Genesis 44; Markus 14; Job 10; Romeinen 14
Tot op dit punt in het verhaal (Gen. 44) verscheen Juda in geen al te goed daglicht. Wanneer Jozefs broers voor het eerst hun intentie kenbaar maken hem te doden (Gen. 37:19-20), zijn er twee van hen die alternatieven bieden. Ruben stelt voor dat Jozef gewoon in een put zou worden gegooid waaruit hij niet kan ontsnappen (37:21-22).
Dit voorstel had twee voordelen. Ten eerste kon de moord niet rechtstreeks aan de broers worden toegeschreven, en ten tweede, hoopte Ruben later in het geheim terug te komen om zijn kleine broer te redden. Ruben was compleet van de kaart toen zijn plan niet slaagde (37:29-30).
De andere broer met een onafhankelijk voorstel was Juda. Zijn argument was dat er geen voordeel lag in een zuivere moord. Het zou beter zijn om Jozef als slaaf te verkopen (37:25-27) – zijn visie haalde het.
Juda verschijnt opnieuw in het volgende hoofdstuk, waarin hij slaapt met zijn schoondochter (Gen. 38) en, zeker aanvankelijk, een dubbele standaard aan de dag legt (zie de overdenking van 6 februari).
Maar hier in Genesis 44 werpt Juda zich meer op als een heldhaftig figuur. Jozef stuurt de dingen zodanig dat Benjamin en zijn broers worden gearresteerd voor diefstal. Hij benadrukt daarbij dat alleen Benjamin als slaaf in Egypte zal moeten achterblijven.
Mogelijk was Jozefs list bedoeld om zijn oudere broers te testen, om te zien of ze nog steeds wrok koesterden jegens de jongste, of ze nog zo hard waren dat ze een van hen in slavernij konden laten belanden, zich in de handen wrijvend dat ze zelf toch mooi de dans ontsprongen.
Het is Juda die tussenkomt en boven alles pleit op de bijzondere liefde die zijn vader voor Benjamin koestert. Hij verwijst zelfs naar Jakobs geloof dat Jozef omkwam door wilde dieren (44:28), alsof dat duidelijke bedrog en de slechtheid van dit alles de voorbije kwarteeuw in zijn gedachten waren blijven spoken.
Juda legt uit hoe hijzelf beloofde de jongen veilig terug te brengen en hij houdt een emotioneel pleidooi: ‘Nu dan, laat toch uw knecht in de plaats van de jongen als slaaf voor mijn heer achterblijven, en de jongen trekke met zijn broeders mee. Want hoe zal ik naar mijn vader heentrekken, wanneer de jongen niet bij mij is? Ik zou het verdriet niet kunnen aanzien, dat mijn vader zou treffen’ (44:33-34).
Dit is het hoogtepunt in wat we van Juda’s pelgrimstocht weten. Hij biedt zijn leven aan als plaatsvervanger voor een ander. Misschien werd hij daarbij deels gedreven door een schuldig geweten. Indien dit het geval was, kwam de pure heldendaad voort uit zuivere schaamte.
Hij kon niet weten dat minder dan twee millennia later, zijn meest illustere nakomeling, in geen geval gedreven door schaamte maar alleen door gehoorzaamheid aan zijn hemelse Vader en door liefde voor schuldige opstandelingen, zichzelf zou opofferen als een plaatsvervanger voor hen (Markus 14).
Eigen vertaling van de overdenking bij 11 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten