zondag 1 september 2013

'Ik geef je rundermest in plaats van menselijke uitwerpselen om je brood op te bakken' (Ez. 4)

1 Samuël 25; 1 Korintiërs 6; Ezechiël 4; Psalmen 40-41
Willen we de redenen begrijpen waarom Ezechiël geroepen werd voor de krachtige parabolische daden die we vinden in Ezechiël 4, dan moeten we onszelf in de plaats stellen van de ballingen. Zoals het volk thuis in Jeruzalem en Juda, konden velen onder hen zich niet voorstellen dat de stad en de tempel van de Grote Koning ooit verwoest konden worden. God zou dit gewoon niet laten gebeuren.

In algemene zin reageren de ballingen in Babylon op dezelfde manier tegenover Ezechiël als de Joden in Jeruzalem reageren tegenover Jeremia: ze geloven hem niet. In feite hebben de ballingen zonder meer stimulansen toegevoegd om hun valse hoop in stand te houden.

Zolang Jeruzalem standhoudt, kunnen ze de hoop voeden dat God hen zal redden en zal terugbrengen naar huis. Als Jeruzalem valt, zal er geen ‘thuis’ meer zijn naar waar ze kunnen terugkeren. Je kunt je voorstellen hoe uitgesproken negatief en zelfs onmogelijk de waarschuwingen van Ezechiël hen in de oren klinken.

Maar Ezechiël deinst niet terug.

(1) Hij begint met het tekenen van een beeld van Jeruzalem op een grote kleitablet – misschien de contouren of een of ander makkelijk te herkennen perspectief, zodat toeschouwers meteen kunnen zien wat hij doet. Rond de stad werpt hij onder meer belegeringswallen op alsof hij oorlogsspelletjes speelt met zelfgemaakt speelgoed.

Iedereen begrijpt dat dit betekent dat Jeruzalem zal belegerd worden. Dan houdt hij een ijzeren bakplaat over het model. Als Gods profeet staat hij voor God, en hij houdt de plaat op die manier alsof hij dreigt ze op de stad te storten en die te vernietigen – daarmee schetst hij het feit dat het God zelf is die de stad bedreigt.

(2) In het volgende gedeelte (4:4-8) brengt Ezechiël elke dag enige tijd door liggend op zijn linkerzijde. (Hij is er niet de hele tijd, natuurlijk, aangezien de volgende verzen tonen dat hij nog andere daden moet stellen).

Als zijn hoofd gericht is naar het model van Jeruzalem dat hij gemaakt heeft, en zijn lichaam ligt op een oost-west as, dan kijkt hij wanneer hij op zijn linkerzijde ligt naar het noorden, naar Israël, de tien stammen die al in gevangenschap zijn gegaan onder de Assyriërs. Hij doet dit elke dag gedurende 390 dagen (langer dan een jaar!). Dan dagen de toeschouwers op een dag op en ze vinden hem op zijn rechterzijde – kijkend naar het zuiden en dus Juda bedreigend met oordeel en rampspoed.

(3) Binnen een belegerde stad in de oude wereld, konden de mensen bij het slinken van de voorraden niet anders dan brood maken uit gedroogde bonen en linzen, vermengd met het kleine beetje bloem dat nog restte. Ze zouden hun onmogelijk kleine porties eten (ongeveer 220 gram ‘brood’) en nippen van hun minieme waterquota, en wegkwijnen. Ze zouden hun voedsel koken op rundermest (zoals in de sloppenwijken van India), omdat er geen hout meer was. Dit alles, voorspelt Ezechiël, omwille van ‘hun ongerechtigheid’ (4:17; NBV: ‘onder de last van hun schuld’).


Eigen vertaling van de overdenking bij 1 september uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten