dinsdag 24 december 2013

Zo zeide de HERE, mijn God: Weid de slachtschapen (Zach. 11)


2 Kronieken 29; Openbaring 15; Zacharia 11; Johannes 14
Zacharia heeft al beeldrijke taal gebruikt die verband houdt met schapen en herder (9:16; 10:2, 3, 8-12, 11:3). Nu werkt hij dit breder uit (Zach. 11:4-17).

Het is een moeilijk gedeelte. Mogelijk is het een uitgesponnen allegorie, eerder dan iets dat zich voordoet, alleen al omwille van alle andere mensen die betrokken zijn.

Het doel ervan is heel waarschijnlijk een belangrijk misverstand rond leiderschap de wereld uit te helpen. Velen denken dat als een volk de juiste regeerder heeft, alles goed zal zijn. Maar hier wordt de juiste herder gehaat en verworpen.

(1) ‘De HERE, mijn God’, zegt Zacharia, geeft het volk nog een laatste kans (11:4-6). God draagt hem op te dienen als herder van een kudde ‘slachtschapen’, d.w.z. schapen die worden gekweekt voor hun vlees. De ‘schapen’ zijn onderdrukte mensen, terwijl hun verdrukkers afwisselend hun eigen herders zijn die ze vetmesten voor de slacht, en de kopers die hen slachten ‘zonder dat zij zich schuldig voelen’ [Eng.: ‘go unpunished’, m.a.w.: zonder dat ze gestraft worden, JL] (11:5).

De taal die hun eigenaars beschrijft is vernietigend: ze verkopen hen voor de slacht en zeggen ‘geprezen zij de HERE, omdat ik rijk word’ (11:5) – alsof rijkdom een betrouwbare indicator zou zijn voor de gunst van de Heer (vgl. Mk. 10:23).

De ‘kopers’ in de gelijkenis zijn de bezettende machten. Zo zijn de ‘verkopers’, de leiders van het verbondsvolk, medeplichtig in het ‘niet sparen’ van hun volk. Zacharia’s opdracht als herder, om zijn kudde te redden, lijkt gedoemd te mislukken. God zelf zal het volk overleveren aan hun eigen naasten en koning. Ze zijn niet trouw aan Hem en Hij levert hen over aan hun medeburgers – en God zal hen niet redden (11:6).

(2) In het tweede deel (11:7-14), wordt de goede herder, Zacharia, verworpen. Je had kunnen denken dat de kudde zich tot hem zou wenden voor hun redding, aangezien alle anderen – verkopers, herders, kopers – er op uit zijn hen te verkopen en van ze te profiteren.

Maar de kudde haat de goede herder (11:8). Uiteindelijk verlaat hij de schapen om ze de koers te laten volgen waartoe ze vastbesloten zijn (11:9). De staf ‘Liefelijkheid’ of ‘Gunst’ wordt verbroken, net als het verbond dat gesloten was ‘met alle volken’ (waarschijnlijk verwijzend naar de Joodse kolonies die over vele volken verstrooid zijn, zoals in Joël 2:6).

Zo hebben de handelaren die voorzagen in Zacharia’s loon, en die hem ongetwijfeld weg wilden, onbewust Gods judiciële wil vervuld en Zacharia afgekocht met een finale betaling van dertig zilverstukken.

Zacharia krijgt de opdracht die zilverstukken de pottenbakker toe te werpen (een ambachtsman die zowel met klei en metaal werkte), waarschijnlijk opdat hij een klein beeldje zou maken, een klein afgodsbeeldje (11:12-13). Zij die de goede herder verwerpen, blijven over met afgoden – en met verdeeldheid (12:14).

(3) In de slotzinnen (11:15-17) beeldt Zacharia het enige alternatief uit voor een goede herder: een waardeloze herder. Hoeveel dacht Christus na over dit hoofdstuk – de goede herder die door zovelen van zijn eigen volk werd verworpen en aan de kant werd geschoven voor dertig zilverstukken?


Eigen vertaling van de overdenking bij 24 december uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten