dinsdag 17 september 2013

Maar Ik heb gehandeld ter wille van mijn naam (Ez. 20)

2 Samuël 13; 2 Korintiërs 6; Ezechiël 20; Psalmen 66-67
Net als in Ezechiël 8, waar de oudsten van de ballingengemeenschap de profeet gaan raadplegen, doen ze dit ook in Ezechiël 20. Zoals bij die eerdere gelegenheid geeft God Ezechiël ook nu iets om te zeggen aan de oudsten en de gemeenschap die ze vertegenwoordigen.

Een deel van wat Ezechiël doorgeeft is al eerder gezegd. De soevereine Heer is niet al te happig om zich te laten beraden wanneer hij ziet dat hun harten zo ver van Hem verwijderd zijn (20:2-4, 31; vgl. Ez. 13-14).

Er volgt een overzicht van Israëls geschiedenis van rebellie. Maar er zijn twee of drie thema’s in dit hoofdstuk, die ofwel nog niet eerder aan bod kwamen of nog maar weinig werden vermeld.

Het eerste is de zuivere heerlijkheid van God: dit is een van de bekommernissen die God drijft tot de oordelen die al zijn uitgestort en die nog voor de deur staan. Ter wille van zijn naam heeft God aldus gehandeld, ‘om die niet te ontheiligen ten aanschouwen van de volken voor wier ogen Ik hen had uitgeleid’ (20:14; vgl. 20:22).

Dit thema wordt verder ontvouwd in de hoofdstukken 36 en 39. Het is zo fundamenteel in de Schrift dat we gevaar lopen het over het hoofd te zien, juist omdat het zo vertrouwd is. We zijn bijvoorbeeld gewoon geraakt om te denken, wanneer Jezus naar het kruis gaat, aan Gods liefde voor ons door het zenden van een zo verbijsterend geschenk, of aan Jezus’ liefde voor ons dat Hij onze schuld en straf op zich nam in zijn eigen lichaam aan het kruis.

Allemaal waar. Maar de Schrift benadrukt ook dat de verhoging van Christus het gevolg is van de wil van de Vader dat allen de Zoon zouden eren zoals zij ook de Vader eren (Joh. 5:23; vgl. Joh. 12:23).

Wanneer Jezus naar het kruis gaat, handelt Hij deels uit pure liefhebbende gehoorzaamheid aan zijn Vader (vgl. Joh. 14:31; vgl. 15:9-11). Gods geweldige heilsplan is tot lof van zijn heerlijkheid (Ef. 1:3-14). Dit moet ook ons begrip van God vormen – en dus ons gebedsleven en onze prioriteiten.

Dit is ook waarom, in de tweede plaats, God zijn volk niet zal toestaan dat ze zich goed voelen in hun zonde. De wet werd gegeven zodat degene die ze gehoorzaamt ‘daardoor zou leven’ (20:11, 21, 25; vgl. Lev. 18:5) – in deze context betekent dit dat degene die de wet gehoorzaamt voorspoedig zal zijn. Wanneer het volk ongehoorzaam is en wil ‘aan de volken gelijk worden, zweert God dat wat hen in de zin is gekomen, ‘geenszins zal geschieden’ (20:32).

In plaats daarvan zal God over zijn naam waken, hen ‘in de band van het verbond’ brengen (20:37) en zijn grimmigheid uitstorten (20:33) zodat het volk niet zal ‘leven door’ de zondige inzettingen die zij verkiezen: zij zullen niet voorspoedig zijn.

Jaren van lankmoedigheid van Godswege (of het nu gaat om toen of nu) moeten uiteindelijk uitmonden in ofwel transformatie, of in oordeel.


Eigen vertaling van de overdenking bij 17 september uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten