gods, met draagbomen op hun schouders, gelijk Mozes naar het woord des HEREN geboden had’ (15:15).
Hier vinden we een belangrijke les. Aan de ene kant neemt God ongetwijfeld kinderlijke lofprijs en enthousiaste ijver aan. Maar Hij verwacht van hen die gezag voeren onder zijn volk dat ze weten wat zijn Woord zegt en dat ze dit gehoorzamen. Er is geen bepaalde mate van enthousiasme of ijver die opweegt tegen een dergelijk gebrek. IJver die in de verkeerde richting gaat bereikt nooit zijn doel. Ofwel moet die ijver bijgestuurd worden in de richting die wordt uiteengezet in Gods Woord, of ze is nog altijd verkeerd en gaat de slechte kant uit.

Er bestaat geen vervangmiddel voor geloof dat gestalte krijgt in weldoordachte gehoorzaamheid.


Eigen vertaling van de overdenking bij 20 november uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten