zaterdag 1 februari 2014

Een goede bodem brengt vrucht voort (Mk. 4)


Genesis 33; Markus 4; Esther 9-10; Romeinen 4

De zogenaamde gelijkenis van de zaaier (Markus 4:1-20) kan misschien beter de gelijkenis van de bodems worden genoemd worden, want het variabel element dat de gelijkenis leven en diepte geeft is de afwisseling in het land waarop het zaad wordt uitgestrooid.

Omdat Jezus de verklaring geeft van zijn eigen verhaal, zou er geen twijfel mogen zijn over de punten waarop de meeste nadruk ligt. Het zaad is het ‘woord’, d.i. het Woord van God, dat hier overeenkomt met het evangelie, het goede nieuws van het koninkrijk. Zoals een landbouwer zaad met de hand uitstrooit in de antieke wereld, wordt dit woord ook breed uitgestrooid.

Onvermijdelijk valt er wat van het zaad op een bodem die om een of andere reden ondoordringbaar is: mogelijk komt het door het aangestampte vuil van het pad, of mogelijk komen er vogels die het zaad opeten voor het zich in de grond kan inwerken en ontkiemen, of mogelijk groeit het in de schaduw van doornstruiken die er het leven uit knijpen, of mogelijk ontkiemt het in losse grond met rotsachtige kalksteenbodem net onder het oppervlak. In dit laatste geval kunnen de wortels niet zeer diep gaan om het noodzakelijke vocht op te nemen.

De parallellen met de manier waarop mensen het woord horen liggen voor de hand. Sommigen zijn hard en stoten elk woord dat binnenkomt af. Anderen zijn snel afgeleid door de speeltjes die satan snel tevoorschijn haalt; anderen ondervinden dat zorgen en rijkdom [in het Engels ‘worries and wealth, the terrible Ws’, dus de ‘vreselijke W’s’] alle belangstelling voor geestelijke zaken versmachten. Weer anderen horen het woord met vreugde aan en lijken het meest belovend van de oogst, maar ze ontwikkelen nooit de diepe wortels die nodig zijn om in leven te kunnen blijven. Maar dank God voor de bodem die vrucht voortbrengt, soms zelfs in overvloed.

Zoveel is al duidelijk. Maar twee andere kenmerken van deze gelijkenis verdienen onze verdere aandacht.

Het eerste is dat deze gelijkenis, zoals zoveel andere, de wijdverspreide visie bijstelt dat wanneer de Messias komt, er meteen een climax komt, een definitieve breuk: de schuldigen en onreinen zouden dan allen worden veroordeeld, en de rechtvaardigen en reinen zouden genieten van een transformerende heerschappij. Dit is hoe het uiteindelijke koninkrijk er zou uitzien.

Maar Jezus schetst de komst van het koninkrijk toch een beetje anders. In de gelijkenis van het mosterdzaad (4:30-32) bijvoorbeeld, is het koninkrijk als een boom die klein begint en tot iets aanzienlijks uitgroeit; hier is sprake van groei en niet van een apocalyptische climax. Zo ook bij de gelijkenis van de zaaier: voorlopig zal het woord breed worden uitgestrooid, en mensen zullen er verschillend op reageren, met zeer uiteenlopende opbrengsten tot gevolg.

Het tweede is dat niet allen van hen die aanvankelijk tekenen van leven van het koninkrijk vertonen, ook werkelijk wortel schieten en vrucht voortbrengen. Die waarheid verdient bezinning en roept ons op tot zelfonderzoek.


Eigen vertaling van de overdenking bij 1 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten