2 Kronieken 35; Openbaring 21; Maleachi 3; Johannes 20Mensen kunnen trouweloos zijn, maar de Heer verandert niet. Die onveranderlijkheid bedreigt oordeel; het is de ook de reden dat het volk niet is verteerd (Mal. 3:6). Hoop is afhankelijk van Gods genadige ingrijpen, gegrond in zijn onveranderlijke karakter (Mal. 3).
(1) ‘Zie, Ik zend mijn bode, die voor mijn aangezicht de weg bereiden zal; plotseling zal tot zijn tempel komen de Here, die gij zoekt, namelijk de Engel des verbonds, die gij begeert. Zie, Hij komt, zegt de HERE der heerscharen’ (3:1).
(2) Deze belofte klinkt als een antwoord op het cynisme dat opdook nadat de tweede tempel was gebouwd. Daar was de tempel, maar waar was de heerlijkheid die Ezechiël had voorzegd (Ez. 43:1-5)? Slechts wanneer de Heer komt zal het doel van de herbouw van de tempel zijn vervuld. En de Heer zal deze belofte vervullen.
Ten eerste zal Hij zijn ‘bode’ zenden, als een voorloper ‘die voor mijn aangezicht de weg bereiden zal’. En dan zal plotseling ‘de Here, die gij zoekt’ tot zijn tempel komen, ‘de Engel des verbonds, die gij begeert’.
Ondanks dappere pogingen om de tekst op een andere manier uit te leggen, is de meest voor de hand liggende lezing deze die maar een paar pagina’s verder in de Bijbel de draad weer oppikt (hoewel in feite een paar eeuwen later).
Vooraleer de Heer zelf komt – de Heer die zij zoeken, de lang beloofde boodschapper van het nieuwe verbond – is er een andere boodschapper die de weg bereidt. Jezus benadrukt dat de voorloper over wie Maleachi sprak niemand anders is dan Johannes de Doper (Mat. 11:10).
(2) Telkens God zichzelf op een bijzondere manier aan zijn volk openbaart, en nog het meest in deze ultieme zelfopenbaring, is er zowel toorn als genade. Vooruitzien naar ‘de dag van zijn komst’ (3:2) roept daarom op tot diepgaand berouw (3:2-5).
Dergelijk berouw dekt de volle breedte van de lelijke zonden die worden opgesomd in 3:5 tot iets wat makkelijker over het hoofd wordt gezien, maar duidelijk ook lelijk is voor God: roof, God beroven van de tienden en offeranden die we Hem zijn verschuldigd (3:6-12).
Weg met het cynisme dat beweert dat God dienen gelijkstaat met tijd- en geldverspilling, dat er geen gewin is wanneer je God tot middelpunt maakt, dat het ‘nutteloos’ is God te dienen (3:13-15).
(3) Heel wat van de Oudtestamentische profeten volbrachten trouw hun dienst en zagen maar weinig vrucht in hun eigen tijd. Anderen waren getuige van iets van opwekking. Haggai zag de Heer zo werken onder het volk dat de tempel werd herbouwd.
Ook Maleachi zag vrucht in de levens van degenen die rekening hielden met zijn boodschap en begonnen te leven in het licht van de belofte die nog moest worden vervuld:
‘Dan spreken zij die de HERE vrezen, onder elkander, ieder tot zijn naaste [blijkbaar bemoedigden en stimuleerden ze elkaar om trouw te zijn]: De HERE bemerkte het toch en hoorde het en er werd een gedenkboek voor zijn aangezicht geschreven, ten goede van hen die de HERE vrezen en zijn naam in ere houden’ (3:16).
Eigen vertaling van de overdenking bij 30 december uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten