zondag 16 februari 2014

'Mijn ogen hebben uw heil gezien' (Lk. 2)

Genesis 49; Lukas 2; Job 15; 1 Korinthiërs 3
Jezus groeide terdege op als Joodse jongen. Niet alleen was zijn afkomst Joods, ze was ook Davidisch: wettelijk behoorde Hij tot het onderdrukte koningshuis (Lk. 2:4). Het keizerlijke beleid werd van Godswege bewerkt om te verzekeren dat Jezus zou geboren worden in de oude stad van David (2:1-4, 11).

Op de achtste dag van zijn leven werd Hij besneden (2:21). Op het daarvoor bepaalde tijdstip brachten Maria en Jozef een offer, naar het voorschrift uit de Wet voor wat vereist was voor elke mannelijke eerstgeborene (2:22-24). Van Maria en Jozef wordt ons verteld dat ‘zij alles volbracht hadden, wat volgens de wet des Heren te doen was’ (2:39).

Tijdens de eerste dagen van Jezus’ leven richtte Simeon zich profetisch in gebed tot God, terwijl hij verklaarde dat de komst van Jezus tot ‘heerlijkheid voor uw volk Israël’ was (2:32); de oude Hanna ‘loofde mede God en sprak over Hem tot allen, die voor Jeruzalem verlossing verwachtten’ (2:38).

Elk jaar reisden Jozef en Maria de vele kilometers van Nazareth naar Jeruzalem om deel te nemen aan het feest rond Pascha, ‘zoals dit bij het feest gebruikelijk was’ (2:41-42). Ze voegden zich bij tienduizenden andere pelgrims. En natuurlijk ging Jezus mee en was Hij getuige van de slachting van duizenden paaslammeren, hoorde Hij de tempelkoren en reciteerde Hij de oude Schriften.

Op zijn twaalfde leidden Jezus’ voortdurende blootstelling aan het erfgoed van zijn volk en aan de inhoud van hun Schriften tot de buitengewone gesprekken die Hij voerde met de leraars uit de tempel (2:41-52).

We staan nog niet eens aan het begin van het verstaan van de begrippen waarin Jezus sprak en handelde, de begrippen waarin zijn leven en bediening, zijn dood en opstanding, betekenis hebben, tenzij we ze vinden in de oude Hebreeuwse Bijbel.

Maar dit is niet alles wat erover te zeggen valt. Diezelfde Bijbel begint niet bij Abraham en het ontstaan van de Israëlieten. Hij begint met God, de oorsprong van het heelal, de schepping van menselijke wezens die Gods beelddragers zijn, de vreselijke opstand van de zondeval, de eerste cycli van oordeel en vergeving, en de eerste beloften van verlossing die zou volgen.

Jazeker, Paulus begreep dat de Bijbelse lange geschiedenis van de Joden moet gezien worden binnen het nog langere verhaal van het menselijke ras, en dat zelfs de eerste roeping van de man die de voorvader is van alle Joden, verduidelijkt dat door hem alle volken op aarde zullen gezegend worden (Gal. 3, vgl. Gen. 12).

Hier, aan het begin van Jezus’ leven, komt hetzelfde raamwerk weer piepen. Simeon prijst de soevereine Heer dat Hij hem toestaat te blijven leven om deze baby te zien: ‘want mijn ogen hebben uw heil gezien, dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken: licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël’ (2:31-32). [eigen cursief]


Eigen vertaling van de overdenking bij 16 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten