Deuteronomium 12; Psalmen 97-98; Jesaja 40; Openbaring 10Drie opmerkingen om het pad te effenen:
(a) Indien Jesaja ongeveer dertig was toen hij geroepen werd als profeet in het jaar dat koning Uzzia stierf (6:1), dan was hij negenenzestig op het moment van de Assyrische invasie in 701 en tweeënzeventig in 698 toen Hizkia stierf.
De buitenbijbelse traditie zegt dat hij nog wat langer leefde, tot in de regeringsperiode van de zondige koning Manasse, die vastbesloten was hem te doden. Op de vlucht voor Manasse, verborg de oude Jesaja zich in een holle boom in het bos, waarop hij gevonden werd door de mannen van Manasse, die de boom omzaagden met een zaag, met Jesaja er nog in. Mogelijk horen we hiervan een echo in Hebreeën 11:36-37.
(b) Bij deze chronologie had Jesaja de Babylonische invasie al voorzien in 712 v.C. (39:5-7). Niettemin trok de Assyrische invasie van 701 ongetwijfeld de meeste van zijn aandacht, tot die achter hem lag.
Te oordelen naar wat in de volgende hoofdstukken verschijnt, bracht Jesaja dan de weinige resterende jaren van zijn leven door met een bediening van vertroosting, met de bedoeling om het trouwe overblijfsel te helpen in de nog donkerder dagen die voor hen lagen. Misschien was deze bediening publiek en mondeling voor de resterende drie jaren van koning Hizkia’s leven.
Onder het gewelddadige en repressieve regime van Manasse echter, was Jesaja’s bediening waarschijnlijk meer gericht op de kleinere kring van zijn discipelen (8:16-17) en in de geschreven bladzijde die zij zouden bewaren tot er een nieuwe generatie zou komen die opnieuw bereid was om te luisteren naar de woorden van God die door hem werden doorgegeven.
(c) Thematisch omsluit het volgende gedeelte de hoofdstukken 40-55, die vol troost staan, gegrond in de verbazingwekkende grootheid van God en in de onschatbare verzoening voor de zonde waarin Hij voorziet.
De troost die geboden wordt in de openingsouverture (Jes. 40:1-11) bevat minstens vijf elementen.
(a) Dit is nog steeds Gods volk, ‘mijn volk’ (40:1). Ondanks de verbijsterende voorzegging in de voorgaande verzen van de vernietiging van Jeruzalem en de wegvoering van zijn volk, zal God Jeruzalem opnieuw vertroosten (40:2 – duidelijk parallel met ‘mijn volk’).
(b) Hun zonden zijn vergeven. Aangezien het hun zonden waren die het oordeel opgeroepen hebben, is dit geweldig nieuws. ‘Haar slavendienst is voorbij, haar schuld is voldaan’. Hoe dit dan bereikt wordt, wordt niet ten volle onthuld tot hoofdstuk 53, maar de ouverture grijpt vooruit naar de symfonische pracht.
(c) Als een gevolg van hun vergeving zal God zelf de bannelingen naar huis terugbrengen, terwijl Hij hun pad effent (40:3-4) en zijn kudde als een herder verzamelt (40:11) en daarbij zijn heerlijkheid openbaart aan het volledige menselijke ras (40:5); het zendingsthema duikt terug op.
(d) Hoe zwak het volk ook zij, Gods woord is volkomen betrouwbaar (40:6-8).
(e) Het goede nieuws dat uit Sion/Jeruzalem verkondigd wordt is ‘Zie, hier is uw God!’ – want ‘de Here HERE zal komen met kracht’ (40:9, 10). Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de resterende verzen van het hoofdstuk verder uitweiden over de loutere majesteit van God.
Eigen vertaling van de overdenking bij 8 juni uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten