zondag 23 juni 2013

Ik zal met u een eeuwig verbond sluiten: de betrouwbare genadebewijzen van David (Jes. 55)


Deuteronomium 28:20-68; Psalm 119:25-48; Jesaja 55; Matteüs 3
Hier sta ik stil bij zowel Jesaja 55 als Matteüs 3, want ze overlappen.

(1) In het licht van de triomf van de Knecht in Jesaja 53 en de verbondsbeloften van vrede in Jesaja 54, opent Jesaja 55 met een prachtige uitnodiging. De dorstigen en hongerigen worden uitgenodigd op een heerlijk feestmaal waar de toegang vrij is (55:1-3a).

Het verbondsthema gaat verder: deze zegeningen zijn verweven met ‘een eeuwig verbond’ (55:3b) dat de Heer sluit met zijn volk – en dit keer wordt het verbond gezien als de vervulling van de beloften aan David (zie de overdenking voor 22 juni). God stelde David tot ‘een getuige voor de natiën (…), tot een vorst en gebieder der natiën’ (55:4); hij versloeg de omringende volken en onderwierp hen aan zijn heerschappij, en dus aan de heerschappij van de Heer.

Terug in het land gebracht, doet Israël iets vergelijkbaars: zij ‘roepen (…) een volk [Eng.: meervoud] (…) ter wille van de HERE, uw God, en van de Heilige Israëls’ (55:5). Hun ontbieden van de volken gebeurt niet door militaire kracht, maar om wat de Heer in hun midden doet.

Bovendien heeft dit verbond een bevestigend teken. Het Noach-verbond had het teken van de regenboog; dat van Abraham had de besnijdenis; het Sinaï-verbond het sprenkelen van het bloed. Het eeuwige verbond heeft als zijn eeuwig teken een veranderd, getransformeerd heelal (55:12-13; vgl. 2:2-5; 11:1-16).

(2) Matteüs bevestigt dat Johannes de Doper zichzelf ziet als een ‘stem van een, die roept in de woestijn, Bereidt de weg des Heren, maakt recht zijn paden’ (Mt. 3:3), waarmee hij Jesaja 40:3 citeert.

In de overdenking voor 8 juni legde ik deze passage kort uit als de Heer die (spreekwoordelijk) de weg effent voor het volk van God om terug te keren tot het land, onderdeel van een gedeelte met rijke vertroosting. De terugkeer van het volk van God toont de heerlijkheid van God.

Maar het is mogelijk het gedeelte op een wat andere manier te lezen, die niet minder gericht is op de heerlijkheid van de Heer. In die visie is het niet het volk dat door de woestijn trekt, maar de soevereine Heer zelf, die ‘zal komen met kracht’ (Jes. 40:10) als een machthebber voor wie de onderdanen het pad effenen. Johannes de Doper eist die functie op: hij bereidt de weg ‘des Heren’ – wat in zijn setting Jezus identificeert als de soevereine Heer.

(3) Johannes roept het volk uit zijn tijd op tot radicale bekering, waarbij hij bekering en niet letterlijke afstamming van Abraham essentieel maakt om tot Gods volk te kunnen behoren (Mt. 3:7-10). Op een vergelijkbare manier zijn de beloofde verbondszegeningen in Jesaja 55 voor zij die hun boze wegen en denken verlaten en zich tot de Heer wenden voor ontferming en vrije genade (55:6-7).

Want onze gedachten zijn niet Gods gedachten (55:7-8) – een belijdenis die Gods gedachten niet bewondert voor hun transcendentie, maar voor hun verheven zuiverheid.


Eigen vertaling van de overdenking bij 23 juni uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten