zondag 8 september 2013

En gij zult weten, dat Ik de HERE ben, naar wiens inzettingen gij niet gewandeld hebt (Ez. 11)

2 Samuël 2; 1 Korintiërs 13; Ezechiël 11; Psalm 50
Er zijn twee uiterst symbolische acties in Ezechiël 11, waarvan er één begint in Ezechiël 10 en de andere volledig in het hoofdstuk dat we voor de aandacht hebben:

(1) Alhoewel het moeilijk is om de beweging van de heerlijkheid des Heren helemaal te achterhalen, is het tamelijk duidelijk dat deze heerlijkheid, eens verbonden met de tempel – in het bijzonder met het Heilige der Heiligen en de ark van het verbond waarover de cherubim hun vleugels uitspreidden – de tempel verlaat en boven de mobiele troon zweeft.

Dezelfde mobiele troon als Ezechiël had gezien in Babylon staat nu stil bij de zuidelijke ingang van de tempel. De vier levende wezens, nu geïdentificeerd als cherubs, transporteren de heerlijkheid van de Heer naar de Oostpoort (10:18-19), en dan naar de berg ten oosten van de stad (11:23).

Zo verlaat de tegenwoordigheid van God justitieel de tempel en de stad. Niets staat hun verwoesting nu nog in de weg.

(2) Het beeld van de kookpot (11:3-12) roept het vals gevoel van veiligheid op dat een sterke, ommuurde stad zijn inwoners kon geven. De bewoners van Jeruzalem zagen zichzelf als het goede vlees in de ‘pot’ van de ommuurde stad, goed omgeven en beveiligd. Maar God zelf zal hen uitdrijven (11:7). Deze stad zal helemaal geen ‘pot’ voor hen zijn (11:11).

In werkelijkheid is het zo dat de Jeruzalemmers, die de ballingen geneigd waren te beschouwen als helden omdat ze nog altijd in Jeruzalem waren, buitengewoon arrogant waren. Terwijl de ballingen hun hoop op hen stelden, zagen de Jeruzalemmers de ballingen als afval, als mensen die door God verworpen waren en ver weg van het land en de tempel gebracht waren (11:14-15).

God zegt dat er nu zelfs een machtige ommekeer zal komen. God verspreidde de ballingen inderdaad onder de volkeren. Maar terwijl zij weg waren, is God zelf hun heiligdom geweest (11:16) – wat aantoont dat de tempel niet strikt noodzakelijk is voor God om te kunnen aanwezig zijn onder zijn volk, om hen tot een ‘heiligdom’ of ‘burcht’ te zijn.

Dus terwijl de bewoners van Jeruzalem zullen omgebracht worden (zelfs al verwerpen zij de ballingen als van geen belang), dan zal God een overblijfsel van onder hen bijeenbrengen (11:17). Uiteindelijk zal Hij een nieuw verbond instellen dat hen zal transformeren (11:18-20). Deze thema’s worden later in het boek meer in detail uitgewerkt (bijv. hoofdst. 36).

Het visioen van de hoofdstukken 8-11 eindigt met Ezechiël die teruggebracht wordt naar Babylon, waar hij het volk alles vertelt dat hij gezien en gehoord heeft. De eerste sprankeltjes hoop in dit boek zijn er, maar niet op de verwachte manier. Jeruzalem zal verwoest worden, en Gods plannen voor de toekomst draaien om de ballingen zelf. Hoe vaak in de Schrift bewerkt God zijn uitredding, zijn heil, door de zwakken en de verachten!


Eigen vertaling van de overdenking bij 8 september uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten