donderdag 5 september 2013

Nog meer gruwelen die zij bedrijven, zult gij zien (Ez. 8)


1 Samuël 29-30; 1 Korintiërs 10; Ezechiël 8; Psalmen 46-47
Ezechiël 8-11 bestaat uit één lang visioen.

Het openingsvers van Ezechiël 8 bepaalt het tijdstip op precies veertien maanden na het inauguraal visioen van de profeet, en daarom na de 390 dagen waarin hij gedurende een bepaald deel van elke dag op zijn linkerzijde lag en de noordelijke stammen aanklaagde die al gevangen genomen waren, en na de 40 dagen waarin hij op zijn rechterzijde lag en de zonden van Juda en Jeruzalem aan de kaak stelde.

Op dit punt kan hij zijn adelbrieven als profeet al voorleggen, dus komen de oudsten van de ballingengemeenschap om hem te raadplegen (8:1). Mogelijk stellenze zich vragen over zijn symbolisch geladen acties en vragen ze hem wat er zal gebeuren met Jeruzalem, en of en wanneer ze weer naar huis zullen kunnen.

Ezechiël antwoordt niet voor de vuist weg. Eerder wacht hij, en hij krijgt een nieuw visioen, waarvan hij de inhoud uiteindelijk overbrengt aan de ballingen (11:25).

In dit visioen ziet hij iets van God in categorieën die doen denken aan die van het inauguraal visioen (hoofdst. 1). Binnen de visionaire wereld wordt Ezechiël door de Geest overgebracht naar Jeruzalem, bij de noordelijke poort. Hij krijgt diverse vreselijke voorbeelden van afgoderij en syncretisme te zien.

Ten eerste is hij getuige van de afgod die Gods naijver opwekt (8:3-6). Als het bij de noordelijke poort is, is het bij de poort die de koning en zijn gevolg zouden gebruiken op hun weg naar de tempel. De koning wiens verantwoordelijkheid het is het volk te leiden in verbondstrouw is de leider in compromis en syncretisme – en in lijn met zijn verbondsvoorwaarden, is God terecht jaloers (zie Ex. 20:1-17).

Ten tweede ziet Ezechiël zeventig oudsten die werkelijk schepselen aanbidden die, volgens het Mozaïsch verbond, zelfs onrein zijn om te eten en aan te raken (8:7-13).

Ten derde ziet hij vrouwen die in ernstige mate betrokken zijn bij Tammuz (8:14-15). De Tammuz-cultus was een vruchtbaarheidscultus, die agriculturele voorspoed toeschreef aan een god die sterft en opstaat. Bepaalde van deze cultussen waren ook vreselijk promiscue.

Uiteindelijk ziet Ezechiël priesters (want alleen zij konden tussen de zuilengang en het altaar zijn) met hun rug naar de tempel, terwijl ze de zon aanbidden – niet alleen verheugen ze zich meer in het schepsel dan in de Schepper (Rom. 1:25), maar ze overtreden ook het verbond (Deut. 4:19), mogelijk beïnvloed door de Egyptische zonnegod Ra.

Moderne vormen van afgoderij zijn natuurlijk anders. De meesten van ons zijn niet betrapt op rouw over Tammuz. Maar jagen onze harten dingen na die God terecht naijverig maken? Hebben we onreine en verboden dingen lief? Schrijven we succes toe aan alles behalve aan God? Misschien geven we ons niet over aan vruchtbaarheidscultussen, maar maakt onze cultuur seks zelf niet tot een God?

Het is onvermijdelijk dat een verworden eredienst God vervangt en relativeert en eindigt met het afstompen van de morele visie (8:17).


Eigen vertaling van de overdenking bij 5 september uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten