2 Samuël 15; 2 Korintiërs 8; Ezechiël 22; Psalm 69
Mijn roeping tot de bediening was verbonden met Ezechiël 22:30-31: ‘Ik heb onder hen gezocht naar iemand, die een muur zou kunnen optrekken en voor mijn aangezicht op de bres zou kunnen staan ten behoeve van het land, zodat Ik het niet zou verwoesten, maar Ik heb hem niet gevonden. Daarom heb Ik mijn gramschap over hen uitgestort; met het vuur van mijn verbolgenheid heb Ik hen verteerd; hun wandel heb Ik op hun hoofd doen neerkomen – luidt het woord van de Here HERE.’
We moeten eerst nadenken over dit gedeelte in zijn eigen tekstuele en historische context. Ezechiël 22 veroordeelt de zonden van Jeruzalem, die stad ‘berucht om […] onreinheid en vol van wanorde!’ (22:5). Het gedeelte focust in het bijzonder op de zonden van de leiders – de koningen en vorsten, de priesters, de profeten – en toont de manier waarop hun zonden het volk in zijn geheel schade toegebracht hebben.
In elke cultuur in verval wordt veel van dit verval veroorzaakt door de leiders en predikers die handelen uit eigenbelang of zelfs hebzuchtig zijn, corrupt en mogelijk valsaardig, mensen die veel meer interesse hebben in macht verwerven dan in dienen, mensen die meer aandacht schenken aan de ‘draai’ die ze kunnen geven aan publieke antwoorden dan aan het waarheidsgehalte van hun antwoorden.
Al snel rafelt het volledige weefsel van de cultuur uit. Corruptie wordt gauw getolereerd, en vervolgens verwacht. Cynisme is aan de orde van de dag. Meer en meer mensen doen meer en meer datgene waarmee ze denken weg te komen. Integriteit wordt zodanig zeldzaam dat het nieuwswaardig wordt.
Dit is wat er het oude koninkrijk van David overkwam. Wanneer God zegt dat Hij naar een man zocht om de muur op te bouwen en in de bres te staan voor Hem ten behoeve van het land opdat Hij het niet zou moeten vernietigen (22:30), dan pikt Hij voor een deel de beeldtaal op die al gebruikt wordt in hoofdstuk 13 met betrekking tot de valse profeten (zie de overdenking voor 10 september).
Maar Hij is ook op zoek naar een middelaar, een leider als Mozes die kan voorbede doen voor het volk wanneer het zondigt (Ex. 32-33), een leider die geroepen en toegerust is om gerechtigheid en recht te vestigen.
In Israël, aan het begin van de zesde eeuw, vond Hij er geen. Natuurlijk had God Jeremia in Jeruzalem en Ezechiël onder de ballingen. Maar deze mannen moesten Gods woord verkondigen in tijden van verval. Het was niet hun taak om de muur te herbouwen, of in de bres te staan, om de toorn van God af te wenden.
Oppervlakkig bekeken zou je natuurlijk kunnen zeggen dat Nehemia de muur herbouwde, en dat Ezra terug gerechtigheid bracht. Maar uiteindelijk zou er maar één Middelaar volstaan om in de bres te staan.
En mijn roeping, meer dan drieëndertig jaar geleden? Het was ingewikkeld. Ik verstond dit gedeelte niet al te goed. Maar de Geest van God trof me er hard mee, en ik wist alleen dat ik in de bres wilde staan voor Hem en zijn volk.
Eigen vertaling van de overdenking bij 19 september uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten