Deuteronomium 5; Psalm 88; Jesaja 33; Openbaring 3Wanneer de Heer regeert, is het vernietigen van de vijanden van zijn volk een van de daden die Hij stelt. In Jesaja 33 wordt nu de openings-‘wee’ uitgesproken, niet tegen het dwalende volk van God (zoals in 28:1; 29:1, 15; 30:1; 31:1), maar tegen de ‘verwoester’, de Assyrische hordes. Zij zijn de ‘verrader’ (33:1), ongetwijfeld omdat ze het overmatig eerbetoon aanvaardden (zie de overdenking van gisteren) en dan toch aanvielen.
Maar de verrader zal verraden worden (33:1); dit verwijst wellicht naar het feit dat Sanherib na zijn thuiskomst vermoord werd door zijn eigen zonen (37:38).
Op dit punt roept het volk van God tot Hem om hulp: ‘HERE, wees ons genadig. Op U hopen wij; wees onze arm elke morgen, ja ons heil in tijd van benauwdheid’ (33:2) – een laattijdige ommekeer van de ongevoeligheid die ze vertoonden in de hoofdstukken 29-30.
Na de buitengewone dood van bijna tweehonderdduizend Assyrische soldaten in 701 v.C., waren de burgers van Jeruzalem in staat om de stad te verlaten en het verslagen leger te beroven van grote hoeveelheden oorlogsbuit (33:4; 37:36).
Nog maar eens wordt het historische beeld in termen gegoten die vooruitzien naar het uiteindelijke oordeel van de ‘volken’ (33:3, meervoud!) en de ultieme zegen van Sion (33:5-6; vgl. 33:17-24).
Wat zal zegevieren is ‘recht en gerechtigheid’ (33:5). God zelf zal voor dergelijke tijden hun ‘houvast’ (NBV) of ‘vastheid’ (HSV) zijn, ‘een rijkdom van heil, wijsheid en kennis; de vreze des HEREN is zijn schat’ (33:6) – waarmee wordt getoond hoe de profetische literatuur van het Oude Testament overlapt met de Wijsheidsliteratuur (vgl. Spr. 1:7).
De rest van Jesaja 33 legt deze thema’s verder uit. De klacht van 33:7-9 toont dat de strategieën van de heersers en diplomaten wel moesten mislukken, vooraleer de autoriteiten zich wanhopig tot God zouden keren. Maar dit is wel het moment waarop God zich verheft (33:10).
God zelf is in staat om het kaf te verteren. Zelfs de vijanden ‘die verre’ zijn (33:12) horen wat God gedaan heeft. Maar als God die soort God is die zondaars verteert, zullen de zondaren in Sion dan niet op dezelfde manier verteerd worden (33:14)? ‘Wie onzer kan verkeren bij een verterend vuur; wie onzer kan verkeren bij een eeuwige gloed?’ (33:14).
Dit is waarom de belofte van de verlossing van de Heer altijd samengaat met een grote oproep tot bekering (33:15-16).
De slotverzen (33:17-24) bieden een terugblik, een tijd om stil te staan bij de vernietiging van wie zonde liefhebben. Uit dergelijk oordeel komt een tijd van vrede en stabiliteit voort (33:20).
Maar bovenal is het een tijd van pure Godgerichtheid. ‘Uw ogen zullen de Koning in zijn schoonheid aanschouwen’ (33:17); ‘Daar toont de HEER ons zijn macht’ (33:21); ‘want de HERE, onze Rechter, de HERE, onze Wetgever, de HERE, onze Koning, Hij zal ons verlossen’ (33:22).
Eigen vertaling van de overdenking bij 1 juni uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten