donderdag 26 september 2013

En Ik zal een keer brengen in het lot der Egyptenaren (Ez. 29)


2 Samuël 22; Galaten 2; Ezechiël 29; Psalm 78:1-39
In bepaalde opzichten is de profetie tegen Egypte (Ez. 29) verwant aan de profetieën tegen andere volkeren die vermeld worden in dit deel van Ezechiël (hfdst. 25-32). De herhaling van thema’s zou een signaal voor ons moeten zijn van hoe belangrijk God ze acht, bijv. de zondigheid van arrogant zelfvertrouwen en de hoogmoed van onafhankelijkheid (29:3, 9).

Maar daarbovenop zijn hier diverse nieuwe elementen het overdenken waard.

(1) Egypte wordt ervan beschuldigd een ‘rietstaf’ te zijn die niet de steun kon bieden die hij beloofd had. Wanneer mensen probeerden erop te leunen, dan knakte hij en reet hun vlees open (29:6; vgl. Jes. 36:6 = 2 kon. 18:21). Noch individuele personen, noch landen zouden mogen beloven wat ze toch niet kunnen bieden.

(2) Net als Israël (en heel wat andere landen, wat dat betreft), zou Egypte verslagen worden en een aanzienlijk deel van zijn bevolking zou in ballingschap gaan (29:12). Net zoals het de Israëlieten zou toegestaan worden terug te keren tot hun vaderland onder het toegeeflijker beleid van de Perzen, zo zou het ook heel wat andere ballingen toegestaan worden terug te keren naar hun respectievelijke vaderland.

Onder hen zouden vooral ook Egyptenaren zijn (29:13). Dit is het werk van Jahweh: ‘Ik [zal] de Egyptenaren bijeenverzamelen uit de volken, in wier land zij verstrooid zijn’.

(3) Niettemin benadrukt God dat Egypte nooit meer een grootmacht zal zijn (29:14-16). Indien Hij de God is die naties kan laten opkomen en terug kan afzetten, dan heeft Hij alle recht om deze opdrachten te geven.

Sommige oude machten zijn bijna of helemaal verdwenen: de Hittieten, de Assyriërs, de Babyloniërs. De Egyptenaren zijn er nog, maar God zegt dat Hij het zwak zal maken, ‘zodat het zich niet meer boven de volken verheffen kan’ (29:15) – en dan zal het ook nooit meer het vertrouwen kunnen uitmaken van naties als Israël (29:16).

(4) Een van de meest intrigerende redeneringen ‘van achter de schermen’ vinden we in 29:17-20. Nebukadressar van Babylon zal Tyrus overwinnen, maar het zal een harde campagne zijn met slechts weinig winst. Dus zal God Egypte aan Babylon geven, gedeeltelijk om Babylon te betalen voor zijn lange en dure jaren tegen Tyrus.

‘Als vergoeding voor zijn dienst zal Ik hem het land Egypte geven, want zij hebben voor Mij gewerkt, luidt het woord van de Here HERE’ (29:20). We mogen helemaal niet denken dat er ook maar een van de naties handelde uit bewuste gehoorzaamheid aan de Heer (vgl. Jes. 10:5 e.v.!). Maar de Heer blijft niemand iets schuldig, en dit zijn de regelingen die de Almachtige God treft.

Zonder openbaring zouden we natuurlijk geen van deze dingen weten. Maar ze waarschuwen ons tegen het al te luid roepen over wat er in onze tijd gebeurt, wanneer we zo weinig zien van het grote plaatje van wat God zelf aan het doen is.


Eigen vertaling van de overdenking bij 26 september uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten