maandag 16 december 2013

Ik neem uw ongerechtigheid van u weg, Ik trek u feestklederen aan (Zach. 3)

2 Kronieken 18; Openbaring 7; Zacharia 3; Johannes 6
Zacharia’s vierde visioen (Zach. 3) voorziet hoe de hogepriester terug in zijn ambt wordt gesteld in de persoon van Jozua. Tegelijkertijd kijkt het vooruit naar iemand die hem overstijgt, wat Jozua een wegwijzer maakt in de loop van de heilsgeschiedenis, net zoals Zerubbabel aan het einde van de profetie van Haggai een wegwijzer is in de loop van de heilsgeschiedenis (Hag. 2:23; zie de overdenking voor 13 december).

De eerste drie visioenen kijken naar Jeruzalem van buitenaf. Dit en het volgende visioen tonen de profeet binnen de tempelhoven. Hier vindt de profeet Jozua de priester die als het ware balanceert tussen de engel des Heren en ‘satan’: het woord betekent ‘aanklager’.

Jozua is bekleed ‘met vuile klederen’ (3:3). Het vuil is een teken van schuld, zoals het tweede deel van vers 4 duidelijk maakt. De aanklager probeert Jozua uit te schakelen door de aanklachten die hij tegen hem inbrengt, en Jozua is naar waarheid een schuldige zondaar (zoals aangeduid door de vuile klederen) – dus hoe kan hij ooit effectief priester zijn? Het antwoord is dat de engel van de Heer, die voor de Heer zelf staat, hem reine klederen geeft, rijke gewaden.

De situatie is verwant aan Jesaja’s ervaring in Jesaja 6. Wanneer Jesaja de Heer ziet, wordt hij zich vreselijk bewust van zijn zonde. Maar God voorziet in de middelen om de zonde weg te doen – in dat geval een gloeiende kool afkomstig van het altaar. De implicatie hier is dat Jozua moet wandelen in Gods wegen en aan zijn eisen moet voldoen (3:7).

Zo wordt Jozua weer aangesteld. Maar het visioen zegt nog veel meer. Jozua en zijn gezellen (waarschijnlijk andere priesters) zijn (letterlijk) ‘mannen die ten wonderteken dienen’ – of zoals de Engelse NIV-vertaling het stelt [vrij vertaald, JL] ‘mannen die symbool staan voor komende dingen’ (3:8).

Zij wijzen op ‘mijn knecht, de Spruit’ (3:8). Hier wordt ons niets meer onthuld over zijn identiteit, maar hij verschijnt terug in 6:12-13, waar we verder over hem zullen nadenken (zie de overdenking voor 19 december).

De metafoor verandert dan naar een steen met zeven ‘ogen’ of ‘facetten’ (of zelfs ‘bronnen’); de precieze betekenis van de metafoor wordt betwist, maar het resultaat is dat de Almachtige verklaart ‘Ik zal op één dag de ongerechtigheid van dit land wegdoen’ (3:9).

Zoals God het vuil van zijn hogepriester wegdeed, doet Hij nu hetzelfde voor zijn volk, terwijl Hij ‘op één dag de ongerechtigheid van dit land’ wegdoet. Het gevolg is volkomen geluk (wat de essentie is van het visionaire ideaal in 3:10).

Wij, die leven aan deze kant van het kruis, twijfelen niet over wie de ultieme hogepriester is en hoe Hij onze zonde volkomen gedragen heeft in zijn eigen lichaam aan het kruis. Door Gods handelen werden de zonden van zijn verbondsvolk op één beslissend moment aangepakt. De ‘mannen die ten wonderteken dienen’ dienden beter dan ze beseften: ‘Jozua’ is de Hebreeuwse naam voor de Griekse vorm die wij kennen als Jezus.


Eigen vertaling van de overdenking bij 16 december uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten