zondag 16 juni 2013

Om Mijnentwil, om Mijnentwil doe Ik het, hoe groot ook de ontwijding is (Jes. 48)


Deuteronomium 21; Psalmen 108-109; Jesaja 48; Openbaring 18
Het is één ding voor God om een Kores op te wekken die de Joden zal toelaten naar Jeruzalem terug te keren. Maar zullen de Joden wel willen teruggaan? En als ze bereid zijn fysiek terug te keren en Jeruzalem te herbouwen, zijn ze dan geestelijk wel klaar om de zonde achterwege te laten die hen in de eerste plaats in ballingschap deed terechtkomen? (Jes. 48)

Het ziet er niet goed uit. Formeel gezien zweren ze wel bij de naam van de Heer en belijden ze wel de God van Israël – ‘maar niet in waarheid en niet in gerechtigheid’ (48:1). Het is waar, de gevangenen noemen zich nog altijd ‘naar de heilige stad’ (48:2), Jeruzalem, dat rond de zesde eeuw een puinhoop was.

Maar een van de redenen waarom God deze dingen voorzegde, inclusief de terugkeer van het volk, is dat Hij goed wist dat veel Joden zodanig verstrikt zouden zitten in de Babylonische afgoderij dat ze in de verleiding zouden komen hun terugkeer toe te schrijven aan hun afgoden (48:3-6).

Net als hun voorvaderen kunnen ze koppig zijn (48:4), trouweloos en opstandig (48:8). De ‘smeltoven der ellende’ (48:10) heeft hen zo weinig geleerd dat de enige reden dat God hen niet helemaal vernietigt in het feit ligt dat Hij de eer van zijn eigen naam in stand wil houden (48:9-11).

De wereld moet weten dat Babylon niet regeert; God regeert. Dus zal Hij doorzetten, hoewel het vreselijke zondeprobleem onder zijn volk nog niet is opgelost, zelfs niet door de ballingschap.

De tragedie is dat Gods volk zelfs in ballingschap niet bereid was om te luisteren (48:1, 12, 16, 17-18). Hun volledige geschiedenis zou er ontzettend anders hebben uitgezien, vol met ontelbaar veel zegeningen, indien ze maar aandacht hadden geschonken aan Gods bevelen (48:18-19).

Hun vrede ware ‘als een rivier’, hun ‘gerechtigheid als de golven der zee’ (48:18). Zelfs nu hetgeen waar ze meest nood aan hebben is om Babylon te verlaten (48:20-21) – nog niet fysiek, natuurlijk, want Kores is nog niet opgestaan en heeft het nog niet bevolen; maar moreel, geestelijk.

Maar indien het volk in zijn zonde blijft, zelfs na de vrijlating uit Babylon, zal het zijn nieuwe vrijheid verspillen: ‘De goddelozen, zegt de HERE, hebben geen vrede’ (48:22) – een blijvende waarschuwing die niet minder van toepassing is in onze dagen.

Dus zal Gods knecht Kores niet het finale antwoord bieden. Hij kan de Joden bevrijden uit ballingschap, maar hij kan hen niet van hun zonde bevrijden. Dit bereidt het toneel voor de herintroductie van de ideale Knecht van de heer, die terugkeert in hoofdstuk 49.

Hij verschijnt zelfs waarschijnlijk eerder raadselachtig in 48:16; want Degene die daar spreekt heeft de Geest op zich (zoals in 42:1) en wordt door God geroepen (zoals in 49:1). Maar er is geen twijfel over zijn aanwezigheid in Jesaja 49. In deze Knecht van de Heer is de enige blijvende steun voor Gods volk.


Eigen vertaling van de overdenking bij 16 juni uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten