woensdag 12 februari 2014

'Werkelijk, deze Mens was Gods Zoon!' (Mk. 15)


Genesis 45; Markus 15; Job 11; Romeinen 15
In Markus 15 spreken mensen eigenlijk beter dan ze beseffen.

‘Wat moet ik dan doen met Hem, die gij de Koning der Joden noemt?’, vraagt Pilatus (15:12). Natuurlijk gebruikt hij die uitdrukking ‘de Koning der Joden’ met een zekere schampere minachting. Wanneer de menigte antwoordt met ‘Kruisig Hem!’ (15:13-14), dan denken degenen met politieke motieven dat dit het einde is van alweer iemand met messiaanse pretenties.

Zij weten niet dat deze koning moét sterven, dat zijn regering afhangt van zijn dood en dat Hij tegelijk Koning en Lijdende Knecht is.

De soldaten vlechten een doornenkroon in elkaar en duwen die hardhandig op zijn hoofd. Ze slaan en bespuwen Hem en vallen dan op hun knieën in spottend eerbetoon, terwijl ze roepen ‘Wees gegroet, Gij Koning der Joden!’ (15:18).

In feite is Hij meer dan de Koning der Joden (hoewel zeker niet minder). Op een dag zal elk van deze soldaten, met ieder ander, ook weer neerknielen voor de opgestane man die ze hebben bespot en gekruisigd, en zullen ze belijden dat Hij Heer is (Fp. 2:9-11).

De voorbijgangers konden het niet laten verwijten te slingeren: ‘Ha, Gij, die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, red Uzelf, kom af van het kruis!’ (15:29-30). De afwijzende spot verborg de waarheid die ze niet konden zien: eerder had Jezus inderdaad geleerd dat Hijzelf de ware tempel was, het tegenbeeld van het gebouw in Jeruzalem, de ultieme ontmoetingsplaats tussen God en mensen (Joh. 2:19-22).

Jezus had zelfs niet alleen maar beweerd dat Hijzelf de tempel is, maar dat dit zo is op grond van het feit dat deze tempel moet worden vernietigd en in drie dagen terug tot leven moet komen.

Had Hij van dat kruis ‘afgekomen’ en zichzelf gered, zoals zijn spotters stelden, dan had Hij niet de afgebroken en herrezen ‘tempel’ kunnen worden die mannen en vrouwen weer met God verzoent.

‘Anderen heeft Hij gered, Zichzelf kan Hij niet redden’ (15:31). Weer mis – en ook weer correct. Dit is de man die vrijwillig naar het kruis gaat (14:36; vgl. Joh. 10:18). Beweren dat Hij zichzelf niet ‘kàn’ redden, is belachelijk beperkend. Maar Hij kon zichzelf niet redden én tegelijk anderen redden. Hij redt anderen door zichzelf niét te redden.

‘Laat de Christus, de Koning van Israël, nu afkomen van het kruis, dat wij het zien en geloven’ (15:32). Maar in wat voor een Christus zouden ze in dat geval geloofd hebben? Een machtig koning, ongetwijfeld – maar niet de Redder, niet het Offer, niet de Lijdende Dienstknecht.

Ze hadden niet lang in Hem kunnen geloven, want de basis voor deze transformatie in hen was precies gelegen in dat kruiswerk waarvan ze Hem treiterend wilden afbrengen.

‘Werkelijk, deze Mens was Gods Zoon!’ (15:39). Ja, meer dan ze beseften.


Eigen vertaling van de overdenking bij 12 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten