zaterdag 17 november 2007

Bespiegelingen bij een zesvoudige doop

Vorige week zondag werden 6 mensen uit de gemeente gedoopt. Hieronder de boodschap die ik op die bijzondere gelegenheid mocht doorgeven.

In onze maatschappij leven vandaag heel wat voorstellingen over God. De een al onaantrekkelijker dan de andere.

Aan één ervan moest ik afgelopen vrijdag denken. Op de begrafenisplechtigheid van André werd een lied van Flanders Gospel Choir gespeeld. Een van de koorleden zei me achteraf: “Ik kan niet naar die song luisteren, want ik hoor altijd al de fouten”.
Dat is hoe veel mensen over God denken. Dat Hij geen enkel ogenblik relaxed naar mensen kan kijken, omdat Hij – die te rein van ogen is om de zonde te kunnen aanschouwen – voortdurend fouten ziet, pijn, ellende, haat, onverschilligheid, materialisme. Het is de God van de prent: “hier vloekt men niet, want God ziet u”.

Een andere voorstelling van God, is die van de God die weliswaar alle zonde ziet, maar eens over zijn witte baard wrijft, en begrijpend glimlacht. Het leunt wel aan bij wat ik u wil voorlezen uit de Bijbel:

Rom6:1-8
1 Betekent dit nu dat we moeten blijven zondigen om de genade te laten toenemen? 2 Dat in geen geval. Hoe zouden wij, die dood zijn voor de zonde, nog in zonde kunnen leven? 3 Weet u niet dat wij die gedoopt zijn in Christus Jezus, zijn gedoopt in zijn dood? 4 We zijn door de doop in zijn dood met hem begraven om, zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt, een nieuw leven te leiden. 5 Als wij delen in zijn dood, zullen wij ook delen in zijn opstanding. 6 Immers, we weten dat ons oude bestaan met hem gekruisigd is omdat er een einde moest komen aan ons zondige leven: we mochten niet langer slaven van de zonde zijn. 7 Wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde. 8 Wanneer wij met Christus zijn gestorven, geloven we dat we ook met hem zullen leven (...)

Hier is in het 1e vers al sprake van een God die voortdurend zomaar genadig kan zijn over mensen. Hoe meer wij zondigen, hoe meer genade God dan zou kunnen betonen. Zondig dus maar raak? Neen, zegt Paulus: dit in geen geval!

Geen van beide Godsbeelden stemt echt overeen met de God die deze mensen hebben leren kennen. Ja, zij hebben Hem leren kennen als de God die alles ziet. Maar tegelijk hebben zij Hem ontmoet als een God die niet zomaar glimlacht over de zonde, maar al die fouten die wij voortdurend maken, ook moet bestraffen.

Daarom is er in dit Bijbelgedeelte sprake van de ultieme straf: de dood. Christus is voor ons gestraft geweest. Hij ging in de dood, Hij ging in het graf. God heeft vrede gemaakt door het bloed van Christus, en heeft op die manier mensen opnieuw met Zichzelf verzoend. Dit laatste mag blijken uit de opstanding van Christus.

Wat zij dus door deze doop duidelijk maken, is dat zij weliswaar God kennen als almachtig God die o zo hoog verheven en heilig en rein is, maar tegelijk dat God in een oplossing voorzien heeft:
Gods Zoon, Jezus Christus heeft de straf die zij verdienden, en die uiteindelijk ook elk mens verdient, op zich genomen. God toornt niet meer, Gods oordeel, Gods straf is uitgevoerd.
De straf is op iemand anders neergekomen. De dood, de ultieme straf op de zonde, is op Christus uitgestort. Christus is in het graf geweest, is gedood geweest - en leeft. Hij is als overwinnaar uit de dood verrezen, want Hij was de zondeloze, de onschuldige.

Daarom is het belangrijk te weten dat deze mensen geen religieuze mensen zijn, die hier trots staan pronken met hun eigen godsdienstigheid. Geen van deze 6 personen beweert d.m.v. deze doop om een beter mens te zijn dan gelijk wie, of een meer godsdienstig mens dan gelijk welk ander mens. Zij erkennen echter dat zij een Redder nodig hebben.

Ze gaan zo meteen in het bad. Zij gaan op die manier duidelijk maken dat zij hun oude leven veroordelen, als alleen waard om gestraft te worden. Zo gaat hun oude leven in de dood en schuilen ze onder de paraplu van Jezus’ dood. Zij erkennen dat toen Christus in de dood was, dat zij daar moesten zijn. De straf is uitgevoerd voor hen.
Dit uiterlijke teken is dus allerminst een daad van hoogmoed, maar een daad van erkennen dat je schuldig bent, en dat alleen Christus uitkomst brengt.
Zij erkennen dat Christus in de dood moést gaan, in het graf. Zo zullen zij ook in het water gaan, als een symbool.

Dit is niet een godsdienstig ritueel, zomaar een teken. Het is een uiterlijk maken van wat er diep in hun hart heeft plaatsgevonden. Dat daar liefde gegroeid is voor die o zo grote genade van God, in Christus Jezus. Het is een tonen dat in hun hart liefde gegroeid is voor Jezus.

Nu zijn er veel manieren om liefde uit te drukken. Je kunt in grote letters met krijt het woord “Liefde” op een bord schrijven. Dan maak je ook iets zichtbaar van liefde. Maar dat is niet wat de doop is. Je kunt ook met je geliefde op een romantisch strand gaan zitten en daar op een onverwacht moment een ring uit je zak halen en haar duidelijk maken dat je je leven voor hem of haar wilt inzetten. Dit soort veruiterlijking van liefde leunt veel dichter aan bij de doop.

Je kunt wat in hun hart heeft plaatsgevonden, uiteindelijk vergelijken met het huwelijk. De ring van het huwelijk is de doop. Is het de ring die mensen met elkaar verbindt? Uiteindelijk niet. Het is op de keper beschouwd zelfs niet het trouwboekje. De ring maakt aan de buitenkant duidelijk – net als het trouwboekje – dat er aan de binnenkant, tussen 2 harten, een bijzondere band bestaat. Het is meer dan een gevoel, het is uiteindelijk een belofte om met elkaar verder te gaan, een onverbrekelijk verbond.

Dit is wat de doop aan de buitenkant duidelijk maakt: dat er aan de binnenkant, tussen het hart van een almachtig God en een klein, feilbaar mens, een bijzondere liefdeband bestaat, die in eeuwigheid niet zal verbroken worden. En in die liefde mogen ze een nieuw leven leiden. Niet langer als slaven van de zonde, zoals vers 6 zegt, maar als “rechtens vrij van de zonde” (vers 7).

Zo mogen zij in het vervolg hun leven verder leven: in vertrouwen op een liefdevolle, almachtige God, die zij met hun hele hart, hun hele ziel, kracht en verstand willen dienen, als zijn volgelingen, als zijn discipelen. Totdat Hij komt, of totdat zij met Hem zullen verenigd zijn.

(Boodschap doopdienst 11 nov. 2007)

1 opmerking:

  1. je hebt dat vorige week heel goed gedaan hoor, proficiat
    ik heb ondertussen de jongerenbijbel aangeschaft en vanaf morgen zullen we daar dagelijks uit lezen
    vanmorgen werd er in de dienst over doodgaan gesproken, geen leuk onderwerp, maar als Christen, moeten we toch niet bang zijn om naar de Heer te gaan
    nog een gezegende zondag

    BeantwoordenVerwijderen