woensdag 4 februari 2015

'Laat de dag dat ik geboren ben vergaan' (Job 3)


Genesis 37; Markus 7; Job 3; Romeinen 7

Vanaf Job 3 tot het eerste deel van het laatste hoofdstuk van het boek, met een kleine uitzondering aan het begin van hoofdstuk 32, is de tekst geschreven in Hebreeuwse poëzie. Het boek is een reusachtig drama, als een stuk van Shakespeare. Rede volgt op rede, het verloop van het drama wordt voortgedreven door het aanhoudende debat tussen Job en zijn drie ‘vrienden’. Uiteindelijk wordt nog een ander personage geïntroduceerd, en finaal is het God zelf die antwoordt.

De openingsrede is voor Job. De last van zijn uitspraken is niet mis te verstaan: hij wenste dat hij nooit was geboren. Hij is niet bereid God te vervloeken, maar hij is zeker klaar om de dag te vervloeken waarop hij werd geboren (3:1, 3, 8).

Hij wenste dat hij alles in verband met die dag kon uitwissen. Als hij niet kon doodgeboren worden (3:11, 16), waarom was hij dan niet gewoon omgekomen van de honger (3:12)? Impliciet is dit natuurlijk kritiek op God, maar indirect. ‘Waarom geeft God het licht aan hem voor wie de weg verborgen blijft, wie hij de weg verspert?’ (3:23). Wat Job ervaart is wat hij vreesde gedurende zijn jaren van overvloed (3:25). Hij heeft geen vrede, geen kalmte, geen rust, maar alleen onrust (3:26).

Vier overwegingen zullen de eerste toespraak in het juiste perspectief plaatsen:

(1) Dit is de retoriek van een man in diep leed. Zo veel van de dingen waarover wij klagen zijn onbeduidend. Zelfs onze meest ernstige redenen om te klagen zijn meestal slechts een fractie van waar Job mee te maken kreeg.

(2) Vooraleer we Job veroordelen, moeten we daarom aandachtig luisteren, zelfs met vrees. Wanneer we mensen tegenkomen die goede redenen hebben om vreselijk te wanhopen, moeten we hen even wat tijd gunnen. Het zou prachtig geweest zijn als een van de ‘vrienden’ een arm rond Jobs schouder had geslagen en met hem had mee geweend, met de woorden ‘We houden van je, Job. We doen niet alsof we het begrijpen. Maar we houden van je, en we zullen alles doen wat we kunnen voor je’.

(3) Job is duidelijk eerlijk. Hij houdt geen façade op van geveinsde vroomheid zodat niemand zou denken dat hij de groep laat vallen. De man heeft zoveel pijn dat hij wenste dat hij dood was, en hij zegt het ook.

(4) Zowel hier als doorheen het boek merk je dat hoezeer Job ook bereid is om te twisten met God, hij niet bereid is om God af te schrijven. Job is niet de moderne agnost of atheïst die het probleem van het lijden behandelt alsof het intellectueel bewijs levert dat God niet bestaat. Job weet dat God bestaat en hij gelooft dat Hij machtig is en goed. Dit is één reden waarom (zoals we zullen zien) hij zozeer ontredderd is. Jobs kwellingen zijn de kwellingen van een gelovige, niet een skepticus.


Eigen vertaling van de overdenking bij 4 februari uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten