2 Kronieken 3-4; 1 Johannes 3; Nahum 2; Lukas 18Vandaag zal ik stilstaan bij Lukas 18:31-43. Deze verzen kun je in twee gedeeltes opdelen.
Het eerste deel (18:31-34) vormt een voorzegging van Christus’ lijden. Het brengt verslag over een van de vele keren waarin Jezus zijn discipelen probeerde te waarschuwen wat er zou gebeuren wanneer Hij voor het laatst zou opgaan naar Jeruzalem. Ondanks het expliciete van Jezus’ taal, begrepen de discipelen ‘niets van deze dingen en dit woord bleef hun duister en zij wisten niet, waarvan gesproken werd’ (18:34).
Vanuit ons perspectief, aan deze zijde van het kruis, kunnen we ons afvragen hoe ze zo traag van begrip konden zijn. Waar ze aan leden was aan een te bekrompen gezichtsveld, dat je kunt vergelijken met het dragen van oogkleppen. Hun begrip van Messias was dat Hij zou triomferen.
Jezus had zeker de macht. Iemand die mensen kon genezen, doden kon opwekken, stormen kon stillen en op water kon lopen, kon zeker een paar Romeinse legioenen aan; Hij kon corrupte ambtsdragers er zeker uit gooien en gerechtigheid brengen in het land.
Bovendien, konden niet al Jezus’ uitdrukkingen op een bepaalde andere manier worden uitgelegd dan de christenen ze vandaag verstaan? In het Oude Testament (zo kunnen de discipelen zich hebben herinnerd) is de titel ‘Zoon des Mensen’ maar zelden messiaans: over wie heeft Jezus het dan?
Misschien dat het overleveren van deze ‘Zoon des Mensen’ aan de heidenen iets tijdelijks is, voorafgaand aan zijn dramatische redding in het finale gevecht – dat is, wanneer Hij zal ‘opstaan’ (18:33).
In ruimere theologische zin waren de discipelen nog niet klaar voor het feit dat de beloofde koning uit de lijn van David ook een lijdende dienstknecht zou zijn. Hun verwachtingen waren krom; ze konden slechts zien wat ze verwachtten te zien.
In de meest brede zin, is dit een van de gevolgen van de invretende, verblindende macht van zonde: ze vertroebelt onze visie en verwart ons perspectief zodat het zich afsluit voor cruciale delen van de bewijzen, met als gevolg dat we de waarheid niet kunnen zien, net zomin als de grootheid en de heerlijkheid van Gods openbaring.
Het tweede deel gaat over de genezing van de blinde man die langs de kant van de weg naar Jericho zit (18:35-43). In tegenstelling tot de discipelen in het voorgaande vers, die ongetwijfeld dachten dat ze iets verstonden van wat werd gezegd, alhoewel dit niet zo was, weet deze man dat hij blind is.
Anderen proberen hem te laten zwijgen; hij wil niet zwijgen maar schreeuwt des te harder: ‘Zoon van David, heb medelijden met mij!’ (18:39).
Jezus geneest hem; de man ziet. En dat is altijd wat nodig is: dat mannen en vrouwen hun blindheid toegeven en tot Hem roepen die als enige het zicht kan teruggeven. Anders zal de betekenis van de woorden die worden gesproken verborgen blijven, hoe talrijk ze ook mogen zijn.
Eigen vertaling van de overdenking bij 4 december uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten